Door Marc van Oostendorp
Ik heb nog nooit een tv-serie op literair niveau gezien. Ik kijk graag tv, maar dan wel naar Smeris, De rijdende rechter of Ik vertrek. Het soort geweldige series van hoog niveau, die je moet bingewatchen, daar heb ik geen geduld voor.
En daarmee mis ik dus de toekomst of zelfs het heden van de roman. Regelmatig lees of hoor je immers dat die series, dat dát nu de moderne manier is van verhalen vertellen. Ook in Geen verlangen zonder tekort, een bundel die Margot Dijkgraaf en Wouter van Gils samenstelden naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de Libris Literatuur Prijs, kun je die mededeling af en toe tegenkomen.
De bundel is nogal divers. Bekende schrijvers als Arnon Grunberg en Karin Amatmoekrim, wetenschappers als Lisa Kuitert en essayisten als Marja Pruis mogen er komen vertellen waarom de roman nog lang niet dood is. Er is eigenlijk niemand die zegt dat het einde echt nabij is, want dat is geloof ik de belangrijkste functie van de mededeling dat de roman dood is: dat mensen dat dan kunnen komen erkennen.
De zorgelijkste bijdrage vind ik uiteindelijk die van Tommy Wierenga, die wijst op een heel klein, maar zeer verontrustend feit: dat de kinderen die hij ontmoet op middelbare scholen geen liefdesbrieven meer schrijven:
Het papier, de envelop, de postzegel? Het zeventien keer verworpen en dan toch opgeschreven ‘liefs’? De liefdesbrief, de eerste metafoor! Je navel een ronde beker, die geen drank ontbreekt, je buik een hoop tarwe, rondom bezet met leliën, en je borsten, ach je borsten, twee welpen, tweelingen van een ree… Verbaasd keek je ernaar: was haar navel zojuist echt veranderd in een beker? Haar borsten in reeën? En waarom beviel je dat zo goed?
Ze halen hun schouders op – geen liefdesbrieven, meneer. Ze sturen elkaar symbolen en afkortingen. Ze leven in de wereld van het pictogram.
Mensen die in die wereld leven, suggereert Wierenga, die zélfs de geneugten van het geschreven woord niet kennen als ze hopeloos verliefd zijn (hij schrijft erover als schrijver, maar wie herinnert zich juist ook niet de verrukkingen van het honderdduizend keer overlezen wat die ander geschreven had, op zoek naar een teken dat het écht, écht waar was?), zulke mensen zijn misschien verloren voor de roman.
Daar komt nog iets bij dat Wierenga in deze passage wel aanraakt maar niet expliciteert. Die jongeren die hij spreekt zijn niet zomaar overgegaan naar de wereld van het beeld. Het is niet dat ze nu zelf tekeningen maken die ze met elkaar delen. Ze leven niet in de wereld van het handgetekende hartje, maar in dat van het pictogram, van de emoji.
Een probleem van de emoji is dat het gemaakt is door een commissie waarin bijvoorbeeld grote Amerikaanse tech-bedrijven een vinger in de pap hebben. Je liefde met behulp van die symbolen uiten is niet alleen je overgeven aan de beeldcultuur, maar misschien nog veel meer: je van jongsaf inpassen in de wereld die deze bedrijven aan het inrichten zijn.
Geen schrijver zegt er iets over in Geen verlangen zonder tekort, maar mij lijkt dat ook in het algemeen een groot probleem van de beweging weg van de literatuur – weg bijvoorbeeld van de roman, en naar de goede tv-serie. Die laatste kost enorme bakken met geld, en kan dus alleen gemaakt worden door grote bedrijven. Alleen zij kunnen investeren in sterrencasts, in prachtige decors en effecten, en dus in teams van schrijvers die uiteindelijk hoe dan ook uitkomen op compromissen. Terwijl in een roman alles kan, en alles kan worden bepaald door één individu. Zodat een roman per definitie dwarser kan zijn.
Het is enigszins ironisch dat de tv-serie volgens sommigen de roman vervangt precies in een tijd dat de productiekosten voor de laatsten tot een minimum zijn gezakt. In het verleden, kostte het uitgeven van een roman natuurlijk ook een vermogen, en kwamen er hele bedrijven bij te pas. Toen was het ook voorbehouden aan een selecte groep om boeken uit te geven – met op zijn minst het effect dat mannelijke auteurs bijna automatisch serieuzer werden genomen dan vrouwelijke.
En nu, nu iedereen gemakkelijk een roman kan uitgeven, en er dus nog veel meer mogelijk is, en er nog veel meer stemmen gehoord kan worden, verliest men zijn belangstelling en kiest voor een nieuw genre dat alleen door een kleine groep gemaakt kan worden.
Misschien is het in de menselijke natuur besloten dat we alleen kunstvormen accepteren die door elites gemaakt kunnen worden. Als dat zo is, lijkt me er uiteindelijk weinig hoop voor de roman. Maar misschien is er toch nog hoop: als tegenstem, als de unieke mogelijkheid voor de dwarste enkeling om een wereld op te roepen waarvoor bedrijven geen groot geld willen betalen. De toekomst van de roman ligt in het e-boek.
Margot Dijkgraaf en Wouter van Gils. Geen verlangen zonder tekort. De toekomst van de Nederlandstalige roman. Amsterdam: Stichting Literaire Prijs.
Rob Duijf zegt
Ik vind dit wel een erg zwartgallig stukje, zo op de vroege morgen. En ik heb nog geen eens een kopje thee gehad.
Ontlezing is een feit. Dat is jammer en misschien ook wel zorgelijk. Maar we leven ook in een wereld van hypes, van tijdelijkheid. Een wereld van sinussen en cosinussen die ergens hun maximale amplitude bereiken en dan teruglopen naar hun nulpunt.
Onlangs las ik dat de verkoop van e-books stagneert. Dus met die roman komt het wel goed. Net als met de vlinders in de buik en het verdriet als het uit gaat. En de behoefte om op de een of andere manier al die romantische gevoelens te verbeelden.
Als de stroom uitvalt heb je niks aan je e-book. Aan een boek zit geen stekkertje en er hoeft ook geen batterij of accu in. Dus steek een kaarsje aan en pak een boek. Of kruip tussen de lakens met je partner.
Nee, het komt echt wel goed met het boek en de romantiek Marc.
sander zegt
Ik vind het wel een zinnig stuk hoor. Fuck het grootkapitaal en die saaie matige series. Mij verbaast sowieso die parallel van series en romans, waar slaat die nou op? De serie is gewoon een variant van de speelfilm, niets anders dan, pak hem beet, een groot narratief epos als The Ten Commandments of Cleopatra, maar dan in 6 stukjes gehakt. Heeft iemand ooit Cecil B. DeMille met Tolstoi & co. vergeleken? Neen. Hij borduurde wel op hen voort, maar dat is wat anders dan een substituut maken. En gek genoeg, heb ik de indruk, waren het juist de schrijvers zelf die paar jaar geleden met die vergelijking serie/roman aankwamen: worden ze betaald door Netflix ofzo? Dacht ik meteen. Waarom kijken ze zoveel series en bevelen ze dat zo aan? Waarom (her)lezen ze niet gewoon lekker Proust, Vergilius of Anthony Powell in dezelfde tijd, om in ieder geval zelf de ‘ontlezing’ beetje tegen te gaan. Net als met Facebook: ik zwengelde dat aan in de hoop meer Rondom Couperus-boeken te verkopen [zinloos, bleek] en had in no time 1000 ‘vrienden’, allemaal van die, mij volstrekt onbekende, literaire figuren en schrijvers die ook in de hoop meer boeken te verkopen de godganse dag op facebook zitten: maar dat kost toch ook zeeën van tijd? Tijd waarin je beter kan lezen en schrijven? Ik zit ook de halve godganse dag op dat suffe internet, maar ik ben geen schrijver, maar gewoon Jan Ondermodaal, voor de goede orde.
Rob Duijf zegt
Het grootkapitaal dat zijn wij zelf Sander. Omdat we zo ontzettend beïnvloedbaar zijn, geven we het grootkapitaal macht en bestaansrecht. Dat geldt ook voor de ondermodalen zoals jij en ik.
Het wordt een mooie dag vandaag, dus kom van je bank af en zoek een mooi plekje. Oh, en neem een boek mee. Een roman bijvoorbeeld?
Wouter van der Land zegt
De roman is helemaal niet dood, bij de Readshop hier om de hoek liggen stapels Saskia Noorten e.d., die wekelijks met een grote CB-truck worden aangevuld. Wanneer Nederlandse literaire schrijvers en de uitgevers iets commerciëler gaan denken, kom het goed. De culturele elite is stervende, misschien ruiken ze dat.
De titel ‘Geen verlangen zonder tekort. De toekomst van de Nederlandstalige roman.’ is tekenend voor de verlegenheid waarmee de markt benaderd wordt.
DirkJan zegt
Je kan een roman beter vergelijken met een speelfilm dan met een tv-serie en dan zijn er beslist een groot aantal literaire filmvertellingen gemaakt van niveau.
Johanna van Zwet zegt
Dank voor het stuk. Je zet me aan het denken.
Wat betreft het gebruik van emojis: Je kunt een emoji misschien vergelijken met een muzieknoot, of zelfs met een letter of woord: Elk op zichzelf zegt niks, maar in combinatie met elkaar worden ze muziek, proza, poezie.
Wat betreft jonge mensen en lezen/schrijven: Het valt me op dat een aantal van de generatie 25-35 die ik het voorrecht heb te kennen er dagboeken op na houdt: een of meer schriften voor bespiegelingen, schemaatjes, etc., handgeschreven.
Zou het kunnen dat liefdesbrieven (misschien, want aangetoond?) niet of minder worden geschreven omdat de nieuwe generatie realistischer en/of minder romantisch is ingesteld dan een of twee eerdere generaties? En dat dus het gesignaleerde gebrek aan liefdesbrieven iets zegt over de tijdgeest, meer dan over een literaire verschuiving?
Ik heb zoveel vertrouwen in de volgende generatie (echt waar) dat ik denk dat als ze al een bekende en beproefde vorm, literair of anderszins afdanken, er iets beters voor in de plaats komt. Laten we er ruimte voor maken, ook al weten we niet precies hoe nieuwe vormen uit gaat pakken, door nieuwsgierig te zijn en welwillend ten opzichte van nieuwe ontwikkelingen. Jonge mensen zijn niet gek.
sander zegt
Liefdesbrieven zijn een totale anomalie en overbodigheid in Tindertijden. Liefdesverdriet vrijwel ook: hoepla! Swipe. volgende.