Mens van goede wil, schatbewaarder van de Nederlandse taal
Door Georges de Schutter en Frans Hinskens
Johan Taeldeman werd geboren in het kerkdorpje Kleit, aan de oostelijke kant van de provinciegrens tussen West- en Oost-Vlaanderen. Zijn vader was arbeider in een plaatselijk bedrijf, zijn moeder huisvrouw zoals het in die tijd betaamde. Hij had een broer en een zuster.
Zijn vader was actief voor het Algemeen Christelijk Vakverbond, een Belgische christelijke vakvereniging, maar Johan heeft de keuze voor de katholieke zuil al heel vroeg verworpen, en heeft het engagement van zijn vader vertaald naar wat hij als het enige deugdelijke alternatief zag. Johan Taeldeman is zijn hele leven socialist geweest. Die overtuiging heeft hij ook aan zijn drie kinderen doorgegeven en de grootste genoegdoening van zijn laatste, moeilijke jaren was de benoeming van zijn jongste, de sociaaldemocraat Sven Taeldeman, als schepen (wethouder) van o.a. milieuzaken in Gent. Groot was Johan Taeldemans engagement voor de cultuur van de volksmens van het Oost-Vlaamse platteland en voor zijn taal. Johan is verrassend vroeg uit zijn geboortedorp weggegaan: op z’n twaalfde werd hij op internaat gestuurd naar Eeklo. Dat was wel nog het Meetjesland waar ook Kleit toe behoort, maar als half stedelijk centrum was het anders en veel minder intiem dan Kleit. En daarna kwam de Gentse periode, eerst nog wat halfslachtig, toen hij in zijn studieperiode buiten de lessen weer thuis verbleef, daarna helemaal. Johan heeft daarna in Landegem verbleven, kort in Gent zelf, in Landskouter en uiteindelijk in Balegem. Wie Oost-Vlaanderen kent, ziet een lijn van het noordwesten naar het centrale zuiden, steeds verder van zijn geboortedorp vandaan. Johan Taeldeman heeft dus niet lang in Kleit gewoond; maar de relatie tussen hem en zijn geboorteplaats is er niet minder hecht door, want Kleit en zijn bewoners en niet te vergeten zijn taal hadden bezit genomen van zijn geest. Zij waren in Johan Taeldeman gaan wonen, en ze zijn daar tot zijn dood gebleven.
Johan Taeldeman kennen was een belevenis. Zoals iedereen had hij minder plezierige kanten, maar hij was ook een mens van goede wil. De diverse generaties studenten die hij gedurende 37 jaar heeft begeleid, eerst als wetenschappelijk medewerker (assistent heette dat toen), daarna als docent en hoogleraar, zijn eensgezind: hij was een toegewijd leraar. En veel meer dan dat: hij had de gave om geestdrift over te brengen. Voor een vak als taalkunde, en daarbinnen nog eens met een grote nadruk op klankleer, is dat een bijna bovenmenselijke prestatie. Hij liet onmiddellijk alles vallen als een student hem om een inlichting kwam vragen.
Johan Taeldeman wist dus studenten enthousiast te maken voor de dialectstudie: voor fonologische en morfologische aspecten daarvan, maar daarnaast ook voor het lexicon en voor syntactische problemen. In het Nederlandse taalgebied heeft hij al in de zeventiger jaren pionierswerk verricht door het inbedden van de fonologische theorie (die hij tot in de puntjes beheerste) in dialect-geografisch onderzoek. Deze benadering kende aan het begin van de 21e eeuw een internationale bloeitijd onder de vlag ‘micro-variatie’.
Johan wist ook collega’s warm te maken voor de moderne taalkunde en ging hij zelf al even enthousiast in op voorstellen tot samenwerking in projecten die door anderen aangedragen werden. Met Johan Taeldeman in een project stappen was altijd verrijkend en niet alleen vanwege zijn enorme vakkennis. Johan verstond de kunst, het werk in te bedden in een plezierige atmosfeer; samenwerken met hem was haast altijd plezierig. Hij was bovendien een zeer betrouwbare collega. Zo heeft hij ook veel vrienden gemaakt. Het is onbegonnen werk om op alle samenwerkingsverbanden in te gaan. Enkele illustratieve voorbeelden. De redactie van het tijdschrift Taal en Tongval heeft vanaf 1987 met jaarlijkse regelmaat een colloquium over taalvariatie georganiseerd; meestal had dat plaats in de Vergaderzaal van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent. Als lid van de redactie bepaalde Johan Taeldeman mee de thema’s van die colloquia; het ging er soms pittig aan toe in die redactievergaderingen, want hij zag niet graag dat een voorstel van hemzelf het niet haalde. De lezingen van die colloquia werden telkens gepubliceerd in een speciale aflevering van het tijdschrift, tezamen met een aantal artikelen die als illustraties van het thema gekozen waren. Al die bijdragen werden aangebracht en gereviewd door een speciale redactie. In de periode tussen 1987 en 2009 zijn zo 22 themanummers verschenen, en aan niet minder dan 7 daarvan heeft Johan Taeldeman zijn naam en zijn werkkracht geleend (waaronder één over ‘Dialectverlies en regiolectvorming’, dat hij samen met Cor Hoppenbrouwers en de tweede auteur van deze bijdrage redigeerde). Geen enkel redactielid heeft hem dat nagedaan.
Ook buiten het Nederlandse taalgebied liet hij van zich horen. Midden jaren ’90 wist de tweede auteur van deze bijdrage Johan te overtuigen, de representant van België te worden in het door de European Science Foundation gefinancierde Europese onderzoeksnetwerk dat Peter Auer en Frans Hinskens hadden opgericht. In 2000 verscheen er in dat kader een themanummer van het International Journal of the Sociology of Language dat Johan Taeldeman, Jeffrey Kallen (Trinity College, Dublin) en Frans Hinskens samen geredigeerd hadden.
De eerste grote onderneming waarin Johan Taeldeman een zeer bepalende rol heeft gespeeld, is het Project-Goeman-Taeldeman. De onderneming, die in de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw zwaar gesteund werd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, zou uiteindelijk leiden tot een majestueuze materiaalverzameling die het hele Nederlandse taalgebied in Nederland, België en Frankrijk is gaan omvatten, en die later, op initiatief van de Fryske Akademy, ook voor het Fries is aangevuld. De verzameling is uiteindelijk ook mede Johans naam gaan dragen: het Materiaal-Goeman-Taeldeman-Van Reenen. Een detail dat uiteindelijk geen detail gebleven is: de enquête was oorspronkelijk geconcipieerd om morfologische eigenschappen van de Nederlandse dialecten te documenteren. Maar Johan Taeldeman is erin geslaagd dat concept uit te breiden naar de fonologie. Het resultaat van die uitbreiding is de imposante, driedelige Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten, die hij samen met Jan Goossens geredigeerd heeft. Dat was een veel omvattend, meerjarig project, ook weer zwaar gesubsidieerd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek.
Het derde grote samenwerkingsproject is dat met de tweede auteur van deze bijdrage, tussen 2007 en 2013: de redactie van het omvangrijke handboek Language and Space: Dutch. Het boek telt 960 pagina’s, verdeeld over 47 hoofdstukken, waarvan 8 van de hand van Johan Taeldeman en/of Hinskens zelf (soms in samenwerking met een andere auteur). Bij de onderneming waren meer dan 40 auteurs van over de hele wereld betrokken. Als auteur van twee van de veertig hoofdstukken, was de eerste auteur van deze bijdrage van het begin af aan getuige. Uiteindelijk is hij ook nog bij een derde betrokken geraakt. De Werdegang van dit hoofdstuk biedt opnieuw de gelegenheid om in te gaan op de karakterisering van Johan Taeldeman als een mens van goede wil die de gave had om mensen in een project mee te nemen. Tegen het einde van de onderneming moesten de redacteuren vaststellen dat één van de 47 hoofdstukken, nog steeds geen invulling had gekregen: het hoofdstuk namelijk over grammaticale eigenschappen van de Limburgse dialecten. De redacteuren hadden te kampen met opeenvolgende kandidaat-auteurs die enerzijds niet wensten af te haken, maar anderzijds na maanden en uiteindelijk jaren, zelfs geen concept aanleverden. Vooral bij Johan Taeldeman groeide de wanhoop; in de eindfase van het werk kwam hij erop terug bij elk bezoekje aan of van de eerste auteur van dit in memoriam, die het uiteindelijk op zich nam om dat hoofdstuk te schrijven (samen met co-auteur Ben Hermans, een moedertaalspreker van een Limburgs dialect en erg beslagen in morfologische aspecten van de grammatica). Ook voor zijn niet aflatende inzet voor het vakgebied verdient Johan Taeldeman bewondering. Het toont ook een heel ander beeld dan dat van de olifant in de porseleinkast. Dat was hij ook, bij gelegenheid. Johan Taeldeman was een mens van goede wil, maar met een handicap. Hij had het soms moeilijk om over zijn eigen schaduw heen te stappen. Dat heeft wel eens tot conflicten geleid. Maar alle conflicten zijn weggeëbd, of weggedeemsterd. Johan had ook de gave om te laten bezinken
Eind 2013 werd Language and Space: Dutch ten doop gehouden in Amsterdam en Gent. Het waren tropenjaren geweest, maar de samenwerking tussen de beide redacteurs was volmaakt, mede dankzij het feit dat Johans vrouw, Lieve, die hem in alle opzichten trouw terzijde stond, aan Vlaamse kant de e-mail en ander computerwerk verzorgde. Voor de redactie van het boek is Johan mentaal diep gegaan; zijn gezondheid begon ook achteruit te gaan, vooral onmiddellijk na afsluiting van het project. Maar Johans wetenschappelijke nieuwsgierigheid taande niet. Vooral de dialecten van Oost-Vlaanderen bleven zijn volle belangstelling genieten, al werd die nu gericht op een domein dat hij tijdens zijn actieve wetenschapsleven nooit intensief betreden heeft: de lexicografie. Hij is de mentor geworden van een publicatie waarin de woordenschat van alle deelgemeenten van Oosterzele opgetekend staat, waaronder dus ook die van Landskouter en zijn laatste woonplaats Balegem. De kinderen Taeldeman hebben kenbaar gemaakt dat zij het plan willen sponsoren; dat zou beslist een mooi eerbetoon aan hun vader zijn. En vrij recent is hij zich opnieuw gaan toeleggen op het systematische onderzoek van het dialect van zijn geboorteplaats Kleit.
Johan Taeldeman is in 1995 lid geworden van de KANTL. Net als bij de meeste leden zijn de eerste jaren vrijwel ongemerkt voorbij gegaan, zonder prominente uitspraken of opmerkelijke acties. Wel was het van het begin af duidelijk dat hij zich van het duffe orgaan dat de KANTL toen geworden was wilde distantiëren. Hij was niet de enige: samen met Karel Porteman en de eerste auteur van deze bijdrage is hij met een subversieve actie begonnen die er uiteindelijk toe geleid heeft dat een nieuwe dynamiek in het genootschap gevaren is. Die dynamiek heeft uiteindelijk vooral geleid tot de oprichting van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, dat zijn initiële beloftes door de systematische afbouw van de werkingsmiddelen niet heeft kunnen waarmaken.
Ook internationaal was Johan Taeldeman actief in wetenschappelijke gremia; zo was hij jarenlang lid van de Wetenschapscommissie die extern het onderzoeksbeleid bewaakte aan het Meertens Instituut.
Tot Johan Taeldemans laatste onderzoeksprojecten behoort zijn studie over de Zuid-Vlaamse /i/ waar alle andere Nederlandse dialecten sjwa hebben. Het is zijn laatste wetenschappelijke publicatie geworden.
Honderden mensen waren op woensdag 8 november 2017 aanwezig bij het afscheid van een academicus die zijn hele carrière door als ‘schatbewaarder van de Nederlandse taal’ gewerkt heeft, en van een mens die naar waarheid de woorden van Pablo Neruda tot de zijne kon maken: ‘Ik beken, ik heb geleefd’.
Laat een reactie achter