Door Hanneke Eggels
Na de oorlog in 1948 publiceerde het literaire tijdschrift Libertinage een nagelaten romanfragment ‘Het Plagiaat’ van Menno ter Braak die met zijn ‘angst voor de heilstaat’ op 15 mei 1940 bij de inval van de Duitsers zelfmoord had gepleegd.
Twee polariteiten: het problematiseren van het collectiviteitsconcept van Augustinus en het zoeken naar het volstrekte door het individu hadden Ter Braak blijvend beziggehouden. Telkens weer zal hij hierop in zijn essays en romans terugkomen, wanneer hij zijn angst uitdrukt voor het bereiken van zo’n paradijselijke staat, een vrijstaat waarin alleen maar het goede, het sublieme, het volmaakte en het volstrekte ervaren wordt. Hij is voortdurend bezig geweest met deze evenwichtskunst: bij herhaling wees hij op de gevaren van totalitair denken, dat alles in één denkformule wil vangen, maar anderzijds wees hij een al te groot relativisme af. De gevaren voor een al te genuanceerde intellectualiteit van het individu dat elke stellingname relativeert, liggen in een opportunistische levenhouding als het om een politieke keuze gaat. Ter Braak voorspelt mogelijke valse interpretaties door Nietzsche’s navolgers als hij het heeft over een propagandistisch te exploiteren Übermensch.
Indertijd hing Bertus Swaanswijk alias Lucebert met kroon en cape in het Stedelijk Museum Amsterdam en overal de held, ja zelfs de keizer uit van de Vijftigers en had tijdens zijn leven nooit de moed om zuiverend voor de feitelijke waarheid uit te komen. Zijn ‘magnum opus’ dat toen nog moest komen had nota bene daarmee een schurend links thema voor het grijpen: schrijvend uit eigen ervaring Boots on the ground bij de Wehrmacht putten hoe het is, dat heulen met de vijand, zijn ‘geëngageerde’ geweten met al zijn anti-semitisme confronteren en in zijn werk aan de kaak stellen. In het eigen opportunistische vlees snijden: Het thema over mensen onder het wiel van de geschiedenis, inclusief de eigen gebreken van een jongen uit de Jordaan, het menselijk tekort. Zoiets als Nobelprijswinnaar Gunther Grass dus. Het is een gotspe dat juist onze Nederlandse kunstenaars gevrijwaard zouden zijn van de moed om voor de zuivere feitelijke waarheid uit te komen, ook al, of misschien juist wanneer dat schuurt en ons en de geschiedschrijving (canon) niet welgevallig is.
Moedige kunstenaars en studenten weigerden te tekenen voor de Kulturkammer! En konden daarom niet doorwerken of studeren, en gingen in het verzet of pleegden zelfs zelfmoord in het licht van een dergelijke heilstaat.
Ian Buruma (NRC 12 februari, 2018) schrijft dat veel kunstenaars zich immoreel hebben gedragen en gooit dan gemakshalve bewezen en onbewezen sexuele decadentie (Wilde, Allen) en fascistoÏde en anti-semitische denkramen op een hoop (Celine, Reve, Eisenstein, Riefenstaal) en vergoeilijkt het Swaanswijks’ gebrek aan moed tot zuivering in dat kader. ‘Van Rembrandt tot Lucebert: veel kunstenaars hebben zich immoreel gedragen, maar dat hoeft hun werk nog niet immoreel te maken’ schrijft Buruma. Ewout Kieft verklaart meteen in Buitenhof dat Lucebert onder invloed van idealisme van de totalitaire staat van Hitler tot zijn vechtlusten tegen zijn eigen land was gekomen. Met onze mantel der liefde mochten we toch vooral zijn kunsten blijven waarderen!
Is dat zo? Ik vermoed dat het Nobelcomité in Stockholm daar heel anders over denkt. Alfred Nobel geeft de prijs voor literatuur aan het opmerkelijkste werk in een idealistische trend. Nobelprijswaardige schrijvers vechten tegen regime of dogma. Nederlandse auteurs hebben die moed niet. Het ontbreekt de Nederlandse literatuur aan een Nobellaureaat. Hoe zou dat toch komen?
Jos Houtsma zegt
Brr Hanneke, geen aardig stuk. (En ik snap eerlijk gezegd niet wat het Nobelcomité er mee te maken heeft.)
eggels zegt
Mijn polemiek staat niet op een datingsite en bij close reading ervan zal het u duidelijk worden wat Stockholm ermee te maken heeft.
Gert de Jager zegt
Grass ontving zijn Nobelprijs in 1999. Beim Haüten der Zwiebel, waarin Grass zijn oorlogsverleden onder ogen zag, stamt uit 2006. De vergelijking slaat nergens op.
eggels zegt
Die feiten zijn mij bekend. Grass heeft bij leven zijn augiasstal uitgemest en schoon schip gemaakt als schrijver. Ik beweer niet dat Grass daarvoor de Nobelprijs kreeg. Lucebert was daar te laf voor.
eggels zegt
The Nobel Prize in Literature 1999 was awarded to Günter Grass “whose frolicsome black fables portray the forgotten face of history”. Dat later pas in Beim Haüten der Zwiebel zijn bekentenis over zijn oorlogsverleden bij kwam, heeft mij ook geschokt, Gert de Jager.
Johanna van Zwet zegt
“Moedige kunstenaars en studenten weigerden te tekenen voor de Kulturkammer! En konden daarom niet doorwerken of studeren, en gingen in het verzet (…)”
Deze regels leggen de vinger op de zere plek, volgens mij. Een mens is geen postbode die boodschappen aflevert die op zichzelf staan. “Leven en werk”, dat is een geheel, inclusief de schaduwkanten.
Hein Aalders zegt
Hanneke Eggels slaat de plank mis. Niet gestoord door enige kennis inzake Luceberts oorlogsjaren (hij diende niet in de Wehrmacht maar meldde zich voor de Arbeitseinsatz) denkt ze wel hem laf te moeten vinden en hem te moeten voorschrijven waar hij wel over had moeten schrijven. De vergelijking tussen Ter Braaks gerijpte en voor publicatie bedoelde standpunten met de in brieven geuite opinies van een 18/19-jarige gaat mank, althans als ze ermee wil aangeven dat Ter Braak een oprechtere schrijver was dan Lucebert. Heeft Lucebert met zijn debuut ‘minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia’ (1949) niet laten zien dat hij zijn nazisympathieën ver van zich geworpen had en heeft hij in de rest van zijn leven niet op verschillende manieren getuigenis afgelegd van zijn antimilitarisme. Maar voor sommige mensen schijnt dat niet genoeg. Men moet blijkbaar publiekelijk verantwoording afleggen van elke misstap in het leven. Weten we eigenlijk wel of hij niet tegenover deze of gene openheid van zaken heeft gegeven? Als we het niet zeker weten, waarom dan op hoge toon beweren dat hij laf was en niet Nobelprijswaardig? Alsof dat een ultieme maatstaf is. V.S. Naipaul is wel voor een racist uitgemaakt. Sartre bleef nog tot 1956 het sovjetcommunisme verdedigen. Dat lijkt me heel wat kwalijker dan wat er van Lucebert boven water is gekomen.
eggels zegt
Met Nobelprijswinnaars Naipaul en Sartre kon Lucebert zich niet meten, hij is bij mijn weten nooit namens Nederland genomineerd voor een Nobelprijs Literatuur gelukkig. Op de Stockholmse archieven ligt 50 jaar embargo en die zijn nu tot 1968 geopend met Vestdijk als Nederlandse kandidaat. Ik ga er graag onderzoek naar doen!
U heeft een gebrek aan focus om een boodschapper met zogenaamde wetenschappelijke en persoonlijke afleidingsmanoeuvres aan te vallen over de feiten en bewijzen die boven tafel zijn gekomen. Nobelprijslaureaat Gunther Grass was in eigen land solidair met het nationaal socialisme, lid van de partij of soldaat bij de SS, en kwam daarmee als schrijver op de valreep op de proppen, terwijl Lucebert (volgens de brieven in de biografie) bezet Nederland verried en zich hoe dan ook als vrijwilliger/ overloper bij de vreemde agressor aansloot, met niet mis te verstane antisemitische uitlatingen. Hij bleef daarover professioneel zwijgen. Dat u dit verdedigt, en zwijgt over zijn antisemitisme, is voor een ‘Parelduiker’ opmerkelijk selectief.
.