Door Mathijs Kamphoff
Redactionele notitie [Aart G. Broek] / Op zaterdag 15 juli 2017 namen familie, vrienden, collega’s en lezers afscheid van Maria Hendrika Jozina (Miep) Diekmann (26 januari 1925 – 9 juli 2017) in het crematorium Haagse Duinen. Bij die gelegenheid sprak haar oudste zoon Matthijs een opmerkelijke rede uit. Pijnlijk genoeg moest de familie op 15 december 2017 afscheid nemen van Matthijs (11 februari 1949 – 10 december 2017).
Als een goede zoon van mijn moeder, kan ik het niet nalaten om zo af en toe iets schokkends in de groep te gooien. Miep kon dat uitstekend – ze had het gecultiveerd – maar het zat ook in haar genen. En dus ben ik al een leven lang bezig om de kracht van dat ene gen een beetje te leren temperen. Maar soms moet het er toch even uit. Zou je mij bijvoorbeeld vragen of ik vandaag verdrietig ben, dan zou ik antwoorden: ‘Nee, ik ben niet verdrietig! ’ Wel heel emotioneel, maar ‘verdriet’ is niet het goede woord daarvoor. En, nóg schokkender: misschien voel ik, ergens diep in mijn hart, wel iets van blijheid.
Ja, blijheid – want de wereld waarheen Mieps geest nu is vertrokken, is een wereld waar zij bevrijd zal zijn. Bevrijd, niet alleen van het versleten en geschonden lichaam waarin zij de laatste maanden van dit leven doorbracht. Maar bevrijd ook van haar zelfgekozen noodzaak om ‘Miep Diekmann’ te zijn.
Miep Diekmann was, een tijdlang, vrij bekend. In haar werk als schrijfster realiseerde zij dingen die de aandacht trokken. Zij ontving prijzen en werd veel geprezen, maar voor al dat ‘geprijs’ werd ook een prijs betaald. Niet alleen door haar naasten en dierbaren, maar – op de keper beschouwd – ook door haarzelf. Zo ontwikkelde Miep, helaas, de bijzondere eigenschap dat zij altijd gelijk had. Dat waren anderen natuurlijk niet altijd met haar eens, maar dat maakte voor haar niet uit. In dezelfde lijn bleek het voor haar ook heel moeilijk om ‘sorry’ te zeggen. Dat had ik soms best wel even van haar willen horen, maar in mijn aanwezigheid kreeg zij dat woord nooit over haar lippen – tot voor kort.
Een andere bijwerking van het prijsgebeuren was dat Miep zich graag omringd zag door anderen die óók geweldig waren. Met het gevolg dat je als gewoon doorsneemens bij haar ofwel op een voetstuk werd gezet – een véél te hoog voetstuk – ofwel stilletjes in de vergetelheid verdween.
Mieps wereld was sowieso een wereld van tweedelingen: het was zwart of het was wit en daar zat niets tussenin. Zij was ook voortdurend in strijd met deze of gene en daardoor was haar wereld altijd verdeeld in vijanden en bondgenoten. Naar buiten toe gaf dat al een hoop gedoe, maar in de kring van haar naasten waren de gevolgen pijnlijk en bedroevend. Miep was wispelturig in haar allianties en je wist nooit zeker of je nu vriend of vijand was: met één verkeerd woord kon je voor maanden of jaren uit de gratie zijn. De steeds weer wisselende scheidslijnen die zij trok, hebben – jammer genoeg – in de kring van haar verwanten en dierbaren bittere sporen nagelaten.
Ikzelf heb het altijd heel bedroevend gevonden dat Miep nooit toekwam aan de bevrijdende ontdekking dat je geen vijanden nodig hebt en dat je van iederéén kunt houden. De kracht van haar strijdbaarheid was te groot. Door die kracht kon Miep weliswaar veel bijzonders realiseren, maar kwamen wij soms toch ‘een mens tekort’.
Gelukkig zijn er ook veel goede en gedenkwaardige herinneringen. Zo herinner ik mij Miep, ergens in de jaren ’70, als mijn reisleidster in Tsjechië, achter het IJzeren Gordijn. Wandelingen door het magnifieke Praag, toen nog nauwelijks toeristisch. De bruggen over de Moldau. Bezoeken aan kunstenaars die zij daar kende. De cafés en restaurants waar steevast bij de ingang een boekhoudkundig ogend persoon de administratie bijhield van verdachte kunstenaars en intellectuelen die elkaar daar troffen. Voor mij, als idealistisch jongmens met romantische socialistische ideeën, een indrukwekkende confrontatie met de toenmalige praktijk van het communisme.
Ik herinner mij Miep, een paar jaar daarvoor, in mijn jongste studiejaren, als vakantieoppas voor mijn eerste huisdier: een poes die ik ‘Eucalypta’ had genoemd (ik was gek op de verhalen van Paulus de Boskabouter; ik heb altijd iets met Paulus gehad en dan kom je vanzelf uit bij zijn trouwe tegenspeelster: de heks Eucalypta). Mijn Eucalypta dus, als poes, logeert in een zomervakantie bij Miep, op Scheveningen en wordt natuurlijk grootmoederlijk verwend. Naderhand vertelt Miep mij van haar avontuur bij een plaatselijke viswinkel, waar zij vraagt naar een blikje zalm. Zegt de visboer: ‘Welke wilt u? Deze, van één gulden, of die: twee vijftig?’ Zegt zij, tot groot vermaak van de visboer en alle klanten om haar heen: ‘Nee, doe die eerste maar. Het is voor de poes.’
Ik herinner mij Miep vóór die tijd, in haar huis in het christelijke Dordrecht, waar zij het zo’n tien jaar uithield met een getalenteerde charmeur en rokkenjager. De zoete inval daar, van talloze kunstenaars en leeglopers, die steevast vlak voor etenstijd kwamen afzakken en zich op haar kosten volzogen met dure soorten alcohol. Terwijl zijzelf dan urenlang in de keuken stond en haar ergernis verbeet.
Dan de tijd daarvoor, waarin Miep nog niet ‘gesetteld’ was. Gescheiden van mijn vader en weer ongebonden. Van kamer naar kamer trekkend in Den Haag. De volgorde weet ik niet meer zo, maar mijn broertje en ik kwamen bij haar op bezoek aan de Zwarteweg, de Weissenbruchstraat en de Waalsdorperweg. Ik herinner mij haar passerende vriendjes, waarvan zij er één zo gek kreeg om ons geregeld op zaterdagochtend met zijn auto in Utrecht op te halen, terwijl zij in bed bleef en nog in haar nachtgoed rondliep als wij arriveerden. Ja, in dat soort dingen was Miep een kei. Als je wou leren hoe je anderen voor je karretje spant, kon je gerust bij haar in de leer gaan.
Maar de herinnering aan die tijd is vol melancholie. De sfeer van haar vrije leven. Haar creatief ingerichte kamers. De rieten matten waarmee hier en daar een hoek was afgeschermd. De geur van dat riet, gemengd met haar parfum. Muziek van de Caraïben, chansons van de vrijbuiter Georges Brassens. De aanstekelijkheid van haar ongetemde levenslust.
Ik herinner mij ook, nog verder in de tijd terug, het bizarre moment waarop ik hoorde dat Miep ging scheiden van mijn vader. [Mijn broertje] Jeroen en ik waren een tijdje geparkeerd bij onze grootmoeder in Nunspeet. Toen haalde mijn vader ons weer op, met de trein, en ging met ons apart zitten, ergens in zo’n halletje bij de deuren, buiten het bereik van meeluisterende anderen. Het verhaal was simpel: ‘Mama komt niet terug’. Ik weet nog goed hoe ik als verdoofd was en totaal niet reageerde, alsof ik het eigenlijk altijd al geweten had.
Hoe ver kun je teruggaan met herinneren? Tot je derde jaar? Je tweede? Je eerste? Of nog verder terug? De geleerden zijn het er niet over eens, maar hoe dan ook: ik kan mij wat flarden herinneren van mijn geboorte bij Miep. Hoe ik naar buiten kwam, onstuimig en vol verlangen. Hoe ik haar zag liggen, uitgeput en in zichzelf gekeerd. En ik wist dat zij niet al te lang zou blijven. Maar dat gaf niet, want ik wist ook dat dat zo, voor dit leven, was afgesproken. En ik voelde me heel welkom in de armen van mijn stralend-blije, trotse jonge vader.
Tja, dat is nu ruim 68 jaar geleden. En ik ben dus eigenlijk in dit hele gezelschap hier de enige die Miep niet alleen zó lang heeft gekend, maar ook – om zo te zeggen – van binnen én van buiten. Ook voor Miep zelf was dit iets wat zij in haar laatste dagen overdacht. Liggend in het bed waarin zij sterven zou, met nauwelijks nog de kracht om te spreken, fluisterend: ‘Zó zijn we samen begonnen. Jij bij mij geboren. En nu jij bij mijn einde.’
Het was bijzonder dat ze dat zei en voor mij ook heel betekenisvol. Want inderdaad kwam hiermee een cirkel rond. Zij was niet meer ‘Miep Diekmann’, maar gewoon mijn moeder. Een eenvoudige, naamloze vrouw, in verbinding met haar eerste kind. Bij die bevalling jong; nu oud, worstelend met haar pijnen en verlangend naar het einde.
Maar in haar toegroeien naar dit einde heb ik een wonder mogen aanschouwen, want deze simpele, anonieme oude vrouw bereikte wat Miep Diekmann nog nooit voor elkaar gekregen had. Zij begon haar wil om alles onder controle te houden en te regisseren, los te laten. Zij begon haar afweersystemen te ontmantelen en gaf zich steeds meer over aan de liefdevolle zorg van mensen om haar heen.
Met deze overgave schonk zij zichzelf precies die ene, onmisbare ervaring die nog aan haar leven moest worden toegevoegd. Hiermee bereikte zij de voltooiing en kon zij uiteindelijk, in alle rust, dit leven loslaten.
Het schrijversprentboek over Miep Diekmann, Ogen in je achterhoofd (Den Haag, 1998), is digitaal beschikbaar op de DBNL. Over de inspanningen om tot een biografie van Diekmann te komen, zie mijn ‘Werken aan een biografie van Miep Diekmann: de kenau van de jeugd- en kinderliteratuur’(Literatuur Zonder Leeftijd, 2013).
Mari zegt
Heel raak en gevoelig.
Om lang over na te denken. Steeds weer. Mari.
Katja zegt
Beste Aart, de speech van Matthijs was op 15 juli al zeer ongepast en ontzettend pijnlijk voor de familie en vrienden van Miep die wel van haar hielden en die wel geaccepteerd hadden dat het leven van een kunstenaar voor de familieleden ingewikkeld kan zijn.
Wij (kleindochters Miep) vinden het dan ook zeer ongepast dat jij dit ‘gram halen’ van Matthijs nu publiek hebt gemaakt.
Wij zouden je willen verzoeken om dit natrappen van Matthijs naar Miep niet voor de hele wereld beschikbaar op internet te zetten. Niemand, behalve naaste familie, kan deze bagger tekst namelijk in de juiste context plaatsen.
Het overlijden van Matthijs is overigens door de hele familie als niet pijnlijk ervaren.
Het zou fijn zijn als je aan ons verzoek kan voldoen.
Met vriendelijke groet, Katja & Jessica Kamphoff
Aart G. Broek zegt
Voor zicht op het prestatievolle leven van Miep Diekmann werd hierboven al gewezen op het schrijversprentenboek; tevens kan verwezen worden naar het In Memoriam dat ik schreef en verscheen in Antilliaans Dagblad, op 11 juli 2017; te lezen op deze website: https://klasse-oplossingen.nl/2017/07/nieuws/miep-diekmann-26-januari-1925-9-juli-2017/#.WlaEc6jiaM9