Door Carlijn van Herpt
Het woordje er is een geniepig woordje dat veel verschillende betekenissen kent. Voor leerders van het Nederlands is het dan ook niet gemakkelijk om het juiste gebruik van dit ene woordje onder de knie te krijgen. Ook voor moedertaalsprekers van het Nederlands kan er lastig te verwerven zijn door de meerdere functies die het kent. Volgens de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) zijn er vier gebruikswijzen van er. Zo kan er locatief gebruikt worden wanneer er verwezen wordt naar een plaats, zoals in ‘Hoe lang werkt hij er al?’. Er kan presentatief gebruikt worden als het bijdraagt aan het structureren van de informatie in de zin, zoals in ‘Vandaag vinden er drie verschillende wedstrijden plaats.’ Er kent een prepositionele functie als het als voornaamwoordelijk bijwoord dient, zoals in ‘Hij koopt er een kaartje bij.’ Tot slot kan er kwantitatief zijn als het in combinatie met een hoeveelheidsaanduiding wordt gebruikt. Een voorbeeld hiervan is de zin ‘Zij heeft er vijf’.
Tijdens mijn onderzoeksstage aan het Meertens Instituut voor mijn studie Taalwetenschap aan de Radboud Universiteit heb ik me gericht op de kwantitatieve functie van er. De verwerving van het kwantitatief er is al eerder onderzocht, onder andere door Berends, Veenstra en van Hout (2010), maar nog niet eerder was er gekeken naar kwantitatief er in het Limburgs en naar de verwerving ervan bij kinderen die opgegroeid zijn in Limburg.
Aan de hand van de Diversity in Dutch DP Design database van Van Koppen, Corver, Kranendonk en Rigterink heb ik onderzocht hoe kwantitatief er in verschillende Limburgse dialecten tot uiting komt. Uit deze analyse bleek dat in verschillende plaatsen in Limburg veel verschillende varianten van kwantitatief er actief zijn. De variant d’r bleek over de verschillende plaatsen heen het meest frequent te zijn. In enkele gevallen kwam het kwantitatieve er dat in het Nederlands aanwezig was niet tot uiting in het dialect.
Naast deze analyse heb ik de verwerving van kwantitatief er bij kinderen tussen de 4 en 6 jaar die opgroeien in Limburg onderzocht aan de hand van een elicitatietaak, ontworpen door Anna Gavarró, en een repetitietaak, ontworpen door Berends, Veenstra en van Hout (2010), die ik heb aangepast en vertaald voor het Limburgse dialect van Roermond. Uit deze taken bleek dat het gebruik van de kwantitatief er constructie door 4- tot 6-jarigen nog vaak ontweken wordt, bijvoorbeeld door het gebruik van een volledige NP zoals ‘Hij heeft drie paarden’ in plaats van ‘Hij heeft er drie’. Kinderen van deze leeftijd zijn echter wel al voldoende in staat om kwantitatief er te gebruiken, zo bleek uit de repetitietaak. De verwerving van het kwantitatief er in het Limburgse dialect verschilt niet van de verwerving in het Standaardnederlands. Kwantitatief er is nog niet bij alle 4- tot 6-jarigen volledig verworven, maar wel hebben alle onderzochte kinderen minimaal twee keer een kwantitatief er constructie geproduceerd, wat erop kan wijzen dat dit pronomen ofwel al in kleine mate verworven is ofwel dat de verwerving ervan op gang is.
Kwantitatief er blijft dus ook voor Limburgse kinderen een lastig woordje om onder de knie te krijgen, maar bij de verwerving ervan zijn er geen verschillen te zien tussen kinderen van 4, 5 of 6 jaar oud die opgroeien in Limburg en kinderen van dezelfde leeftijd die opgroeien in andere provincies.
Mient Adema zegt
Of het iets uitmaakt voor de strekking van dit verhaal (namelijk dat taalverwerving niet per se van dialecten afhankelijk hoeft te zijn) weet ik niet, maar eigenlijk zie ik de prepositionele funktie van dat “er” gewoon terug in het kwantitatieve. Ik heb er vijf betekent niets anders dan ik heb er vijf van (j’en ai cinq).
Leuk om dan te beseffen dat die onderhuidse ontwikkeling geheel onbewust voorbijgaat aan de lerende peuter.
Johan Schipper zegt
In mijn omgeving (Drenthe) hoor ik geregeld zinnen als “Ik heb drie”. En “Ik ga heen” betekent hier echt niet dat men dood gaat.