Door Marc van Oostendorp
“De eigen taal is bij uitstek het instrument voor het denken”. Wie zoiets schrijft in een pleidooi tegen het Engels in het hoger onderwijs – de classicus Anton van Hooff deed het deze week in Trouw – kan in bepaalde kringen kennelijk op bijval rekenen. Terwijl het een ui is van dubieuze aannamen.
De eerste rok: dat taal uberhaupt een ‘instrument’ is voor het denken. Het is een zeventiende eeuws idee: je leert een taal heel grondig, en dan kun je vervolgens heel scherp denken. Soms wordt dat ook gebruikt als argument voor de standaardtaal: iemand die zegt “ik ben groter als jij” is een slordige denker, want die ziet de verhoudingen niet scherp.
Ik heb nog nooit bewijs voor die stelling gezien. Er is natuurlijk een correlatie tussen het niveau van iemands opleiding en diens beheersing van de standaardtaal, en een correlatie tussen opleiding en het vermogen om analytisch na te denken, maar dat betekent nog niet dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen standaardtaal en denken, laat staan een causale relatie. Wel is er mogelijk een verband tussen het feit dat de mens taal heeft en dat de mens allerlei vrij ingewikkelde gedachten kan hebben die apen niet hebben – maar dat lijkt dan te gaan over taal in het algemeen, niet over specifieke standaardtalen. En vrijwel iedere mens heeft wel een taal.
Elite
Dan de tweede rok: dat het Nederlands de ‘eigen taal’ is van Nederlanders. We moeten dan vaststellen dat het moet gaan over het standaardnederlands, want andere variëteiten worden bij mijn weten in de collegezaal niet gehanteerd. Wat betekent het om te zeggen dat de standaardtaal ‘de eigen taal’ is van Nederlanders? Je zou zeggen – gegeven het bijna mystieke vermogen dat aan de standaardtaal wordt toegekend om de diepste gedachten van iemand tot uitdrukking te brengen, dat het zou moeten gaan om de moedertaal. Maar het is gemakkelijk aan te tonen dat de Nederlandse standaardtaal lang niet de moedertaal is van dialectsprekers, Friezen, Antillianen en andere Nederlanders die van huis uit Turks of Italiaans of Engels spreken.
Door te zeggen dat het universitair onderwijs in ‘de eigen taal’ moet zijn en dat onderwijs dan in het Nederlands moet zijn, zeg je eigenlijk dat dit onderwijs beperkt moet zijn tot de (weliswaar vrij omvangrijke) elite die de standaardtaal als moedertaal heeft. Tenzij je zou zeggen dat er dus voortaan ook universitair onderwijs in het Fries, het Nedersaksisch, het Brabants, het Papiamento, het Turks, Italiaans en Engels moet zijn. Maar dat lijkt me niet wat Van Hooff deed.
Homogene samenleving
Maar iedereen leert op school toch de standaardtaal? Ja, maar als dát het criterium is, zeg je niet meer dan dat het universitair onderwijs in de taal moet zijn die ook op de middelbare school wordt gehanteerd. Op die school leren de leerlingen echter ook Engels, en in de populaire tweetalige vwo’s is een deel van het onderwijs zelfs in het Engels. Daarmee wordt deze taal volgens die interpretatie dus de ‘eigen taal’ van de studenten. Dat lijkt me ook al niet niet Van Hooffs bedoeling.
Er is dus weinig bewijs voor de gedachte dat je in je ‘eigen taal’ zoveel scherper kunt denken, al is het maar omdat de grenzen van de ‘eigen taal’ zo vaag zijn. Maar áls je het probeert af te bakenen, blijkt het al snel tot ongewenste resultaten te leiden. Het klinkt natuurlijk wel lekker, dat van dat diepe denken in je eigen taal, maar het is gebaseerd op een nogal schimmig idee van de wereld – een waarin de studentenpopulatie allemaal uit min of meer dezelfde sociaal-economische laag komen in een cultureel min of meer homogene samenleving – dat weinig contact heeft met de werkelijkheid.
Echt zo’n idee, zou je zeggen, waar je niet op zou komen wanneer je in je eigen taal dacht.
Jos Houtsma zegt
Hm, is dit dan een pleidooi voor denken in een vreemde taal die je niet heel goed beheerst?
Peter-Arno Coppen zegt
Volgens mij zijn er best door onderzoek allerlei verbanden tussen (aspecten van) het denken en je taal aangetoond, maar wat jij hier bekritiseert is de gedachte dat de beheersing van je taal rechtstreeks gerelateerd is aan de kwaliteit van je denken. Ook daarin lijken me trouwens wel verbanden aanwijsbaar (grotere woordenschat geeft je de middelen om genuanceerder te denken waarschijnlijk – zonder de garantie dat je dat ook doet natuurlijk). Daarnaast is de relatie tussen leerrendement en onderwijstaal volgens mij ook wel aangetoond.
Jouw stelling dat taalbeheersing en denkvermogen beide een gevolg van opleiding zijn en een eventuele correlatie dus geen verband hoeft te zijn is theoretisch juist, maar er volgt niet uit dat dit verband er dus niet is (want je zou dan eerst de premissen moeten onderzoeken).
Ik vind dat je eerste argument daarom een beetje doodslaat: je punt is denk ik dat er een te simpel verband wordt verondersteld, niet dat dat hele verband afwezig is.
Ook het tweede argument trek je een beetje uit het lood, doordat je het in die elitaire verhoudingen trekt. Het lijkt me evident dat ook Nederlandse dialectsprekers zich in het hoger onderwijs in het Nederlands meer ’thuis voelen’ dan in het Engels. Ook het verband tussen onderwijstaal en leerrendement zou je daar experimenteel moeten kunnen aantonen. Of je bij een positief effect van het gebruik van het Nederlands dan meteen moet concluderen dat je in het Nederlands moet lesgeven is weer te simpel geconcludeerd.
Jan Kuitenbrouwer (@kuitenbrouwer) zegt
Geestig, PA haalt mij de woorden hier uiterst nauwkeurig uit de mond. De relatie taal-denken is er een van associatie, zoals met ballerina’s en lichaamsgewicht. En tegen de ‘hiërarchie’ moedertaal->standaardtaal->vreemde taal is al met al niet zo veel in te brengen.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, bij mijn weten zijn er geen correlaties aangetoond tussen de ‘kwaliteit’ van je taal en de ‘kwaliteit’ van je denken. Dat je bijvoorbeeld door het bezitten van een grotere woordenschat ‘genuanceerder’ kan denken, daar ken ik geen literatuur over, en ik denk ook niet dat je die kunt vinden (modulo het feit dat beide dus waarschijnlijk correleren met hogere opleiding, maar dat dan weer modulo de afwezigheid van een echte maat voor genuanceerd denken).
Dat daarmee niet is aangetoond dat het verband niet bestaat is waar. Maar de bewijslast ligt ook niet bij mij, maar bij degene die beweert dat zo’n verband wel bestaat.
Ook je tweede tegenargument klopt niet. Het is vast waar dat dialectsprekers zich meer thuis voelen bij het Nederlands dan bij het Engels. Maar dat was het argument niet; dat zou moeten zijn dat die dialectsprekers beter kunnen *denken* in het Nederlands. Dat mag zo zijn, maar het blijft dan – volgens Van Hooff zelf – achter bij het denken van degenen die moedertaalsprekers zijn van de standaardtaal. Daaruit volgt uiteraard niet dat die dialectsprekers beter af zijn met onderwijs in het Engels, wel dat je dan nu veronderstelt dat zij dus een achterstand hebben, en dan zou je vervolgens moeten discussiëren over de vraag of dat niet moet worden opgelost voor die sprekers. Die discussie begint Van Hooff echter niet.
Van Hooffs argument gaat ook niet over ‘leerrendement’. Je kunt dat er wel bij halen, maar dan verander je de discussie. En je kunt niet beweren dat mijn kritiek op Van Hooffs argument niet klopt omdat een ander argument wél klopt.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik had niet het idee dat ik tegenargumenten in stelling aan het brengen was, ik bracht een paar nuances aan. De bewering dat grotere taalbeheersing zonder meer ook een beter denkvermogen oplevert is onjuist, dat ben ik graag met je eens. Ook onderschrijf ik je stelling dat er geen eenvoudige maat bestaat voor genuanceerd denken. Voor de hand ligt om denken, althans in het onderwijs, te meten met leerrendementen, vandaar dat ik dat erbij haalde. Als de ene leerling in dezelfde condities een hoger leerrendement behaalt dan de andere mag je voorzichtig concluderen dat er sprake is van een “beter denkvermogen,” zou ik zeggen,
Als je verder vindt dat “het vast waar is dat dialectsprekers zich meer thuisvoelen bij het Nederlands dan bij het Engels,” onderschrijf je een basis voor het betwiste concept “eigen taal.” Uiteraard is daarmee niet beweerd dat dit iets te maken heeft met “beter denken,” maar in je voorlaatste alinea trek je het uit het lood door het concept “eigen taal” te relateren aan iets elitairs. Dat heeft er volgens mij op zijn beurt weer niks mee te maken.
Marc van Oostendorp zegt
Zoals ik schrijf is die elite vrij groot en omvat alle Nederlands sprekenden. Maar ik kan het ook niet anders zien dan dat het argument van Van Hooff voortkomt uit de gedachte dat we eigenlijk ‘entre nous’ zijn, dat het spreken van enige andere taal dan het (standaard-)Nederlands eigenlijk een vorm van aanstellerij is, iets voor anderen en niet voor ons, aan de universiteiten.
Marcel Plaatsman zegt
Zeker hebben dialectsprekers, Friezen en andere minderheden een andere moedertaal, maar náást het Nederlands: vrijwel alle Friezen, vrijwel alle dialectsprekers, vrijwel iedereen die in dit land is opgegroeid, is moedertaalspreker van het Nederlands. Daar zorgt het onderwijs wel voor en anders wel de inrichting van onze maatschappij, die in vrijwel alle situaties van je verwacht dat je Nederlands spreekt. Daarom wringt het ook zo als universiteiten zich van die maatschappij afkeren door dat Nederlands te verdringen, kennelijk in de overtuiging dat voor wetenschap enkel een internationale taal (in dit geval Engels) geschikt is. Een overtuiging die je volgens mij evenmin graag zou verdedigen.
Gert de Jager zegt
De universiteiten doen dat helemaal niet vanwege een nobele overtuiging aangaande wetenschap. En ook niet vanwege een nobele overtuiging aangaande de noodzakelijke vorming van geschoolde elites in de Nederlandse maatschappij. Ze doen dat om geld te verdienen: door buitenlandse studenten binnen te halen. Voor al het andere is de verengelsing van de universiteiten een staaltje van Nederlandse handelsgeest.
Marcel Plaatsman zegt
Ja, dat vrees ik eigenlijk ook wel, dat het zo cynisch is, maar ik dacht ’t voor de aardigheid idealistisch voor te stellen tegenover Marcs argumentatie, die me eigenlijk ook wel ’n stropop lijkt, maar wel ’n aardige.
Marc van Oostendorp zegt
Het is een eigenaardige eigenschap van de mens om dwaze argumenten te accepteren voor een doel dat hen bevalt. Het argument van Van Hooff is daar een voorbeeld van; het is op drijfzand gebaseerd, maar mensen vinden het niet leuk als je dar op wijst, omdat het tenminste een argument is tegen onderwijs in het Engels.
Dat geldt ook voor dat argument van het cynisme van de bestuurders. Ik ken geen bestuurders die denken dat alles in het Engels moet omdat de universiteiten dan meer studenten trekken. Het speelt zich wel af op een wat lager niveau in de organisatie – bij individuele opleidingen, die willen overleven en te weinig studenten trekken als ze alleen in het Nederlands college geven. Cynisme zit ook daar niet bij. Maar het klinkt natuurlijk wel stoer om je af te zetten tegen gemene bestuurders, en dan is het eigenlijk niet meer belangrijk of je argument wel klopt.
DirkJan zegt
Hier een illustratief artikel van deze week over het fenomeen van Engelstalige studies en het aantrekken van buitenlandse studenten. Ik weet niet of het in de geesteswetenschappen ook al zover is, maar dan zou ik daar ook nog wel een concreet lijstje van willen zien. Er zou ruimte en geld moeten zijn voor kleine studies, maar misschien zijn er te veel dezelfde studies aan te veel universiteiten. Maar ik zou zeker ook buitenlandse studenten blijven aantrekken, hoe dan ook.
https://universonline.nl/2018/03/12/met-de-student-uit-de-regio-komt-tilburg-university-er-niet
Gert de Jager zegt
De term ‘cynisme’ valt bij mij niet. Het trekken van buitenlandse studenten is op zichzelf een legitieme overweging. Mijn finale afweging zou, afgezien van researchmasters, een totaal andere zijn: het is een maatschappelijk belang dat afgestudeerden zich trefzeker en genuanceerd uit kunnen drukken in omgangstaal van de maatschappij waarin zij zich zullen bewegen. Juist wat het vermogen tot formuleren betreft maakt bijna iedereen tussen zijn achttiende en zijn vijfentwintigste een enorme ontwikkeling door. Afgestudeerden zullen straks voor het laatst een serieuze tekst in het Nederlands hebben geproduceerd op de middelbare school.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, zo zouden mijn afwegingen in grote lijnen ook zijn. Het zou trouwens ook voor de individuele scholier verstandig zijn die afweging zo te maken en te kiezen voor een opleiding waar hij zijn Nederlandse taalvaardigheid traint. Daar heeft hij waarschijnlijk meer aan, op termijn. Het is een op zichzelf interessant maar ook wat verontrustend sociologisch verschijnsel dat het zo niet werkt. Ik ben er daarbij persoonlijk van overtuigd dat het daarbij niet helpt om argumenten naar voren te brengen als “je kunt better denken in je eigen taal”. Goede argumenten, díé moeten we hebben.
Henk Smout zegt
Een tante die trots was dat zij tussen hen en hun had leren onderscheiden, kon alleen maar “fout, fout, tweemaal fout” roepen, ik mocht haar niet uitleggen wat volgens mij zo interessant was aan “ik ben sterker als hem”. Terwijl degene die dat zegt, misschien wel echt sterker is.
mooms zegt
Oefening baart kunst en een betere beoordeling van kunst. Schriftelijke en mondelinge wetenschap moet ook uitstekend leesbaar en verstaanbaar zijn, zeker in de humaniora op universitair niveau. Piet Gerbrandy van de UvA overtuigde mij hiermee van het belang van Nederlands voor ’the humanities’ in Nederland. Universiteiten zijn er niet alleen voor wetenschap!
Johanna van Zwet zegt
Interessante discussie. Ik vraag me af: Is er onderzoek gedaan naar de vraag of lesgevers die Nederlands als moedertaal hebben (of onderwezen werden in het Nederlands op school) het gevoel hebben dat ze zich in het Engels minder nauwkeurig/scherp kunnen uitdrukken?
Ander punt: Tot +/- de 16e eeuw was het Latijn de lingua franca in de wetenschap. Dat feit maakte internationale uitwisseling mogelijk, en dus bevorderde dat feit (neem ik aan) de groei van de wetenschap. M.a.w. een universele niet-moedertaal als instrument voor wetenschap en onderwijs (geven en ontvangen). Nu lijkt de Engelse taal die rol op zich te hebben genomen. Hebben we wat aan die vergelijking? En zo ja, wat betekent dan het feit dat Latijn uiteindelijk plaats heeft gemaakt voor volkstalen op de universiteiten voor het Engels nu? Is het bekend of de neergang van Latijn in die rol een bewust gestuurde ontwikkeling was of gebeurde die gewoon als reactie op maatschappelijke ontwikkelingen?
juras merga zegt
grappig, althans vanuit mijn perspectief, is dat er géen nederlands bestaat.
ik weet dat mensen als marc het niet met mij eens zijn, maar bekjk het eens historisch. (kort door de bocht.) ooit heeft ‘iemand’ bedacht dat we niet meer bij de ‘pruisen’ hoorden. die schreef ‘de bijbel’ in het ‘nederlands’. er is echter niemand die die taal nog spreekt. wellicht dat er wat ‘hollanders’ (noord-, zuid-holland en utrecht) die zich aangesproken voelen, maar daarbuiten? niemand! buiten deze drie provincies maakt niemand zich druk over het feit of er al dan niet ‘nederlands’ gesproken wordt en dat wordt er dsn ook niet. 😀
ik ben het nooit eens geweest met wittgenstein. vn de meeste vogels ken ik de namen niet en tóch kan ik ervan genieten: taal bepaalt niet noodzaklelijk de emotie.
van hooff,kortom, schiet volledig mis.
maar wij hebben intussen -dank zij hem- toch een leuek discsussie!