Taalvariatie is de nieuwe mantra in de taalwetenschap. Niemand ontkent ze; ze is er, net zoals diversiteit in de samenleving. De vraag is: hoe gaan we ermee om?
Is de tussentaal in Vlaanderen nu een usurpator of een legitieme, want bestaande en door meer en meer mensen als vanzelfsprekend beschouwde variëteit van het Nederlands in België?
In Nederland kun je dezelfde vraag stellen over het Poldernederlands, en de streektalen. En wat met de instroom van Engelse woorden, en woorden uit andere talen? Zie ook de recente discussie in Vlaanderen over de plaats van de thuistaal in het onderwijs.
Staat tegenwoordig niet vooral de standaardtaal onder druk? Wie gelooft nog in haar emancipatorische waarde?
Hoe kijkt men van buiten Nederland en Vlaanderen naar deze taalvariatie? Welke variant van het Nederlands moeten anderstaligen aanleren?
Tijdens het driejaarlijkse Colloquium Neerlandicum van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek gaan we hierover in debat op woensdag 29 augustus, van 19 uur tot 20.30 aan de KU Leuven (precieze locatie wordt nog meegedeeld).
De deelnemers zijn: Hans Bennis (Taalunie), Leonie Cornips (Meertens Instituut), Anouk Van der Wildt (KU Leuven en UGent), Jürgen Jaspers (Universiteit Antwerpen), Vibeke Roeper (Onze Taal) en Matthias Hüning (FU Berlijn).
De inleiding wordt verzorgd door Wim Vandenbussche (VUB)
De uitleiding gebeurt door Marc van Oostendorp (Meertens Instituut, Radboud).
Moderator: Annelies Beck (VRT, onder voorbehoud)
Laat een reactie achter