De taal van Ilja Leonard Pfeijffer (41)
Door Marc van Oostendorp
In zijn proza is Ilja Leonard Pfeijffer een artistieke Suske: weliswaar omgeven door allerlei figuren (Wiske, ’tante Sidonia’) met wie hij in een onduidelijke relatie staat, maar klaarblijkelijk zonder gezin. Wie de autobiografische passages van Pfeijffers oeuvre leest leest, kan wel vagelijk de contouren ontdekken van het Rijswijkse Brinta-gezin – vader, moeder, jongen, meisje – waaruit de schrijver voortkomt, maar erg precies worden zij nooit. Bovendien laten de personages, als ze een knip voor de neus waard zijn, geregeld merken dat ze geen belangstelling hebben voor het stichten van een eigen gezin.
Dat geldt alles ook voor de poëzie, die aan Jan en alleman gericht kan zijn –geliefden, vrienden, vijanden, onbekenden – maar nooit aan een familielid.
Des te opvallender is dat de relatie tussen ouder en kind in al het toneelwerk een prominente plaats inneemt. Alle grote toneelstukken (De eeuw van mijn dochter, Malpensa, Blauwdruk voor een nog beter leven, De advocaat, het zaterdag gepremièreerde Achter het huis) draaien op de een of andere manier om die relatie.
In het begin kent die relatie nog allerlei obstakels. In de loop van die vijf stukken wordt de relatie steeds reëler, en raakt bovendien vervuld van één gevoel: dat van tekort schieten.
In De eeuw van mijn dochter heet de vader van de titeldochter Jan-Pieter Balkenende en is dood.In Malpensa is min of meer het omgekeerd het geval: de ‘vader’ blijkt zijn toekomstige dochter verzonnen te hebben, en haar moeder erbij. Hij verontschuldigt zich daar ook voor tegenover die dochter: dat ze een echte vader zou hebben verdiend, maar veel verder dan dat gaat zijn gevoelsleven niet. In Blauwdruk komt dan voor het eerst een echte ouder ten tonele, met twee echte zoons: moeder Mathilde. In De advocaat kent dan weer alleen een vader (‘Sr.’) en (het binnenkort in première gaande) Achter het huis uiteindelijk een vader én een moeder. In beide gevallen hebben die ouders twee kinderen: Mordechai en Bram in De advocaat en Margot en Anne in Achter het huis.
Grootse advocaten
In die laatste drie stukken neemt de relatie steeds duidelijker vormen aan. Competitie tussen de twee kinderen speelt daarin een belangrijke rol. Moeder Mathilde staat tussen haar twee kinderen, de kunstenaar en de succesvolle zakenman, in. Haar schoondochter verwijt haar op zeker moment:
Mamma is naar New York gevlogen om het kleine, naïeve kunstenaarshoertje (…) op een ouderwets groezelig dienblaadje terug te brengen naar de authentiek onaangepaste armoedzaaier die haar al eerder doodongelukkig heeft gemaakt en die zich er niet eens op laat voorstaan dat hij uw zoon is. Ernst is mijn man. Ook hij is uw zoon. Maar u veracht hem omdat hij zich zonder uw hulp heeft opgewerkt tot een positie waarin hij u niet meer nodig heeft. En die ander, ja, die is uw lievelingszoon, omdat hij is gaan doen wat u altijd had willen doen en daarmee nog onsuccesvoller is geworden dan u ooit had kunnen dromen.
Een belangrijke functie van ouders in het toneelwerk van Pfeijffer is dat ze allerlei verwachtingen hebben van hun kinderen; dat ze hun eigen ambities (al zijn dat maar ambities van mislukking) op hun kinderen projecteren. En dat ze die kinderen vervolgens tegenover elkaar uitspelen. Dat gebeurt ook in De advocaat (zoals bekend losjes gebaseerd op de familie Moszkowicz, die in dit geval echter slechts twee zonen heeft), waarin Sr. tot zijn dood beide broers gevangen houdt met zijn verwachting dat zij grootse advocaten worden.
Kletteren
Het gebeurt ook in Achter het huis, wat mij betreft het voorlopige hoogtepunt in het toneelwerk van Pfeijffer (ga dat zien, mensen)! Dat stuk is gebaseerd op Het achterhuis van Anne Frank, en ook in dat oorspronkelijke boek zit natuurlijk al het streven van Anne om door haar vader erkend te worden, en de competitie met Margot. Die aspecten worden in de toneelversie uitgelicht – Pfeijffer heeft een aantal zaken toegevoegd die de jonge Anne nooit had kunnen weten maar die de spanningen in de familie alleen maar verhogen. Bovenal werkt hij een aantal karakters beter uit zodat er dingen in het Achterhuis gebeuren die Anne als meisje niet kon zien maar die duidelijk maken hoe ook een van de ideaalste, meest beschermende vaders uit de Nederlandse literatuur feitelijk ernstig tekort geschoten is ten opzichte van zijn kinderen.
Want dat is feitelijk wat er aan de hand is in deze stukken. Terwijl de kinderen zich schuldig voelen ten opzichte van hun ouders, zijn het ten lange leste de laatsten die telkens echt tekort schieten. Zij zouden op het toneel de regie moeten voeren, maar laten deze uiteindelijk uit hun handen kletteren. Uiteindelijk staan die kinderen er dus toch alleen voor: ze hadden misschien zelfs beter helemaal geen ouders kunnen hebben.
Anders dan ander werk van Pfeijffer gaan de toneelstukken steeds over gezinnen. Maar reclame voor het familieleven zijn ze niet.
Laat een reactie achter