Door Marc van Oostendorp
Je zegt eigenlijk nooit twee keer dezelfde medeklinker achter elkaar. Probeer het maar: mokka, dat spreek je niet uit met twee keer een k. En zelfs als je pakkans met een beetje tempo uitspreekt, laat je je tong maar één keer klikken. Uit metingen blijkt: de s van huisstofmijt is niet net zo lang als die van huis opgeteld bij die van stofmijt wanneer je die twee woorden los uitspreekt, maar ongeveer even lang als één s.
Wat betekent dit? Laat je één van de twee medeklinkers weg als ze op elkaar botsen? Of druk je samen? Het lijkt weinig verschil te maken, maar in een nieuw artikel in het Journal of Phonetics laten de fonetici Patrycja Strycharczuk en Koen Sebregts overtuigend zien dat het tweede aan de hand is: je laat niet één van de twee medeklinkers weg, maar je drukt de twee samen in de tijdsspanne van één medeklinker.
Paar raden
Strycharczuk en Sebregts onderzochten één medeklinker die in de spraak van veel Nederlanders een fijne eigenschap heeft: de r klinkt aan het eind van een lettergreep anders dan aan het begin. Dit geldt met name voor mensen die een zogeheten ‘kak-R’ of ‘Gooise R’ hebben, waarbij je je tong als een propje achter in je mond bolt. Anders dan in het Engels hebben Nederlandstaligen die r alleen aan het eind van een lettergreep. In het woord raar kun je de laatste r wel op zijn Goois uitspreken, maar de eerste niet. Bij de eerste zit meestal een zekere trilling.
Die Gooise r is dus heel fijn voor onderzoek. Strycharczuk en Sebregts lieten mensen groepjes woorden zeggen als:
- pa raden
- paar ademen
- paar raden
Precieze manier
Sommige mensen spreken de r in de eerste woordgroep dus anders uit dan in de tweede: pa raden heeft een tril-r, paar ademen een Gooise. Wanneer je nu bij de botsing van twee medeklinkers een van de twee zou weglaten, kun je gaan onderzoeken welk van de twee r-en mensen dan zeggen.
Uit het onderzoek blijkt: ze zeggen ze allebei een beetje. Hoewel de r in paar raden niet veel langer duurt dan die in pa raden of paar ademen, is hij wel in beweging en begint hij Goois om te eindigen met een korte trilling. Je kunt dus de r‘en in de genoemde groepjes van elkaar onderscheiden: niet aan de hand van de duur, maar aan de hand van de precieze manier waarop hij wordt uitgesproken.
Henk Scholte zegt
Geachte heer van Oostendorp,
Ik heb mijn jeugd doorgebracht in de Kanaalstreek (Stadskanaal). Op de lagere school in de jaren zestig kwam regelmatig de logopedist Jacques Feitsma langs om ons de vloeiende r bij te brengen. We moesten daar bij de volgende zinnetjes goed uitspreken.
1. Drie prachtige grote rode struikrozen groeien in Noordbroeksterhamrik.
2. Frank en vrij vroeg Frits aan Bram Troost naar de straat naar Coöperatieve Fries-Groningse of Noordnederlandse beetwortelsuikerfabriek te Hoogkerk-Vierverlaten in de provincie Groningen.
Hij gebruikte daarbij als het nodig was, zijn eigen uitvinding de rotaformator. Dit zag er uit als een scheer apparaat van Philips.De Rotaformator is een apparaat dat de logopedist Jac Feitsma, in de jaren ’60, ontwikkeld heeft. (Octrooi nr. 92110)
Hij heeft indertijd heel veel leerlingen aan mijn school de tongpunt r met dat apparaat geleerd.
Of deze Rhotaformator nog gemaakt wordt weet ik niet, op het internet kan ik niets vinden. Gebruikt worden doet het kennelijk ook niet, want de tongpunt r lijkt wel uit te sterven.
Jammer, want dat komt de verstaanbaarheid van de gemiddelde Nederlander niet ten goede. Voorliggende en opvolgend klinkers worden met een tongpunt r nog steeds het minst door vormen van ah verdoezeld.
Met vriendelijke groet,
Henk Scholte
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel, meneer Scholte. Heel interessant. Ik heb nog nooit van de Rhotaformator gehoord, maar op internet staat er wel degelijk informatie over, bijvoorbeeld hier: https://logopedie.startpagina.nl/forum/topic/1000633/rhotaformator/
Henk Scholte zegt
Geachte heer van Oostendorp,
Ik heb nog een artikel gevonden over Feitsma in het Nieuwsblad van het Noorden. Bij wijze van aanvulling wil ik dit graag met u delen:
Het gaat om de opwekking van de ratelaar Jac. Feitsma bezeten van taalproblemen
Het apparaat trilt onder je kin. De vibraties variëren sterk in aantal. De vingers dwingen de onderkaak in de juiste stand. De wangen worden, zo lijkt het, in bedwang gehouden. Het gezicht van de man is heel dichtbij. Uit zijn mond komt een steeds herhaalde korte d-klank. Dat moet even serieus worden nagedaan. De man mompelt dat er iets aan het komen is. Dan stopt het apparaat en plotseling klinkt een ratelende rrrr Het wonder is weer gelukt, de opwekking van de ratelaar. Je moet hem laten rollen, tegenhouden lukt niet meer. De ogen van de man lachen.
Zoals hierboven beschreven is logopedist Jac Feitsma al bijna 35 jaar bezig met kinderen die grote problemen hebben met praten, lezen en schrijven. Kortgezegd: die taalproblemen hebben. We staan daar niet iedere dag bij stil, maar het feit dat we leerden praten is eigenlijk verbazingwekkend. Wat daar allemaal bij komt kijken. Meestal verloopt die ontwikkeling geleidelijk en — uitgezonderd de eerste drie woordjes — vrijwel onopgemerkt. Soms gaat het echter mis. Dan blijken bepaalde medeklinkers moeilijk of nauwelijks uitspreekbaar. Daar komt meestal weer grote narigheid bij het lezen en schrijven uit voort. En als vervolg daarop vaak weer allerlei psychische problemen die hun oorzaak toch vinden in de frustrerende taalachterstand. Jac. Feitsma heeft tijdens zijn jarenlange praktijk als schoollogopedist (een vak waarin men zich vooral met de praktijk van stem- en spraakkunde bezighoudt) gemerkt dat de kinderen in het noorden, vooral in de provincie Groningen, vrij veel moeite hebben met één bepaalde medeklinker. Dat is de reeds genoemde ratelaar of tongpunt-r. Het verschijnsel noemt men rhotacismus. Dit kun je in een gebied waar deze klank de gewoonste zaak van de wereld is (in tegenstelling tot de meer westelijke provincies bijvoorbeeld) merkwaardig noemen. Er kunnen allerlei oorzaken voor zijn. Zoals kaakafwijkingen (te lang), een te korte tongriem, ongevallen, verkeerd aanleren van deze klank, problemen bij de overschakeling van dialekt op het Nederlands. Daar komen ook de milieufaktoren duidelijk aan het licht. Want welke rechtgeaarde Groningse familie laat het toe dat zoon of dochter thuis, zoals op school geleerd, een beetje Nederlands spreekt? Dat wordt op z’n minst overdreven gevonden.
Jac. Feitsma.
ONDERZOEK
In de zestiger jaren verrichtte Jac. Feitsma op eigen houtje een onderzoek in vier gemeenten: Scheemda, Wedde, Vlagtwedde en Onstwedde. Toen bleek dat gemiddeld zes procent van de leerlingen die tongpunt-r niet kon uitspreken. Er waren zelfs scholen, zo bleek uit later onderzoek, waar dat percentage opliep tot vijftig. Tevens kwam aan het licht dat er dan ook grote problemen waren met lezen en schrijven. Feitsma: „Ongeveer 70 procent van de medeklinkers wordt gevormd op dezelfde wijze als de tongpunt-r. Als de kinderen die nu onder de knie hebben, volgt de rest ook wel”.
DE RATELAAR
Zo ging hij aan het werk. Als opwekker van de ratelaar. Vervelend voor hem, maar in het begin zagen schoolhoofden en gemeentebesturen die begeleiding niet zo zitten. En huisartsen stelden dat een kind met een iets te lange onderkaak rustig honderd jaar kon worden. Dat was ook wel waar, het zou echter al die tijd dan grote moeite met de taal houden. Daar dachten die artsen niet over na. Het is allemaal veranderd. En Feitsma heeft, als eerste in ons land, een behandelkamer in een lagere school. Hij vindt dat een dergelijke ruimte op alle basisscholen moet worden ingericht. In die ruimte staat een apparaat, gebaseerd op dezelfde principes als het handapparaat dat d.m.v. trillingen de ratelaar opwekt. Het nieuwe apparaat is echter groter, bedoeld om op één plaats te blijven staan. De bedoeling is om in zittende houding je kin er op te leggen en daarna gebeurt hetzelfde als in de inleiding reeds beschreven’.’ Het apparaat, de „Feitsmatic” genoemd, werd ontwikkeld in samenwerking met de Technische Hogeschool in Twente. Het bleek dat met deze technische hulp de behandeltijd drastisch kon worden ingekort. De gemiddelde behandelingstijd is nu 12 minuten en in de meeste gevallen heeft een kind voldoende aan één tot vijf behandelingen. Waar het probleem hardnekkiger is, ~er zijn tongen zo hard als zoolleer”, heeft Feitsma tachtig behandelingen nodig. Maar het lukt altijd. En daarmee
verdwijnen dan ook de andere, niet minder ernstige problemen: schrijven en lezen gaat onmiddellijk beter. Van groot belang is wel dat het onderwijzend personeel meewerkt.
EEN LEERSTOEL
Juist om die reden zou het volgens Feitsma erg goed zijn dat op Pedagogische Akademies meer aandacht aan de logopedie zou worden besteed. In het algemeen vraagt hij zich af waarom in ons land zo weinig gedaan wordt aan onderwijs en onderzoek in dit paramedische gebied. ~Er zou, aan welke universiteit dan ook, een leerstoel in de logopedie moeten komen,” zegt Feitsma. Een middel waarmee onderwijzend personeel kan helpen is het dictee. Gebleken is dat kinderen de medeklinkers die niet worden gesproken ook in de schrijftaal weglaten. Daar zou dus vrij gemakkelijk steeds weer kunnen worden ingegrepen.
Tegenover de tongpunt-r staat de huigr. Die wordt achterin de mondholte gevormd. Volgens Feitsma kan die, door de Noordeling vaak als „bekakt” betiteld, schraperige produktie tot lastige keelaandoeningen lijden. Bovendien wordt, zo meent hij, door het gebruik van de ratelaar de articulatie beter. En dan is iedereen duidelijker te verstaan. Daar gaat het immers om?
STOTTERAARS
Logopedisten werken ook met kinderen die stotteren. Feitsma kan met zijn aanpak de meesten van hun probleem afhelpen. Het duurt langer dan het leren uitspreken van de tongpunt-r. Toch kan hij op diverse geluidsbanden verbluffende staaltjes laten horen. Scholieren, die tot hun zestiende geen woord redelijk konden uitspreken, lukt het na 36 behandelingen om vlot een verhaaltje (uit het hoofd) te vertellen. Ook daar wordt dan het onderwijzend personeel nauw bij betrokken. Vooral omdat stotteren beïnvloed wordt door de omgeving en acclimatiseren dus erg belangrijk is. Tenslotte zijn er dan nog de kinderen die slachtoffer zijn geworden van verkeersongevallen. Kinderen bij wie de hersenfunktie korte of langere tijd gedeeltelijk was uitgeschakeld. Vooral met het leren vormen van de tongpunt-r worden dan, zo meldt de voornamelijk in Oost-Groningen werkende logopedist, bijzonder goede resultaten behaald. De laatste jaren heeft Feitsma de aandacht verschoven naar de periode voorafgaand aan de basisschool. Door de moeilijke praters reeds op de kleuterschool te benaderen, kan later veel ellende worden voorkomen. Want dat is voor Feitsma in zijn jarenlange praktijk vast komen te staan.’ de frustraties die ontstaan als gevolg van taalproblemen leiden vaak tot nare misstanden. En dat geldt dan niet alleen voor de betrokkene.
HARM VAN DEN BERG
Nieuwsblad van het Noorden 06-08-1976