Door Marc van Oostendorp
Er is in Nederland één taalminderheid die grote behoefte heeft aan erkenning, één groep van ongeveer 60.000 mensen die een mooie en expressieve taal hebben, een taal van eigen bodem, een taal die nauwelijks te vergelijken is met het Nederlands, een taal die onze steun verdient, die de overheid voor een betrekkelijk klein bedrag zou kunnen verlenen. De Nederlandse Gebarentaal.
Al twintig jaar geleden, in 1997, heeft een commissie een rapport opgesteld waarom die erkenning er zou moeten komen. Sindsdien is er maar weinig gebeurd. Een tijdje werd als excuus gebruikt dat de taal eerst maar eens moest standaardiseren (er zijn kleine dialectverschillen tussen de taal op de verschillende doveninstituten, maar het bestaan van dergelijke verschillen heeft de overheid er bijvoorbeeld niet van weerhouden om het Nedersaksisch of het Limburgs te erkennen). Toen die standaardisering rond was gebeurde er alsnog niets.
Eigen zinsbouw
Ook is een tijdje verteld dat de erkenning ‘niet kon’ volgens het Europees Handvest voor Regionale Talen voor Talen van Minderheden – terwijl ieder land nadrukkelijk zelf mag bepalen welke taal wel of niet onder het verdrag valt. Of dat erkenning ‘niet nodig’ was, omdat er ook zonder die erkenning al van alles geregeld kon worden. Alsof het wel ‘nodig’ is een Nederlandse vlag in de Kamer te hangen. En alsof je al die maatregelen die nu toevallig genomen niet ook wat beter kon verankeren.
De Nederlandse Gebarentaal is een volwaardige taal. De gebruikers kunnen zich er volledig in uitdrukken, over ieder denkbaar onderwerp. De taal heeft natuurlijk wel een aantal woorden op de een of andere manier aan het Nederlands ontleend, maar heeft toch vooral veel eigen woorden, een eigen zinsbouw, een eigen manier om de wereld weer te geven.
Regeringspartner
Doven zijn trots op die taal, maar zien hem niet vaak erkend. Ook ik kom nog wel eens gestudeerde mensen tegen die denken dat de taal op de een of andere manier gebrekkig is, of een onhandige manier om het Nederlands weer te geven. Dit alles is niet waar. Niet alleen de dovengemeenschap, maar ook de Nederlandse samenleving kan trots zijn op deze taal die hier tegen de verdrukking in – tot een jaar of veertig geleden was hij vaak nog verboden op doveninstellingen – is gegroeid en die alleen al om die reden een bewijs is van het menselijk verlangen om gedachten uit te wisselen met andere mensen.
Dat die taal nog steeds niet erkend is, is onnoemelijk treurig. Gelukkig ligt er sinds een jaar een wetsontwerp en gelukkig is met name regeringspartner ChristenUnie de gebarentaal gunstig gezind. Maar de parlementariërs mogen ook best weten dat er burgers zijn die vinden dat ze deze zaak nu eens serieus zouden kunnen nemen.
Daarom heb ik deze week deze petitie getekend.
Laat een reactie achter