25 jaar Optimaliteitstheorie (2)
Door Marc van Oostendorp
Een kerngedachte van de optimaliteitstheorie is dat alle talen dezelfde verzameling eisen hebben aan hoe een woord (of een zin, maar fonologie gaat meestal over woorden en dat houd ik hier ook maar aan) eruit moet zien. Allemaal willen ze het liefst open lettergrepen, allemaal willen ze het liefst zo nauwkeurig mogelijk overbrengen hoe een woord in je geheugen zit, allemaal vinden ze de klinker in zuur minder aantrekkelijk dan die in zier.
Alleen zijn die eisen in conflict met elkaar. Een taal kan niet aan alle eisen tegelijkertijd voldoen, en moet kiezen. Wanneer we nu eenmaal zuur in onze woordenschat hebben, kunnen we niet én tegelijkertijd precies zeggen wat we bedoelen én zier zeggen dat eigenlijk beter is. Die twee eisen worden daarom per taal gewogen, en in het Nederlands is de eis tegen zier niet zo sterk. In andere talen kan dat relatieve gewicht anders zijn; sprekers van zo’n taal (het Engels bijvoorbeeld) zijn dan geneigd om het woord zuur uit te spreken als zier.
Je schrijft dat als volgt op. De afkeer van zuur beschrijven wel (voor het gemak, nu even) als *y ([y] is het fonetische symbool voor die klinker). De wens om woorden getrouw uit te spreken (ook dat vereenvoudig ik nu even) noemen we Betrouwbaar (let op de zeer wetenschappelijke kleine hoofdletters). Het Nederlands specificeert nu:
- Betrouwbaar ≫ *y
Terwijl de Engelse grammatica de volgende bewering bevat:
- *y ≫ Betrouwbaar
De bewering van Optimaliteitstheorie is nu tweeledig. In de eerste plaats worden in een bepaalde taal álle eisen op hoe je een woord moet uitspreken zo geordend. De grammatica van een taal bevat dus een lange formule die eruit ziet als A ≫ B ≫ C ≫ D ≫ … In de tweede plaats zijn deze ordeningen het énige systematische verschil tussen talen.
Een kind dat een taal leert, moet dus leren al die eisen te ordenen. Waar komen die eisen zelf vandaan? Ik denk dat de meeste optimaliteitstheoretici zouden zeggen dat kinderen ze grotendeels leren in de eerste fase van hun leren. Ze gaan dan onder andere door een zogeheten brabbelfase heen, waarin ze allerlei klanken maken die niet veel betekenis lijken te hebben. We denken dat dit een fase is waarin ze experimenteren met wat er zoal kan, en dan leren dat een u lastiger te maken is dan een ie. Andere eisen, zoals Betrouwbaar, vormen meer onderdeel van algemene eisen op cognitie en communicatie: wanneer je van een woord van alles kunt maken bij het denken of praten, wordt de taal lastig te hanteren.
Jona Lendering zegt
De reisgenoot aan wie ik zojuist, over het ontbijt, hier in Albanië, probeerde dit uit te leggen vroeg zich af hoe, indien “deze ordeningen het énige systematische verschil tussen talen” zijn, het dan zat met de verschillen tussen dialecten.
Marc van Oostendorp zegt
In dit opzicht zijn (verschillen tussen) dialecten gelijk aan (verschillen tussen) talen. Het , verschil tussen taal en dialect is sociaal-politiek.en niet grammaticaal. In mijn proefschrift van 1995 (alweer) pas ik de optimaliteitstheorie toe op verschillen tussen vooral Nederlandse dialecten.
Marcel Plaatsman zegt
Zoonlief (bijna 1) zegt als hij trek heeft “ee-deh”, wat we als zijn versie van “eten” interpreteren. Ik vond het ook geen gekke vondst om tussen klinkers die -t- als -d- uit te spreken, dat klopt met hoe we in het Nederlands ook omgaan met s/z en f/v. Maar geeft de optimaliteitstheorie hem ongelijk, als we inderdaad aannemen dat “t” fijner is dan “d”?
Wat klinkers betreft valt op dat hij al wél /y/ kan, maar nog steeds niet /i/, wat wel een beetje sneu is voor iemand die Siem heet. Hij rondt graag en neigt erg naar het midden, dus verder is het veel /ø/ wat we hier horen. Hij diftongeert ook. De /a/ is verder een succesnummer en de woorden “papa” en “mama” heeft hij snel leren gebruiken, dus dat klopt wel met wat je zou verwachten.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, het idee achter de optimaliteitstheorie is dat er allerlei verschillende krachten op een woord werken; het feit dat de [t] op zichzelf makkelijker / beter is dan een [d] is een zo’n kracht. Dat je tussen twee klinkers het liefst een stemhebbende medeklinker hebt is een andere. Bij jouw zoon werkt nu die tweede sterker dan de eerste. In volwassen (standaard-)Nederlands is dat andersom.
James Sjaalman zegt
A ≫ B ≫ C ≫ D ≫
Is het noodzakelijk dat deze ordening volledig bepaald is?
Ik zou mij een partiele orde kunnen voorstellen, waarbij
A ≫ B ≫ D ≫
en: C ≫ D
maar de orde tussen {A en C}, en die tussen {B en C} onbepaald blijft.
Carry van der Harst zegt
In het Afrikaans is de uitspraak van onze ‘uu’ geëvolueerd naar ‘ie’. De spelling is wel hetzelfde gebleven. Dus ‘suur’ wordt uitgesproken als ‘sier’.