Uit de tijdschriften (9)
Het onderstaande stuk is onderdeel van de nieuwsbrief Neerlandistiek voor de klas. Anders dan andere stukken hier is het primair gericht voor gebruik in de les, door scholieren.
Door Marten van der Meulen
Niet iedereen praat hetzelfde. Mensen spreken totaal verschillende talen, en zelfs als ze dezelfde taal spreken, dan spreken ze vaak nog anders, op basis van waar ze zijn geboren. Tot zover weinig nieuws. Maar er zijn nog veel meer omstandigheden die het taalgebruik van mensen kan beïnvloeden. Macht speelt een rol, en sociale groep, maar ook sociale klasse. Daarvoor is de laatste jaren meer aandacht gekomen. Er zijn onderzoekers die hebben gezegd: als we nou eens kijken naar onze historische bronnen, waar we het grootste deel van onze taaltheorieën op baseren. Door wie zijn die geschreven? Zijn die bronnen representatief voor het taalgebruik van de hele bevolking? Nee, vonden deze onderzoekers, dat zijn ze niet. Er is te weinig aandacht voor de taal van de lagere klassen. Maar ja, die schreven ook minder vroeger. Hoe kom je dus aan bronnen om hun taalgebruik te bestuderen? In het Nederlands is daar een paar jaar geleden een schitterende verzameling bronnen beschikbaar voor gekomen: het Brieven als Buit-corpus.
Kapersbrieven
De naam van deze verzameling zegt eigenlijk alles: het Brieven als Buit-corpus bestaat uit buitgemaakte brieven, specifiek door de Engelsen op de Nederlanders. Die brieven waren aanwezig op schepen, en als die schepen werden gekaapt, dan pikten de kapers niet alleen goederen en kostbaarheden in, maar namen ze ook de brieven mee. Dat buitmaken gebeurde bijvoorbeeld tijdens de verschillende oorlogen die tussen Nederland en Engeland werden uitgevochten. In die tijd kregen Engelse schepen kaperbrieven. Met zo’n brief was je een piraat in dienst van de overheid, en een deel van je buit ging dan ook naar die overheid. En zo kwamen maar liefst 38.000 brieven in een Londens archief terecht.
Het mooie van die briefcollectie is dat een groot deel van de brieven geschreven is door ‘gewone’ mensen: zeelieden en koopmannen die naar huis schreven bijvoorbeeld. Maar ook bevat het archief heel veel brieven van vrouwen die aan hun reizende mannen schreven. Dit soort brieven zijn heel zeldzaam, en dat maakt deze collectie dus heel speciaal. Door de brieven te bestuderen krijgen we inzicht in de levens van gewone burgers. En we krijgen inzicht in hun taalgebruik.
Digitaliseren
Van die enorme collectie zijn ongeveer 1000 brieven gedigitaliseerd. Dat klinkt zo makkelijk, maar achter dat ene woordje ‘gedigitaliseerd’ ligt een enorme berg handenarbeid. Al die brieven waren namelijk geschreven (logisch, want computers waren er niet). Dat ziet er leuk uit, maar om een doorzoekbare database te maken moet je toch digitale tekst hebben. Geschreven tekst omzetten naar digitale tekst, dat kunnen computers niet. Dus werden tientallen vrijwilligers aan het werk gezet om de brieven over te schrijven. Die vrijwilligers moesten getraind worden, en over twijfelgevallen moest natuurlijk gepraat worden. Zo wordt 1000 brieven opeens heel erg veel. En dan hebben we het nog niet eens over de technische kant van het verhaal: het ontwerp van de database, het labellen van de woorden en andere handige trucs. Ook die kosten allemaal tijd. Kortom: het ziet er makkelijk uit, maar het is allemaal knap veel werk. Dat maakt het uiteindelijke product des te bewonderenswaardiger.
Nieuwe inzichten
Op zeker moment was de database af, en kon het onderzoek beginnen. En dat barstte dan ook los: in dit overzicht kunnen we lezen dat er twee proefschriften, een boek en allerlei artikelen over zijn geschreven. Die publicaties barsten van de interessante inzichten, bijvoorbeeld wat betreft taalverandering. Tanja Simons beschrijft in haar proefschrift bijvoorbeeld dat elkander als vervanging van malkander in de 18e eeuw nog helemaal nog niet zo ingeburgerd was als men tot nu vermoedde. Judith Nobels beschrijft in haar dissertatie hoe de overgang van meerledige ontkenning (we hadden in het Nederlands vroeger net zo’n soort ontkenning als in het Frans nu!) naar enkelvoudige ontkenning ging. Eerst was de ontkenning Men en weet het niet niet gebruikelijk, maar in de 17e eeuw veranderde dit. Nobels laat zien hoe dit waarschijnlijk begon in Noord-Holland begon, en hoe mannen en schrijvers in hogere klassen de verandering eerder oppikten.
Ik heb zelf ook tijdens mijn studie onderzoek gedaan in het corpus. Ik keek naar een bepaald type formule die in de brieven voorkwam. Formules, stukjes tekst die in min of meer vaste samenstelling voorkomen, zijn heel kenmerkend voor brieven. Nog steeds kennen we vaste formules als ‘In afwachting van uw antwoord’, ‘Ik hoop snel van u te horen’ en dergelijke. Maar ik keek naar nieuwjaarswensen. Daar zaten er best een paar van in. De mooiste voorbeelden vond ik de volgende:
1. Noe Pietersz aan Pieter Loonis (8 december 1664): “dus wensche ick u lieden altesamen hondert duijsent Goeden Nacht ende een salich nieuw jaer”
2. Benedictus Marius aan Debora Bruijnvis (9 januari 1672): “en wensche UE tot biesluijt een gelucke ende salighe neuwe jaeren dat godt onsen allebijde wild verleenne geluck ende salighijt dat allen dat wij te samen beginen gedijt tot nut omme soo te winen het aerde voer alle onsen allebijde wild verleenne geluck ende salighijt dat allen dat wij te strecke.”
Zelfs dit soort kleine onderzoekjes laat zien hoe leuk en interessant taalhistorisch materiaal is. Zo wensten mensen elkaar dus een gelukkig nieuwjaar in de 17e en 18e eeuw. Misschien komt het nog handig uit de komende feestdagen!
Mogelijke opdrachten
1. Zoek op je eigen achternaam in het Brieven als Buit-Corpus. Kom je iemand tegen? Wat staat er in de brief (brieven)?
2. Ga op zoek naar aanspreekvormen, zoals jij en u. Welke vind je? En wisselen mensen binnen dezelfde brief van aanspreekvorm?
3. Welke onderwerpen worden er besproken in de brieven? Had je die onderwerpen verwacht?
Bronnen
Judith Nobels (2013): (Extra)Ordinary Letters. A view from below on seventeenth-century Dutch. PhD-thesis, Leiden. LOT publications. Zie hier voor de Nederlandse samenvatting.
Tanja Simons (2013): Ongekend 18e-eeuws Nederlands. Taalvariatie in persoonlijke brieven. Proefschrift, Leiden. LOT publications. Online.
Cefas van Rossem zegt
Over de bestudering van authenticiteit van het achttiende-eeuwse Virgin Islands Dutch Creole (oftewel: lijkt de door de zendelingen opgeschreven taal eigenlijk wel op de taal zoals die door de moedertaalsprekers gesproken is) heb ik mijn dissertatie geschreven. Verdediging 20 december aanstaande, Radboud Universiteit Nijmegen. (Taalwetenschap, Promotiebeurs voor Leraren, NWO)
Cefas van Rossem zegt
Kijk ook eens op http://gekaaptebrieven.nl/ en misschien kun je opdrachten ook gebruiken om via Delpher oude krantenberichten te verkennen. Leuk idee, Marten!