Door Thomas Pierrart
Als fervent onderzoeker van alles wat met fictionele reisverhalen te maken heeft, begon ik onlangs aan een artikel te werken over Reis door de Elizeesche Velden (1753), een satirische reis naar het dodenrijk, die in het midden van de 18de eeuw geschreven werd door de Leeuwardse literator Johannes Buma (1694-1756). In tegenstelling tot zijn naamgenoot, de Friese classicus Lieuwe Annes Buma die zijn geld én naam schonk aan wat nu de Buma Bibliotheek heet, heeft Johannes Buma de tand des tijds minder goed doorstaan – iets wat bij 18de-eeuwse auteurs wel vaker het geval is.
Op 10 december 2010 beleefde Johannes Buma een van zijn zeldzame postume en literaire hoogtepunten. Dat gebeurde tijdens De Langste Dag, een initiatief naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de DBNL, waarbij 75 Vlaamse en Nederlandse dichters hun literaire voorgangers hulde brachten. Gerrit Komrij las op die dag enkele Aanvullingen op ‘De Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de twintigste eeuw in 3000 en enige gedichten’ voor, en nam daarbij een passage op uit een ander (overigens even satirisch) werk van Buma, de Boere bruiloft. Dat Komrij’s roots deels in Friesland liggen (zijn grootouders woonden daar voor ze naar Winterswijk verhuisden), zal het enthousiasme van de voordracht [vanaf 8:40] ongetwijfeld hebben gevoed.
Korte voetnoot
Niet dat de focus van mijn artikel bij de figuur van Buma lag. Ik was vanaf het begin meer geïntrigeerd door de inhoud van Reis door de Elizeesche Velden, waarin onder meer de 17de-eeuwse Filips IV van Spanje met zijn seniele zoon Karel II discussieert over wie er nu het beste kan lezen en schrijven. Maar zeker als je over een relatief onbekende auteur schrijft – die bovendien bekendere naamgenoten uit dezelfde streek heeft – is wat (genealogische) achtergrondinformatie wenselijk. Een blik in Jacques Alexandre de Chalmots Biographisch woordenboek der Nederlanden (1798, deel 5) leerde me dat Johannes Buma de zoon was van een zekere Niklaas/Nicolaas Buma, een apotheker te Leeuwarden. Een familiegeschil na Nicolaas’ dood had echter geleid tot de verkoop van de zaak, wat er mede voor gezorgd had dat Johannes nooit zelf apotheker was geworden. Buma was getrouwd met Anna Helena Verzijl, de zus van een Friese schilder. De Chalmot haalde zijn informatie uit een korte Buma-biografie, die de uitgevers van het (postuum gepubliceerde) Boere Bruiloft in 1767 als inleiding bij het werk voegden. Wie alle secundaire bronnen over Buma raadpleegt, merkt dat die inleiding en De Chalmots lemma uiteindelijk de basis vormen voor alle latere verwijzingen naar het leven en werk van de 18de-eeuwse auteur.
Genoeg informatie voor een korte voetnoot over Buma dus. Toch wou ik – al was het maar voor mijn eigen gemoedsrust – nog steeds weten of ‘mijn’ Buma op de een of andere manier gerelateerd was aan de Friese classicus. De zoektocht naar de Buma’s te Leeuwarden/Friesland bleek echter al snel niet zo vanzelfsprekend te zijn. Er bestaat niet alleen een schrijfvariant van de naam, Bouma; er zouden ook heel wat B(o)uma-families rond die periode in Friesland gewoond hebben. Maar ‘veelal berust […] alles wat daarop betrekking heeft, slechts op gissingen’, las ik daaromtrent. Het impliciete caveat over het ‘geslacht Buma’ leek terecht te zijn, want zelfs nadat ik (met heel wat moeite) ‘een’ deel van ‘een’ Buma-lijn had gereconstrueerd, wist ik nog steeds niet waar de mijne dan precies thuishoorde – als hij al ergens een plaats had.
Compagnieschrijver
Dan gooi ik het maar over een andere boeg, dacht ik. Ik had tot dan toe immers vooral met twee soorten bronnen gewerkt: verscheidene biografisch-historische anthologieën en de (weliswaar hobbyistische) Nederlandse genealogiedatabank. Ik besloot deze keer twee andere paden te bewandelen. Aangezien Johannes uit een apothekersfamilie stamde, nam ik eerst een kijkje in Stoeders Geschiedenis der Pharmacie in Nederland (1891). In een korte passage over het apothekersbedrijf in Leeuwarden aan het einde van de 17de eeuw, stuitte ik inderdaad op de apotheker Buma, die in 1687 de officiële apothekers-eed had afgelegd. Alleen… het ging niet om Nicolaas, maar om Cornelis Buma. Pas toen realiseerde ik me dat ik de naam Cornelis al eens eerder was tegengekomen, nog vóór ik effectief in Buma’s verleden ging graven. In 1731 schreef Johannes Buma namelijk zijn Hof-Gedagten op de Vier Getyden des Jaars. Dat werkje opent met een lofrede van de Leeuwardse geneesheer Bernardus Idema (±1690-1760), die gericht is aan de auteur van het werk: ‘Johannes Cornelis Buma’. Wat in eerste instantie niet significant leek, werd dat nu misschien wel. Had Johannes als tweede naam de voornaam van een familielid gekregen, zoals dat in die tijd gebruikelijk was (het zogenaamde ‘vernoemingsprincipe’)? Maar wie was Cornelis Buma dan? En hoe zat het met de alsmaar mysterieuzere Nicolaas Buma?
Het antwoord op die vragen bemachtigde ik via mijn tweede pad, de database van het Historisch Centrum Leeuwarden. Hoewel ik op die manier al snel een scan van Johannes’ huwelijksakte met Anna Helena terugvond, was er namelijk geen spoor te vinden van Nicolaas Buma, noch van een doopcertificaat dat de kleine Johannes aan een zekere Nicolaas koppelde. Op 6 juni 1694 werd echter wel een Johannes Buma te Leeuwarden gedoopt. Maar de vader die bij die doopplechtigheid aanwezig was, heette… Cornelis Bouma. Cornelis Gellij (ook wel: Jellis) B(o)uma was dus de vader van Johannes Cornelis Buma. Door Cornelis en Johannes met elkaar te verbinden, ontdekte ik bovendien nog meer informatie. Cornelis blijkt bijvoorbeeld een tijdje compagnieschrijver te zijn geweest, een soort administratieve (bij)baan in het leger en functie die ook Johannes later zou bekleden. Verder was Cornelis getrouwd met Antie Jans Minnarda, en samen met haar kreeg hij, nog vóór de geboorte van Johannes, twee kinderen, die echter meteen stierven. Zelf liet hij het leven in 1708.
Satirische reis
Ik denk dat de kans klein is dat ik ooit te weten kom of Cornelis en zijn zoon Johannes verre familie zijn van Lieuwe Annes Buma. Vermoedelijk wel, al is het maar de vraag hoeveel knooppunten voor die familierelatie nodig zijn. Toch is er nog één prangende kwestie die niet helemaal opgehelderd is: vanwaar komt precies de verwarring tussen Cornelis en Nicolaas? Een aanwijzing daarvoor lijkt me te vinden in de twee ‘originele’ bronnen die ik eerder noemde. Tussen de inleiding op de Boere Bruiloft en De Chalmots Biographisch woordenboek is er namelijk één belangrijk verschil. De eerste verwijst naar Johannes’ vader als ‘N. Buma’, een naam die De Chalmot voluit schrijft als ‘Niklaas’. De N. slaat vermoedelijk echter niet op de afkorting van een voornaam, maar wel op het feit dat die voornaam onbekend is. Opmerkelijk genoeg doet De Chalmot bij de Friese schilder die in de inleiding wordt vermeld, ‘N. Verzijl’, net hetzelfde: in plaats van de werkelijke Rinse Verzijl maakt hij er ‘Niklaas Verzijl’ van.
De Chalmots fout heeft dus, althans voor Johannes Buma, twee eeuwen later nog steeds consequenties. Mochten we een verzachtende omstandigheid willen inroepen, dan zouden we kunnen zeggen dat hij zich onbewust heeft laten sturen doordat hij de naam ‘Claeske/Claaske Buma’ ergens is tegengekomen. Die leefde immers in dezelfde periode. Meer nog, het zou zelfs kunnen dat Claeske Buma ook een familielid was van Johannes. Of dat laatste effectief het geval is, is me voorlopig niet duidelijk. Alvorens dat pad echter te volgen – een pad dat misschien wel tot bij Anne Lieuwes Buma leidt – denk ik dat ik me maar weer eens op Reis door de Elizeesche Velden stort. Dat is immers een leuke, satirische reis naar het dodenrijk, geschreven door Johannes Cornelis Buma.
Laat een reactie achter