De taal van Ilja Leonard Pfeijffer (39)
Door Marc van Oostendorp
“Ik zou je adviseren”, schreef Ilja Leonard Pfeijffer over het light verse in Hoe word ik een beroemd schrijver, “om je verre te houden van dit genre, misschien afgezien van een verjaardagskaart voor je schoonmoeder of het gastenboek van het huwelijk van je ex.” De plezierdichter was “zoals een goochelaar of een jongleur met taal, die vermaakt en verbluft met een best wel moeilijk trucje”.
En dat zegt de dichter die regels schrijft als:
Exquis verwen ik zelf je body pangrammatisch
Een pangram is een zin waarin iedere lettervan het alfabet minstens één keer voorkomt. In de rest van de Idylle waarin dit staat komt overigens iedere letter minstens nóg een keer voor. Het heeft ook een soort iconische functie: de schrijver heeft alle letters van zijn toetsenbord nodig om de body van de geliefde ook maar enigszins recht te doen. Je zou kunnen zeggen dat het daarom niet alleen maar ‘een best wel moeilijk trucje’ is, maar een trucje met een functie.
Ingenieus
In het zelfde gedicht wordt door de dichter die geen light verse wil schrijven ook gul verwezen naar het uur U van Martinus Nijhoff, wordt het volrijm bezongen in volrijm en disticha in disticha.
En dat zegt een dichter die zelf een haiku (‘vlinder in de trein / mijn god dacht ik als daar maar / geen haiku van komt”), tal van sonnetten, een rondeel en wie weet wat voor andere vormen meer. Een dichter die trots (maar onterecht) claimde de eerste Nederlandse sonnettenkrans te hebben geschreven, een in de vorm op ingenieuze wijze samenhangende reeks van veertien sonnetten. Een dichter die een Idylle schrijft (nummer 49) die je ofwel als rijmende alexandrijnen kunt lezen, zoals ze zijn uitgeschreven:
Het dunne lied dat ik nu zing, is van een kind
dat slapvoets ging met kleine twijgen in de wind
die niemand op een schatkaart vindt. Ik zing het lied
met tegenzin. Op gronden mist het kil verdriet.
Het missen zucht in het begin. Verstop je hoofd
dat niemand ziet. (…)
Ofwel in rijmende regels van vier jamben:
Het dunne lied dat ik nu zing
is van een kind dat stapvoets ging
met kleine twijgen in de wind
die niemand op een schatkaart vindt.
Ik zing het lied met tegenzin.
Op gronden mist het kil verdriet.
Het missen zucht in het begin.
Verstop je hoofd dat niemand ziet.
Schrijf zoiets maar eens in het gastenboek op het huwelijk van je ex!
Jos Houtsma zegt
Like!