Door Æde de Jong
student Nederlands, Groningen
Ik heb gemengde gevoelens bij het hertalen van Nederlandse klassiekers. Dat het nodig is getuigt van een zekere teloorgang. Niet alleen van het vermogen om historische teksten in historisch Nederlands te lezen, maar ook van de bereidheid van de lezer om zich in moeilijke teksten vast te bijten. Daarom heb ik moeite met de houding van Ronald Giphart. Hij roept op tot het massaal hertalen van de klassiekers. Naar mijn mening zijn we bij een thema aanbeland waar we voorzichtig mee moeten omspringen, al lijkt Giphart er de ernst niet van in te zien.
Ik ben het met hem eens dat het nuttig kan zijn om toneelstukken (zeker op basisscholen en middelbare scholen) in aangepaste vorm in te studeren en op te voeren, maar men moet niet zomaar overgaan tot het hertalen van Van den vos Reynaerde, Vondels Lucifer, laat staan Max Havelaar. Het Nederlands van de laatste staat wat mij betreft dicht genoeg bij het huidige Nederlands en hoeft niet hertaald te worden.
Ik snap echter wel dat Marita Mathijsen – emiritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam – van gedachten is veranderd. Ze geeft de voorkeur aan luie lezers boven niet-lezers, al is het met pijn in het hart. Deze visie staat haaks op wat zij eerst verkondigde: historische teksten niet hertalen en al helemaal niet inkorten.
Erfenis
Het hebben van een grondige literaire basis is van onschatbare waarde. Hierbij kan het hertalen van de oudere teksten helpen om die toegankelijker te maken. Maar er wordt, door zowel Giphart als Mathijsen, ook gesproken van inkorten. Dit vind ik om meerdere redenen bezwaarlijk. Als een tekst hertaald is, zou die toegankelijk moeten zijn. Inkorten betekent dat je tegemoetkomt aan de luie lezer. En ten tweede: ik zie niet in hoe iemand kan bepalen welke delen van een canonieke tekst weggelaten kunnen worden. Die teksten zijn zo goed omdat ze de vorm hebben die ze nu hebben. Daarom vind ik hertalen ook alleen geoorloofd als dit onder bepaalde omstandigden gebeurt. Dit lijkt me alleen nodig bij middeleeuwse teksten en teksten uit de Gouden Eeuw. En ik vind dat deze hertalingen naast het origineel moeten worden afgedrukt, zoals de editie van Beatrijs door Willem Wilmink. Inkorten is heiligschennis.
Ik ben het roerend eens met Yves T’Sjoen, hoogleraar moderne Nederlandse literatuur aan de Universiteit Gent. Een lezer mag gerust een beetje moeite doen. En als je de klassiekers niet in oorspronkelijke lengte wil lezen, moet je geen Nederlands gaan studeren. De gedachte dat ik misschien conservatief ben – die T’Sjoen ook beschrijft – kwam even bij me op, maar daarmee heeft het feitelijk niks te maken. Het is een kwestie van respect voor onze literaire erfenis. Afgezien van mooie studie-edities, waarin óók de originele tekst wordt opgenomen, hoeven de klassiekers niet hertaald en al helemaal niet ingekort te worden.
Rob Alberts zegt
Instemmende groet,
Rob Duijf zegt
‘Dit lijkt me alleen nodig bij middeleeuwse teksten en teksten uit de Gouden Eeuw.’
(…)
‘En ik vind dat deze hertalingen naast het origineel moeten worden afgedrukt, zoals de editie van Beatrijs door Willem Wilmink. Inkorten is heiligschennis.’
Ik ben het helemaal met u eens! Taal is een cultuuruiting die iets laat zien over de beleving van mensen in een bepaalde tijd, met ander opvattingen over maatschappij en godsdienst. Dat laat zich moeilijk vangen in woorden van onze moderne tijd, waarbij zaken als diepgang en humor ons mogelijk ontgaan. Daarnaast zal nog uitleg over de specifieke betekenis van woorden en begrippen in een (voet)notenapparaat noodzakelijk zijn.