De taal van Ilja Leonard Pfeijffer (50 en slot)
Door Marc van Oostendorp
Ilja Leonard Pfeijffer is hard op weg de Goethe van de eenentwintigste eeuw te worden. Zo iemand heeft de Nederlandse literatuur lange tijd niet gehad: iemand die zijn jeugd begint als rebel en langzaam maar zeker uitgroeit tot een instituut, dat zich ook kan permitteren genereus te zijn voor nieuwe generaties. Iemand die nog heel lang schrijft en zo een rijk geschakeerd oeuvre genereert. Lange tijd is de literatuur gedomineerd door ‘de Grote Drie’ en die waren alle drie te rebels voor die rol, al kwam Mulisch uiteindelijk het dichtst in de buurt. Het probleem met Mulisch is dat hij echter de belofte die hij als jonge man deed (dat hij een ‘wondergrijsaard’ zou blijken), geen gestand heeft gedaan en na De ontdekking van de hemel geen echt grote boeken meer schreef.
De persoon Ilja Pfeijffer heeft altijd iets voornaams gehad. Mensen die hem niet persoonlijk kenden, konden dat gemakkelijk voor arrogantie verslijten, al geloof ik dat de wederzijdse vrienden die wij hebben dat nooit zo hebben gezien. Naarmate iemand ouder wordt en een reputatie vestigt, valt dat voorname echter beter op zijn plaats. Hij heeft dan ook nog het voordeel dat hij in het buitenland woont, zodat de stroom geruchten over persoonlijk gedrag wat afknabbelt. En dat hij dankzij Stella hopelijk binnenkort eindelijk de eretitel ‘meest getrouwde man van Nederland’ – vacant sinds de dood van Simon Carmiggelt – kan overnemen.
Gloriejaren
Wie zijn oeuvre tot nu toe overziet, ziet bovendien niet alleen een stijgende lijn in kwaliteit maar ook, zoals het hoort bij een klassiek schrijver, een steeds voortgaande vereenvoudiging van de stijl. Hij trekt zich steeeds duidelijker terug op wat kennelijk zijn thema’s zijn. Of je nu Rupert met Peachez vergelijkt, of De eeuw van mijn dochter met Achter het huis of Van de vierkante man met Idyllen: er zijn minder grappen en grollen, de toon wordt helderder en melancholischer.
Toen aan Pfeijffer een paar jaar geleden een prijs van de Vlaamse Koninklijke Ancademie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde werd uitgereikt, zei Pfeijffer in zijn dankwoord dat hij hij verkoos deze prijs als een ‘aanmoedigingsprijs’ te zien. Dat was goed gezegd. Vandaag wordt Pfeijffer 50 jaar. Er is alle reden om te veronderstellen dat de gloriejaren vandaag pas echt gaan beginnen.
Hij is van alle Nederlandse schrijvers het duidelijkst een generatiegenoot van mij, dus misschien zie ik het allemaal verkeerd. Bovendien heeft hij – zoals ik eerder beschreef – ooit een paar van zijn eerste gedichten an mij gegeven om te beoordelen. Dat vond ik zo’n eer dat ik me sindsdien als zijn lezer ben blijven beschouwen. Ik hoop dat nog vele jaren te zijn.
Vandaag – op de vijftigste verjaardag van de dichter – verschijnt Waar wordt geschreeuwd is taal vacant. De taal van Ilja Leonard Pfeijffer. Bestel het!
DirkJan zegt
Gefeliciteerd, heren van de taal!
Louise Huizing zegt
Wat een ongefundeerd bullshitstuk… Geef mij maar de blik én de pen van Sonnenschein.
Louise Huizing zegt
Hm, dit ging iets te snel, het ongefundeerde woord ‘bullshit’ neem ik terug. Excuus!