Door Gerrit Bloothooft
Namen zijn populair. Dat zien we aan 15 miljoen pageviews per jaar voor de Nederlandse Voornamenbank van het Meertens Instituut en 9 miljoen voor de familienamen, die nu beheerd worden door het Centraal Bureau voor Genealogie. Daarnaast kunnen veld- ,water-, plaats- en boerderijnamen vertellen over de geschiedenis van onze omgeving, en dat boeit velen. En de populairste zoektermen op Google zijn buiten seks vooral namen van personen, automerken en filmtitels. Het zit dus wel goed met het maatschappelijk belang van de naamkunde. Maar academisch is de basis smal. Een kleine groep onderzoekers draagt het onderzoek vaak in de marge van andere disciplines, zoals de taalwetenschap, letterkunde, landschapskunde, genealogie en de cartografie, zonder thuishaven die het Meertens Instituut (eertijds Instituut voor Volkskunde, Dialectologie en Naamkunde) ooit was. Maar niet getreurd, deze groep is enthousiast en wil haar kennis ook in Neerlandistiek uitdragen. Verwacht van ons daarom hier met regelmaat bijdragen over naamkundige onderwerpen, waarbij we de status van tag graag verbeteren tot een volwaardige categorie. De naamkundigen zijn verenigd in een Google groep NetwerkNaamkunde, met levendige discussies. Wie zich daarbij wil aansluiten meldt dat met een berichtje aan netwerknaamkunde@gmail.com.
DirkJan zegt
Leuk onderwerp voor een breed publiek en ik vroeg me gelijk af waar uw achternaam ‘Bloothooft’ nu vandaan zou komen.
Gerrit Bloothooft zegt
Zo midden in de 17e eeuw was mijn stamvader Claes Dircxs een van de eerste watermolenaars van de polder de Schermer. Zijn buurman was de poldertimmerman en heette ook Claes Dircxs. Een goede reden voor een bijnaam. Blijkbaar was mijn voorvader kaal en werd Bloothooft genoemd (geen Blootshoofd – zonder pet; die familie bestaat overigens ook).
DirkJan zegt
Mooie herkomst, toch ook verrassend.
DirkJan zegt
Zit ik toch nog te denken, hoezo was uw voorvader ‘blijkbaar’ kaal en zou hij de bijnaam ook niet kunnen hebben gekregen omdat hij geen pet of hoed droeg?
Gerrit Bloothooft zegt
Ja, dat is niet uit te sluiten, zoals het WNT zegt bij blootshoofds: koppeling, bestaande uit twee genitiefvormen, die niet altijd zuiver bewaard zijn. In de voorbeelden die gegeven worden valt de laatste s wel eens weg, maar de eerste niet. Dat maakt wat mij betreft bij Bloothooft de interpretatie Kaalhoofd wat waarschijnlijker. Maar bij familienamen weet je het maar nooit.
DirkJan zegt
@Gerrit Bloothoofd
Kom ik er toch nog op terug. Ik had ook bij het lemma in het WNT gekeken, maar daar wordt van kaalheid totaal niet gerept, ook niet in de voorbeelden. De omschrijving is daar:: Met ontdekten hoofde. Dus … 🙂
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M009533
DirkJan zegt
En sterker nog als het om enige speculatie en interpretatie gaat: Iemand die geen pet of hoed draagt heeft misschien juist veel haar!
Klaas Jac. Eigenhuis zegt
Iemand die kaal was, liep vroeger het risico (De) Kale of De Caluwe genoemd te worden. Omgekeerd, wijst nu de naam (let op, niet de bijwoordelijke bepaling, deze ook bijna steeds met de bijwoords-s, blootshoofds, barrevoets, steeds, onverwachts) Blootshoofd nu op een kaal hoofd zonder haar, of op een kaal hoofd zonder pet?
Het eerste lijkt mij het meest logische.Slechts in het uitzonderlijke geval van twee dichtbijeen wonende mensen met exact dezelfde naam zou men kunnen grijpen naar een bijnaam op grond van het toeval dat een van de twee kaal is dan wel incidenteel (namelijk als het zeer warm weer is) zijn klak niet wenst op te zetten. (De andere zou je dan Jan-met-de-(eeuwige)-Pet kunnen noemen 😉
Blootshoofd heeft veel weg van Naaktgeboren. Alleen is deze laatste naam wel altijd spottend bedoeld
Klaas Jac. Eigenhuis
Anton zegt
Er is voor mij geen reden om aan kaalheid te denken. De eerste watermolenaars waren zeer ambitieus en niet onbemiddeld. Tikken aan de pet kwam niet in hen op. Ingezeten zijnde ging deze blootshoofds.
Klaas Jac. Eigenhuis zegt
Dus, Anton, de bijnaam Bloot(s)hoofd(s) geeft mogelijk een standsverschil weer tussen een watermolenaar en een poldertimmerman? De poldertimmerman was minder bemiddeld (dan zijn buurman) en droeg daarom steeds een pet?
Klaas Jac. Eigenhuis
Gerrit Bloothooft zegt
Ik moet toch even corrigeren. Een watermolenaar was arm, hij verdiende 90 gulden per jaar, ongeveer een kwart van wat een timmerman verdiende. Er kon wel bijverdiend worden in perioden dat er niet gemalen hoefde te worden, zoals met sloten baggeren. Er is een petitie uit 1663, ondertekend door alle 33 watermolenaars, waaronder Claes Dircxsz Bloothooft met een handmerk, waarin ze reageren op een loonsverlaging tot 80 gulden per jaar. Ze vragen dat ongedaan te maken, en stellen voor in ruil daarvoor een sociaal fonds in het leven te roepen voor zieke collega’s waarvoor ze ieder een rijksdaalder per jaar willen inleggen. Een zeldzaam vroege vorm van solidariteit. Het gaat niet door, maar er spreekt wel karakter en organisatiegraad uit. Zie Schilstra (1971), Schermerland, p112.
Klaas Jac. Eigenhuis zegt
Aha, al meteen antwoord op iets wat ik me afvroeg : Kan een watermolenaar zijn werk binnenshuis (binnensmolens) af?
Buiten zal een werker, vooral in de wat guurdere tijden van het jaar, toch graag een hoofddeksel dragen. Onder zo’n omstandigheid zal dan weliswaar niet opvallen, dat de man (eventueel) kaal is; dat merken de mensen/buren pas in de kroeg.
Klaas Jac. Eigenhuis