Door Marten van der Meulen
Gisteren schreef Maarten Keulemans een opinieartikel in De Volkskrant, getiteld Wetenschap, neem de bloggende wetenschapper eens serieus. Zijn belangrijkste punt: bij al dat gepraat over ‘maatschappelijke impact’ van wetenschap worden bloggers vergeten. Dat is zonde, en daar moet iets aan veranderen. Wetenschapsbloggers leveren vaak een geweldige bijdrage aan het publieke debat, ze zijn kritisch, delen kennis, geven inzicht in de wetenschap, en doen dat allemaal gratis en voor iedereen toegankelijk. Ik kan me alleen maar aansluiten bij Keulemans’ stuk. Ik zou zelfs verder gaan: de hele manier waarop er op dit moment wordt omgegaan met popularisering door wetenschappers moet veranderen.
Nationale Wetenschapsagenda
Ik had eerlijk gezegd gehoopt dat de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) verandering zou brengen in de Treurige Zaak van de Onbekostigde Popularisatoren. Want als er íets bleek uit de meer dan 11.000 vragen die werden ingestuurd, dan was het wel dat er een gat ligt in de overdracht van kennis van de wetenschap naar de maatschappij. Ontzettend veel mensen stelden namelijk vragen waar de wetenschap al een antwoord op had. Een deel van die vragen werd gebundeld in een boekje, Hoe zwaar is licht. Bizar detail: je zou denken dat dat boekje gratis was, in ieder geval voor de vragenstellers zelf, maar nee hoor, gewoon allemaal €19,99 aftikken. En dat terwijl regering en NWO de mond vol hebben van Open Science. Ahum. Wat begebeurde er verder met al die vragen? Een klein deel werd bekostigd en wordt nu onderzocht (in wat een bureaucratisch nachtmerrie van kafkaëske proporties schijnt te zijn). Maar al die andere vragen, daar gebeurde niks mee.
Bloggen
Maar daar gaat het hier niet om. Keulemans’ stuk ging specifiek over bloggen. Waarom?Stomtoevallig gaf ik dinsdag nog een (overigens onbetaalde) workshop over bloggen waarin ik dat uitlegde. Bloggen is namelijk een van de beste vormen van wetenschapscommunicatie. Ten eerste is een blog gratis voor iedereen toegankelijk. Hop, Open Science meteen klaar (letten jullie op, NWO?). Ten tweede kunnen mensen reageren op wat je schrijft. Het is dus niet alleen maar zenden vanuit de wetenschapper, er is sprake van dialoog (in ieder geval potentieel). Ten derde is het mogelijk om mensen van allerlei groepen bij elkaar te brengen. Ten vierde kun je heel snel publiceren: als je iets leest kun je direct in je toetsenbord kruipen om te reageren. Ten vijfde kun je behoorlijk veel verschillende soorten info kwijt in een blog, van links naar artikelen tot videos tot interactieve visualisaties. En je kunt er alles in kwijt, van methode tot theorie. Zaken die een krant misschien niet zal willen. Keulemans laat ten slotte ook zien hoe belangrijk blogs zijn als ijkpunt voor zijn werk als wetenschapsjournalist.
Geen tijd
Maar bloggen (en iedere vorm van wetenschapscommunicatie wat dat betreft) heeft ook nadelen. Eigenlijk heb je altijd belangrijkere dingen te doen. Ik moet bijvoorbeeld de reviews van een paper nog verwerken, om over mijn eigenlijke onderzoek nog maar te zwijgen. En je krijgt er dus niks voor. Tot op zekere hoogte lijkt dat niet zo’n probleem. Je zou immers kunnen zeggen dat populariseren gewoon binnen het takenpakket van de wetenschapper valt. Probleem daarmee is dat er ongelooflijk veel binnen dat takenpakket valt. Dan komt bloggen toch snel weer op de laatste plaats, of gaat het ten koste van ander werk, of je sociale leven. Juist als je voor dat bloggen wat beurzen beschikbaar zou maken, bijvoorbeeld om een paar wetenschappers een halve dag in de week vrij te spelen, dan los je dit op. Het stomme is dat het echt niet over astronomische bedragen gaat. Twintig bloggers (om te beginnen), 0,1 fte à €500 per maand, dat is €120.000 per jaar. Gooi er wat geld voor techniek bij en je komt op anderhalve ton. Een schijntje: als je meer dan 13 miljoen euro aan een interface voor de geesteswetenschappen wil besteden, dan moet dit er toch ook afkunnen.
Boekenbeurzen
Maar er is nóg een enorme omissie in het Nederlandse systeem van wetenschapssubsidie. Die betreft populariserende boeken. Opnieuw: dat hier nood aan is, lijkt me duidelijk, gezien de enorme hoeveelheid vragen in de NWA die dus al te beantwoorden waren. Maar het is op dit moment voor een wetenschapper (voor zover ik weet) volstrekt onmogelijk een beurs te krijgen voor het schrijven van een populariserend boek. €0, zegge nul euro. Ter vergelijking: het Nederlands Letterenfonds deelt jaarlijks meer dan €2.000.000, zegge 2 miljoen euro uit aan schrijvers. Die kunnen per boek aanspraak maken op een bedrag van tussen de €10.000 en €50.000, afhankelijk van hun status.
Ik vind dit krankzinnig. Ik gun iedere schrijver z’n poen, daar gaat het niet om. Maar waarom maak je niet een bijvoorbeeld jaarlijks 1% van dat totaalbedrag beschikbaar voor wetenschappers om lekker te populariseren? Doe bv. vier beurzen van €5.000 euro om mee te beginnen, weet ik veel. Daar kun je, afhankelijk van je status en bijbehorende salaris, best een tijdlang een dag in de week van schrijven.
Enfin, ik ben al jaren overtuigd van het nut van vrije kennis. NWO en de regering zeggen dat ook te zijn, maar zoals zo vaak lijkt het een gevalletje veel geblaat weinig wol. Veel geschreeuw in een klein straatje, veel wind maar weinig te malen en andere uitdrukkingen. Ik kan alleen maar volmondig Keulemans’ devies herhalen: stop je geld waar je mond is. En zo niet: hou dan in godsnaam op met zeuren over Open Science.
Dit artikel verscheen eerder op Marten van der Meulens eigen blog.
Lucas zegt
Ik kan dit alleen maar omarmen. Waar iemand als Marc de tijd voor al dat bloggen vandaan haalt zal me altijd een mysterie blijven, maar regelmatig laat ik schrijven voor Neerlandistiek toch links liggen, omdat andere stukken tekst een hogere prioriteit hebben. En die hebben ze, omdat ik op die teksten wordt afgerekend.
Wouter van der Land zegt
“Maar er is nóg een enorme omissie in het Nederlandse systeem van wetenschapssubsidie. Die betreft populariserende boeken. Opnieuw: dat hier nood aan is, lijkt me duidelijk.”
Subsidie is een slecht en onzinnig middel om iets waar vraag (zelfs ‘nood’) naar is in de markt te zetten (drukken en digitaal uitbrengen is heel goedkoop momenteel). Popscience over het brein, gifslangen en het heelal is gewoon winstgevend en internationaal zijn bijvoorbeeld filosofieboeken van Dennett en psychologie/taalboeken van Pinker dat ook. Veel universiteiten geven ook al veel geld aan aan het populariseren van hun onderzoek in de vorm van nieuwsbrieven, persberichten, magazines, hoogleraren wetenschapscommunicatie, etc. omdat ze dit terugverdienen in de vorm van aandacht voor hun opleidingen en de kracht van hun merk. Wetenschappers die goed kunnen schrijven, hebben vaak al columns waar ze (soms) ook voor betaald worden en de basis kunnen vormen voor een boek, zonder dat daar subsidie bij moet.
Het lijkt me wel een goed idee om wetenschappers die dat willen een paar uur in de week vrij te maken voor schrijfwerk, wanneer ze daar een goed idee voor hebben, een redelijk vlotte pen hebben en een onderwerp hebben dat zich ervoor leent. Maar dat lijkt me opnieuw iets voor de instituten. Een cursus ‘hoe schrijf ik popscience’ zou ook een goed idee zijn: begin hoofdstuk 1 altijd met een spannende anekdote.
Lucas zegt
Maar dat is subsidie. Tijd vrij maken is niet gratis; die uren moeten opgevangen worden en dat kost geld. Cliché: tijd is geld. Zolang het academisch onderwijs en onderzoek vanuit de belasting betaald wordt zal er rechtsom of linksom gesubsidieerd worden.
Subsidie hoeft dus niet te betekenen, geef geld voor een boek. Het kan inderdaad wat je zegt zijn: zorg dat er tijd is om het te doen.
msvandermeulen zegt
“(drukken en digitaal uitbrengen is heel goedkoop momenteel)” Daar gaat het niet om, het gaat inderdaad, zoals Lucas heel exact benoemt, om de tijd. Ik vind zijn voorstel prima: zorg dat er tijd is om iets te doen aan popwet (zo ken ik het). Die tijd kost geld, ergo subsidie.
“Popscience over het brein, gifslangen en het heelal is gewoon winstgevend” Ik vind winstgevendheid geen goed criterium. Sommige literaire boeken zijn ook winstgevend, maar daar worden wel werkbeurzen aan toegekend.
“Wetenschappers die goed kunnen schrijven, hebben vaak al columns waar ze (soms) ook voor betaald worden”. Maar daar gaat het juist niet om. Het gaat om de blogvorm, een vorm die op alle punten die ik noem superieur is aan de column (zie paragraaf 3 van mijn stuk), en waar, voor zover ik weet, nauwelijks wetenschappers voor worden betaald.
Wouter van der Land zegt
“Ik vind winstgevendheid geen goed criterium. Sommige literaire boeken zijn ook winstgevend, maar daar worden wel werkbeurzen aan toegekend.”
Het Fonds der Letteren lijkt me geen goed voorbeeld van subsidiëring gericht op kwaliteit en popularisering. Het is in de meeste gevallen vooral inkomenssteun.Wetenschappers hebben een inkomen, ook al is dat kennelijk vaak pover. NB Bach schreef o.a. zijn Wohltemporierte Klavier ook naast zijn matig betaalde werk.
Je hebt het over wetenschappelijk bloggen/boeken schrijven voor een groot publiek en vindt -ook wel logisch- dat er eigenlijk betaald moet worden voor de schrijftijd. Maar met zo’n werkbeurs alleen ben je er nog niet, want het is niet gezegd dat een populair-wetenschappelijk bedoeld blog ook daadwerkelijk gelezen wordt door een breed publiek, dat wil zeggen ook in voldoende aantallen om het ‘populair’ te kunnen noemen.
Wanneer een populair-wetenschappelijk blog daadwerkelijk succesvol is, lijkt me dat je eerst bij je werkgever zou moeten aankloppen. Een door de universiteiten opgericht subsidiefonds dat (deels) toekent op grond van het aantal lezers, reacties, links, besprekingen in andere media e.d. is een alternatief.
Een blog subsidiëren zonder dat het door een relevant aantal mensen gelezen hoeft te worden, lijkt me weggooien van gemeenschapsgeld.
Marc van Oostendorp zegt
Ik wil graag jullie aandacht vestigen op de interessante reactie op het stuk van Keulemans door de zeer goede oudheidkundige blogger Jona Lendering. Ik deel veel van zijn zorgen ook wel, en zou ook wel enige aarzelingen hebben bij het aanvragen van subsidie bij NWO: ik vind bij bloggen vrijheid heel belangrijk, vrijheid om NWO te kritiseren, vrijheid om af en toe iets heel flauws te plaatsen (‘moet dat nu voor een wetenschapper’), enz.
In de praktijk wordt Neerlandistiek nu voor een belangrijk deel gesubsidieerd door het Meertens Instituut, waar de site draait en waar we technische ondersteuning krijgen. Ook mijn werk aan de site wordt natuurlijk door het Meertens Instituut gesubsideerd, in die zin dat ik er nog steeds een deel van mijn salaris krijg, dat ervoor zorgt dat ik niet ’s ochtends vroeg een krantenwijk moet nemen in plaats van blogs te schrijven. Mij is het op de een of andere manier al bijna mijn hele werkzame leven vergund geweest voor een belangrijk deel zelf te bepalen wat ik doe. Ik vind dit werk belangrijk en vind het fijn dat ik in staat word gesteld het te doen. Enige financiële steun (voor het uitbreiden van faciliteiten, ik weet nog wel een paar dingen, en misschien voor het kunnen betalen van sommige contribuanten) zou welkom zijn, maar nogmaals: wel met behoud van vrijheid.
John Wervenbos zegt
Sociale media en kennisspreiding. Niet-specialisten en/of generalisten door specialisten laten informeren over specialistische kwesties is een kwestie van spreiden van kennis of delen van weegpunten en overwegingsstof; onderzoeksprojecten en onderzoeksmateriaal in relatie tot een scala van bevindingen en percepties. Dat als zodanig hoeft niet per definitie tot populariseren in een zin van vulgariseren van die kennis te leiden. En gedachte-uitwisseling over diverse kwesties tussen verscheidene maatschappelijke of culturele groeperingen, representanten van die groeperingen, kan leiden tot kruisbestuiving.
De blogvorm lijkt me daarvoor een mooi en geschikt middel; twitter en facebook hebben hun eigen waarden en kwaliteiten, maar lijken me voor het uitgebreidere communicatiedoel waarom het hier gaat op zich te vluchtig en beperkt.
msvandermeulen zegt
Ik ben het grotendeels met je reactie eens, maar ik snap niet goed waarom je het hebt over “populariseren in een zin van vulgariseren”. Bedoel je vulgariseren als versimpelen? Want dat is denk ik juist wel nodig: niemand zit te wachten op allerlei statistische ingewikkeldheden. Maar dat lijkt me helemaal niet erg: de presentatie van informatie aanpassen aan een andere doelgroep gebeurt heel veel, en vaak probleemloos.
John Wervenbos zegt
Ik begrijp wat je bedoelt en je hebt zeker een punt. Neem daarbij ook van Dale’s omschrijving van ‘vulgariseren’ in gedachten:
van Dale:
vulgariseren
1. onder het volk brengen, gemeengoed maken, met name van kennis gezegd
~ populariseren (het is niet juist ‘vulgariseren’ ongunstig te onderscheiden van populariseren’; het betekent niet: vulgair maken)
2. gemeengoed worden
Ik had naast een mogelijk positieve ook een eventueel negatieve connotatie van ‘populair wetenschappelijk’ in gedachten en zo kwam ik in mijn reactie tot die kruisbeweging, dat naast elkaar plaatsen, dat onderscheid. Biedt een populair wetenschappelijk boek of een populair wetenschappelijke tekst inhoudelijk bezien soms een al te stellige en/of eenzijdige voorstelling van zaken? En kan dat, als dat het geval is, gecombineerd met de autoriteit van de schrijver eventueel misleidend of verleidend werken naar een algemeen lezerspubliek?
In originele vorm, dat wil zeggen de primaire of zeg maar academische gedachten en teksten van een wetenschapper, ligt wat wel of niet (volledig) klopt of zich wel of niet in een goede richting beweegt en vruchtbaar kan zijn natuurlijk al besloten. Want dat aspect is natuurlijk direct verbonden met de kwaliteit, gezindheid en intenties van een wetenschapper.
Peter-Arno Coppen zegt
Je kunt wel zéggen dat het ‘niet juist’ is om ‘vulgariseren’ ongunstig te onderscheiden van ‘populariseren,’ maar het lijkt me sterk dat er veel mensen zijn die bij het woord ‘vulgariseren’ niet de (ongunstige) associatie met ‘vulgair’ hebben.
‘Niet juist’ is hier een normatieve uitspraak; ik zou denken dat de werkelijkheid hier van de norm verschilt. In elk geval geldt dat voor mijn taalgevoel (hoe onjuist dan ook).
John Wervenbos zegt
Het is interessant om in dit kader uw korte uiteenzetting over een reflectief oordeel, onderdeel van uw lezing Handleiding voor taaldiscussies (Onze Taal-congres 2017), mee te nemen.
John Wervenbos zegt
De precieze titel van de lezing luidt: “Dat zijn uw woorden” – Handleiding voor taaldiscussies met andere woorden (YouTube, 2017). Het bevat ook vermakelijke kwinkslagen aan de hand van herkenbare situatieschetsen.
DirkJan zegt
Er zitten veel haken en ogen aan hoe je bloggers gaat betalen en onder welke condities. Een goede gratis blog is ook een visitekaartje van een wetenschapper die doorgaans al royaal betaald wordt, van een goudgerand pensioen geniet, of een opstapje is naar een betaalde baan of freelancewerk voor wie geen werk heeft.
Tijd is geld? Een wetenschapper zou toch juist tijd moeten hebben om over zijn vakgebied te publiceren, dat is onderdeel van zijn doorgaans al riant gesubsidieerde baan. Het gaat ook om aanzien en eer. Maar ik weet het, de meeste wetenschappers komen alleen uit hun geleerde leunstoel voor een praatje of stukje voor geld, wat een armoede.
Omdat het om heel weinig bloggers gaat, mag er van mij best wat financiering komen, maar liever zag ik dat die 99% overige wetenschappers die niet bloggen, ook toegankelijk over hun vakgebied gaan publiceren in het publieke domein. Dat doen de meeste, geld of geen geld, niet en waarschijnlijk ook niet als je ze een zilverworst voorhoudt.
John Wervenbos zegt
DirkJan:
“Omdat het om heel weinig bloggers gaat, mag er van mij best wat financiering komen, maar liever zag ik dat die 99% overige wetenschappers die niet bloggen, ook toegankelijk over hun vakgebied gaan publiceren in het publieke domein. Dat doen de meeste, geld of geen geld, niet en waarschijnlijk ook niet als je ze een zilverworst voorhoudt.”
Ik zou heel graag zien dat vanuit vakgebieden meer zou worden gaan gepubliceerd in het publieke domein. Is me heel welkom, zou daar zeker mijn voordeel mee doen. Niet alleen voor mezelf maar zeker ook voor de publieke zaak die ik dien met mijn schrijfwerkzaamheden. Let wel: van mij mogen wetenschappers ook in minder toegankelijke vorm meer gaan publiceren in het publieke domein.
Voor de hand liggende vraag aan Dirk Jan: waarom of waardoor doen de meeste één en ander niet?
Lucas zegt
Sorry, maar is dit een trollreactie? “Onderdeel van zijn riant gesubsidieerde baan”; “royaal betaald”; laat me niet lachen. Zelfs als gepromoveerd onderzoeker werkzaam aan een internationale en elitaire top universiteit (Oxford) mag ik straks blij zijn dat ik een klein appartementje kan huren. Maar sparen voor een huis zal er voorlopig niet in zitten.
De gemiddelde wetenschapper is, zeker in de geesteswetenschappen, al snel 30+ uur per week met onderwijs bezig, en moet daarnaast doodleuk nog jaarlijks een publicatie in een toptijdschrift afleveren. En natuurlijk moeten we subsidie-aanvragen geschreven worden. Ze hoeven niet gehonoreerd te worden, zolang de managers maar kunnen zien dat er output is.
Regelmatig zie ik mensen op de faculteit met een burn-out voor een half jaar of een jaar afhaken, omdat de werkdruk nu al torenhoog is. Geleerde leunstoel, wat een grap zeg.
John Wervenbos zegt
Dat is geen rooskleurig beeld, Lucas. ’t Maakt voor mij een aantal zaken inzichtelijk. Dank voor de duidelijkheid.
msvandermeulen zegt
Ja, om dit soort trollreacties staat deze reageerder bekend. Je kunt ze ’t beste negeren, dat doe ik inmiddels ook maar.
Lucas zegt
Dank voor de tip; scheelt weer wat tijdverspilling.
DirkJan zegt
Ik ben me van enige kwaadaardige opzet totaal niet bewust, dit is de manier waarop ik soms reageer. Maar een gewaarschuwd mens telt voor twee. En ik ben een aantal jaren geleden op de Milf-blog van Van der Meulen gestopt met reageren omdat hij normale reacties van mij verwijderde. Op zijn eigen blog staat hij bij voorbaat al geen anonieme reacties toe en op Twitter heeft hij mij geblokkeerd. Zoals ik al zei, een gewaarschuwd mens telt voor twee, je hoeft niet op mijn reacties te reageren.
Marc van Oostendorp zegt
Ik wil het wel voor DirkJan opnemen. Hij kan zijn gedachten soms wat onbesuisd verwoorden en heeft ook wat mij betreft soms wat irreële gedachten over wat wij met onze torenhoge salarissen en zeeën van tijd allemaal zouden moeten doen, maar naar mijn idee reageert hij altijd vanuit de oprechte nieuwsgierigheid van een buitenstaander en komt hij regelmatig met aardige observaties.
msvandermeulen zegt
Als de reacties alleen ‘onbesuisd verwoord’ waren, dan kon ik er nog wel mee leven, maar het zijn in mijn ervaring in de regel niet onderbouwde en niet-constructieve commentaren. Ik wil een discussie voeren, maar dan wel onderbouwd en constructief. Als dat niet kan, tsja, dan hoeft het van mij niet. Ik ga uit van een basaal beleefde manier van conversatie, ook online.
” Op zijn eigen blog staat hij bij voorbaat al geen anonieme reacties”: dat is niet alleen gangbaar, maar ook te onderbouwen: anonimiteit werkt onbeleefdheid in de hand (zie https://www.newyorker.com/tech/elements/the-psychology-of-online-comments)
Peter-Arno Coppen zegt
De kern van de zaak lijkt mij hier dat wetenschappers die graag willen bloggen daar vaak (soms?) niet de ruimte voor ervaren, voornamelijk doordat ‘belangrijker’ taken voorgaan. Dat zit hem enerzijds in het ’takenplaatje’ (waar het schrijven van blogs meestal niet tot de functieomschrijving is doorgedrongen), en anderzijds in de waardering (blogs ’tellen niet mee’ in de bureaucratische vaststelling van je wetenschappelijke kwaliteit). Het heeft mijns inziens weinig nut om wetenschappers die niet willen bloggen daartoe te verleiden met ‘zilverworsten,’ als je het populariseren wilt stimuleren moet je het ergens ‘meetellen.’
WebredMiet zegt
Dat denk ik ook. Toen ik stopte aan de universiteit, in 2005, begon in Vlaanderen de publicatiedruk voor promovendi en gepromoveerden net op te lopen. Tijdschriften werden onderverdeeld in een soort klassen en wilde je carrière maken, dan moest je minstens x aantal artikelen in een internationaal tijdschrift met peer review, en x aantal in een internationaal tijdschrift enz. hebben. In die lijst komen geen tijdschriften voor het brede publiek voor, laat staan media als blogs. Intussen – ik ken nog steeds heel wat mensen die aan een wetenschappelijke instelling werken – is die druk alleen maar gestegen. Er zijn wetenschappers genoeg die hun onderzoek doodgraag met de wereld willen delen, maar er staat totaal niets tegenover. Erger nog: ze worden aangemoedigd om vooral voor die andere tijdschriften te schrijven, want dat brengt erkenning op en dus meer kans op vervolgsubsidies. Ja, geld speelt dus wel degelijk een rol, maar via een omweg. Als publicaties voor het brede publiek even sterk mee zouden wegen voor vervolgprojecten, dan zouden er ook veel meer komen, daar ben ik van overtuigd. Daar heb je geen schrijversbeurzen voor nodig, wel de bereidheid van de instellingen die over de centen gaan.