Door Marc van Oostendorp
Neerlandistiek is weinig divers in zijn schrijversbestand: vrijwel alle auteurs die de afgelopen weken met hun naam hebben bijgedragen behoorden, voor zover ik heb kunnen nagaan, tot de categorie van de witte man tussen pakweg 30 en 60. Zelfs de Nederlandse regering is diverser dan wij.
Ze hadden ook allemaal een hogere opleiding, maar dat is de enige soort van diversiteit die we niet hoeven te bevorderen. Maar voor de eenzijdigheid van de rest van ons auteursbestand schaam ik me wel een beetje. Ik weet alleen niet goed wat we eraan zouden moeten doen.
De meeste kopij die hier komt, komt aanwaaien: mensen sturen wat op, en dat plaatsen wij. Voor zover ik kan nagaan speelt wittemannenschap geen waarneembare rol bij het aannemen of afwijzen van stukken; dat gebeurt altijd op inhoudelijke gronden (te lang, niets met neerlandistiek te maken, te onbegrijpelijk, teveel gebaseerd op voetnoten en literatuurlijsten). We doen overigens ook dan vaak eerst ons best het wel naar een publiceerbaar niveau te krijgen. Het feit dat we bijna alleen witte mannen plaatsen komt doordat er bijna alleen witte mannen insturen. Zoals er zich ook bijna alleen witte mannen als vaste krachten aanmelden. Op oproepen die we de afgelopen jaren plaatsten voor hulp meldden zich ook bijna alleen maar mensen van dit profiel. (Voldoe je er niet aan: meld je dan alsjeblieft onmiddellijk!)
Dat weerspiegelt, in ieder geval waar het gender betreft, ook nog eens nauwelijks de verhoudingen in ons vakgebied, dus daar ligt het ook niet aan. Er moet iets zijn dat grote groepen afschrikt om iets naar ons op te sturen, maar wat?
Ik zou het echt niet weten. Er moet iets zijn wat jullie afschrikt, maar wat? Wat kunnen we, wat kan ik eraan doen om dat te veranderen? Is er iemand die dat kan vertellen? Is er iemand die een oplossing kan bieden? Dit probleem moet nu toch eens worden opgelost!
WebredMiet zegt
Ik kan alleen voor mezelf spreken: ik word door niets afgeschrikt, behalve door tijdsgebrek. Kunnen die witte mannen van 30-60 me eens vertellen hoe ze het klaarspelen geregeld iets publiceerbaars te schrijven tussen de dagelijkse, werk-, huishoudelijke, onderwijs-, zorg-, subsidieaanvraag-, administratieve, oudercontact-, netwerk- en andere taken door? Ik speel dat echt niet klaar.
Lucas zegt
Zonder voor mijn beurt te willen spreken, maar geen partner en kinderen helpt.
WebredMiet zegt
Daar is het voor mij wat te laat voor 🙂
DirkJan zegt
Precies wat ik eigenlijk al schreef en bedoelde, het publiceren van artikelen heeft een grote aantrekkingskracht op jonge mannen, zodat ze indruk op vrouwen kunnen maken en zich weer kunnen voortplanten. Biologie. 🙂
Lucas zegt
Wacht, schrijven helpt om indruk te maken op vrouwen? Waarom wist ik dit niet eerder, en wat doe ik dan blijkbaar tot op heden fout?
Wouter van der Land zegt
@WebredMiet,
Over schrijven met tijdgebrek:
Een mooi voorbeeld werd hier laatst door een vrouw (kleur en gender onbekend) gegeven met een stukje over gespreksanalyse. Ze verzon een voorval bij de IKEA om haar punt te illustreren. Zoiets kun je heel snel doen en het vult niet alleen alinea’s, maar betrekt ook de lezer. Wanneer je met deadlines teksten moet aanleveren heb je al snel een arsenaal aan trucs om mee te variëren. Bas Heijne (PC Hooftprijs!) betrapte ik laatst op het invoegen van een Nietzsche-citaat dat maar zijdelings met zijn punt te maken had en sowieso geen bewijskracht had, maar je bent dan weer een alinea verder en het geeft gewicht. De grootste stilisten van de Nederlandse taal gebruiken dus ook gewoon opvultrucs om tot hun 350 woorden te komen.
WebredMiet zegt
Beste Wouter, de voorbeelden die jij aanhaalt zijn manieren om teksten te vullen, langer te maken. Die truken ken ik ook wel, hoor. Maar dan moet je eerst wel een idee voor een tekst hebben en op zijn minst in grote lijnen weten wat je daarover wil vertellen. Daarvoor moet ik me toch zeker even gegarandeerd kunnen focussen, tijd nemen (hoeft niet eens lang te zijn) om daar eens over na te denken. Dat lukt me ook. Af en toe. Zelfs voor neerlandistiek, want ik heb het al gedaan. Maar het gaat alleen als er geen deadline voor een belangrijke klant boven mijn hoofd hangt, als de boekhouder me geen mail stuurt met de dringende vraag alles voor de kwartaalaangifte binnen te brengen, als ik niet plots met een huisgenoot naar de spoedgevallendienst moet, als er geen tiener naast me opduikt die vragen heeft over Engels/wiskunde/Latijn, als er geen stapel kleren ligt die dringend gestreken moeten worden wil ik de volgende dag nog iets netjes willen dragen, als als als. Mijn punt is: ik speel het niet klaar om zo vaak als heel wat bijdragers hier artikels te schrijven, omdat er altijd wel iets is dat belangrijker is. Soms is dat gepland, even vaak valt dat plots uit de lucht. Zo gaat dat nu eenmaal hier. En dan wil je soms ook rust in je hoofd. Ook niet het ideale moment om na te denken over een nieuw artikel.
Ik wil dus nog altijd heel graag weten hoe die mensen die dat wel kunnen dat klaarspelen.
Wouter van der Land zegt
Diversiteit lijkt me geen doel op zich voor een gespecialiseerde publicatie, maar de Nederlandse taal raakt aan een diverser publiek dan blanke oudere mannen. Door de redactie iets te verbreden, zou het lijkt mij moeten lukken bijdragen uit diversere hoek te krijgen. (Maar er werd bijvoorbeeld al veel door een vrouw over het Limburgs geschreven en op basis van werk van Nicoline van der Sijs wordt er nu in het Engels over het Nederlands overzee geschreven…)
Bijvoorbeeld:
– Subsidie aanvragen als literair tijdschrift bij het Fonds der Letteren en een diverse taalheld inhuren als columnist.
– Meer aandacht (ook inhoudelijk) voor hedendaagse poëzie en proza.
– Meer interactief onderzoek: lezers/Twitteraars vragen naar regionale uitdrukkingen oid
– Bespreken van Nederlandstalige songteksten. Daar gebeuren taalkundig bijzondere dingen.
– Samenvattingen van onderzoek van studenten plaatsen. Die zijn automatisch meer divers.
– Ook aandacht aan overlap met effectief taalgebruik/communicatie. Op dat gebied gebeurt momenteel in Nijmegen meen ik veel interessants door onderzoekers uit verschillende landen.
– Aandacht voor het toepassen van taalkunde op de basisschool. De basisschool is een heel geschikte plek om verschillende aspecten van taalkunde te doceren.
– Aandacht voor verschillende soorten jongerentaal, kantoortaal, medische taal, welzijnstaal, etc. met die groepen zelf als informant.
-Inzoomen op specifiek taalgebruik, bijvoorbeeld de taal van roddelbladen, etc. Hier vragen of een hoofdredacteur iets over wil bijdragen.
– Aandacht voor Nederlands leren als tweede taal.
– Aandacht voor gebruik software voor taalonderzoek. Er zijn hier ook weinig computertaalkundigen e.d. aan het woord. Dit zou een gespecialiseerde organisatie misschien willen doen in ruil voor aandacht.
– Aandacht voor taalrobots.
– Clickbait/linkbait door over controversiële onderwerpen te publiceren zoals ontgendering.
– Beroemdheden interviewen over taal, zoals eerder Fresku.
Marc van Oostendorp zegt
Dat zijn goede tips, dank je wel!
DirkJan zegt
Ik weet niet of het echt oplosbaar is, want een tijdschrift als deze heeft vooral een aantrekkingskracht op verbaal sterke haantjes die graag met hun intellectuele veren pronken, dat is van alle tijden. Maar wil de redactie meer vrouwen aantrekken, dan kan ze vrouwen actief benaderen die bijvoorbeeld promoveren, een opvallend artikel elders hebben geplaatst, of op een andere manier in de actualiteit staan. En schrijf vrouwen nog eens aan die al eerder wat op Neerlandistiek hebben geplaatst, of benader de faculteit van de universiteiten met een gerichte oproep. Het is het proberen waard, maar heel veel verwacht ik er niet van. Vrouwen zitten minder om aandacht verlegen en zitten al helemaal niet te wachten op zinnige en onzinnige reacties bij hun artikelen, doorgaans ook alleen geschreven door witte mannen.
Hadi Hairan zegt
Op zich is het geen probleem, maar het zou natuurlijk leuker zijn als de bijdrages diverser zijn. Ik heb er een paar dagen over nagedacht om iets te schrijven, maar door tijdsgebrek is het moeilijk, vooral als het gratis schrijven is.
John Wervenbos zegt
Ik dacht vandaag de lezersbijdrage ‘De term blank komt helemaal niet voort uit raciale wetenschappen van de 18e eeuw’ (Volkskrant, 28 juni 2018) is prikkelend en leent zich qua onderwerp voor het digitale tijdschrift Neerlandistiek.
Sterre Leufkens zegt
Grappig dat de eerste reacties ook weer in het merendeel van witte mannen komen!
We zien natuurlijk op allerlei plekken in de samenleving dat mannen makkelijker ruimte claimen dan vrouwen. Wij van bloggend duo Milfje hadden het er laatst nog over, over hoe wij begonnen: ik (v) dacht al langer dat ik het leuk zou vinden te bloggen over taalwetenschap, maar verwierp het met het idee: wie zit daar nou op te wachten. Milfje-m dacht direct: dat gaan we doen! De grote vraag is natuurlijk hoe het komt dat wij, en nu neem ik ons even als representanten voor onze genders, zo denken en doen.
Een oorzaak is dat vrouwen en mensen van kleur consequent negatiever beoordeeld worden (zie bijvoorbeeld al het onderzoek naar negatievere beoordelingen van vrouwelijke docenten aan universiteiten), en ook direct heftiger reacties krijgen wanneer ze ruimte claimen (zie het onderzoek van The Guardian een tijdje terug, waarin ze laten zien dat van de 10 auteurs op hun site waarop de meeste rottige reacties kwamen, er 8 vrouw zijn en 2 zwarte mannen). Dat gebeurt voor zover ik zie niet op neerlandistiek.nl, maar dat het op allerlei plekken in de samenleving voortdurend wel gebeurt, verhoogt voor deze groepen wel de drempel om eens even lekker online je mening te gaan geven. Zo werkt het voor mij in ieder geval wel.
Als je meer stukken van vrouwen en mensen van kleur zul je ze as redactie dus actiever over die drempel moeten trekken. Ik bied me bij dezen aan als redactielid, met als speciale opdracht om niet-witte-mannen te vragen stukken te schrijven.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, ik vermoed dat deze analyse klopt. Het is waarschijnlijk inderdaad nodig hier zelf actiever in te zijn. Het probleem is natuurlijk dat een redactie al snel genoeg te stellen heeft met alles wat er wél binnenkomt en dan vergeet op die manier het aanbod te verbeteren. Dank je wel voor je aanbod – je hoort er van!
Marcel Plaatsman zegt
Iemands kleur of geslacht zou natuurlijk helemaal niet uit moeten maken, dan zijn uiterlijke verschijningsvormen; artikelen worden niet automatisch diverser als je op kleur gaat selecteren (of je moet het echt heel racistisch willen aanpakken en verwachten dat zwarte bijdragers het over creolentalen en zo gaan hebben, terwijl brede taalkundige onderwerpen voorbehouden blijven aan de blanke heren). Inhoudelijk zou het wel aardig zijn als er wat vaker iets over het Nederlands in Suriname voorbijkwam. Ook de Vlaamse situatie kan op Neerlandistiek nog wel wat vaker worden belicht. Maar stukken daarover kunnen wat mij betreft net zo goed door Friese mannen of door Indonesische vrouwen geschreven worden…
johanna zegt
Waarom zou dit tijdschrift in termen van quota moeten denken? Anders dan in de politiek of het bedrijfsleven, wordt dit geheel door vrijwilligers voor liefhebbers in elkaar gezet en er wordt aan niemand een verplichting opgelegd. Evenmin, mag ik aannemen, heerst er een cultuur van vriendjespolitiek of bestaat er een baantjescarrousel, m.a.w. als een allochtone jonge bi-sexueel een artikel aanbiedt dat aan het profiel van het tijdschrift voldoet, wordt het geplaatst. Ik erken het fenomeen wel, witte mannen, maar ik zie niet dat op zichzelf, zonder die aanklevende bevoorrechting, een probleem is.
Sarah zegt
Zeer interessant stuk van een erg interessante website. Maar… als ik mag schieten, zou ik willen zeggen dat ik de inzet wel wat laag vind. Zolang de eis naar bijdrages van hoogopgeleide personen zo stevig wordt aangehouden, komt het er in de praktijk op neer dat de website meer blanke hoogopgeleide vrouwen wil aantrekken. Dat kan nooit kwaad, maar helaas denk ik dat we dan alsnog een van meest interessante dingen die op dit moment aan de gang zijn binnen ons taalgebied, buiten beeld laten.
Ik (vrouw, hoogopgeleid, blank, jawel, ik besef heel goed de spanning met het bovenstaande) reageer hier dan maar voor het eerst:
voor mijn job in een hogeronderwijsinstelling in Brussel, en als Brusselaar, merk ik dat er momenteel in Brussel een zeer interessante situatie bezig is: er is hier in de NL-talige scholen volop een generatie aan het ontwikkelen die het Nederlands niet thuis spreekt, ook niet op straat, vaak ook niet met hun vrienden, maar toch ook geen NT2-sprekers zijn. Vaak worden ze zo gepercipieerd, maar hun noden, alleen al op talig vlak, zijn totaal anders. Niet zozeer anderstaligheid maar meertaligheid, multitaligheid zelfs, is een deel van hun realiteit.
Nooit eerder woonden er zoveel niet-Nederlandstaligen in het Nederlandstalige taalgebied, nooit eerder zaten er zoveel kinderen en jongeren in het NL-talige onderwijs.Tegelijk is er totaal geen sprake van gelijk cultureel en sociaal kapitaal. Zeker in Brussel, maar ook in andere grote steden zoals Antwerpen of Gent, gaat deze groep van meertaligen vaak gepaard met een laag socioeconomisch profiel. Het blijft “onze” taal die “zij” zo goed en zo snel mogelijk moeten leren. Studies over wederzijdse invloeden op ons Nederlands heb ik nog niet gelezen, terwijl ik uit kleine anekdotes wel vermoed dat die invloed op de taal er wel langzaamaan begint te komen.
Het Nederlandstalige onderwijs krijgt zo’n 12 jaar de tijd om aan de slag te gaan met deze jongeren en hun families. Er is een unieke kans bezig grote groepen te laten deelnemen aan het proces van sociale mobiltieit. Daarvoor zullen we volgens mij echter onze blik op taal, taalvariatie, en ‘inmenging’ moeten veranderen. Ik ben ervan overtuigd dat de neerlandistiek een ontzettend belangrijke maatschappelijke rol zou kunnen vervullen die rechstreeks kan inspelen op de publieke en momenteel vaak populistische blik op hete maatschapelijke hangijzers: van nieuwe migranten over integratie tot zelfs religieuze spanningen. Taal en onze blik op taal is hierbij steeds cruciaal. Geen instrument dat zozeer bindmiddel kan zijn maar evenzeer zwaar gepolariseerd kan worden en zelfs misbruikt.
Nederlands extra muros, maar toch ook intra. Het is een unieke constellatie die voor zover ik weet nergens anders in het Nederlandstalige taalgebied plaatsvindt. Het onderwijs staat voor grote uitdagingen, de maatschappij wat mij betreft zelfs nog meer.
Deze mensen aan het woord laten, of minstens ingaan op hun taalgebruik en band met het NL, zou zonder twijfel veel frisse inzichten in de neerlandistiek laten waaien. Het zou ons vakgebied laten aansluiten bij een aantal maatschapppelijk uiterst actueel en relevant onderwerpen, en zou bovendien meteen werk maken van de hier vaak gehoorde kreet dat we als een wereldtaal moeten gaan denken, en onze mentaliteit blijvend moeten verfrissen en in vraag durven stellen.
Gelukkig is dit idee niet helemaal nieuw en wordt er, vooral in onderwijscontext, al volop onderzoek verricht naar deze groep en hun behoeftes. Deze groep denkers en onderzoekscentra heeft allang in de gaten wat de meerderheid van neerlandici toch te weinig lijkt te beseffen of – geheel ten onrechte – wegzet als irrelevant of iets dat plaatsvindt aan de rand: we zitten midden in een stille revolutie.
Nogmaals: de eerste generatie sociologen, filosofen maar ook leidende mensen uit het onderwijsveld rond Nederlands hebben deze grote veranderingen niet gemist. Waarom gebeurt hier niet meer mee en wordt de disciline van de neerlandistiek niet breed ingezet? Uit de losse pols lacunes die ik opmerk:
– over de taalvariatie die volop ontstaat, culturele kruisbevtuiving nog niet eens vermeld, heb ik nog maar weinig gelezen, en zeker niet vanuit puur sociolinguistische hoek, dus zonder pedgagogische bril gericht op onderwijsresultaten.
– Vooralsnog lees ik ook nog veel te weinig de stem van jongeren zelf, over hun kijk op het Nederlands, over hun leefwereld, over hun toekomstverwachtingen, over hun identiteit en de plaats die het NL daarin inneemt. Een interessante aanzet is het onderzoek van masterstudenten Lauranne Harnie, die in 2015 via kwalitatieve intervieuws jongeren uit het secundair onderwijs in Vlaanderen Brussel, bevroeg over hun houding tegenover het Nederlands (https://www.wtnschp.be/wetenschap/maatschappij/belgie-een-doolhof-van-taalbarrieres/
Marc van Oostendorp zegt
Dat zijn prikkelende gedachten. Het lijkt me nog niet gemakkelijk om ze te implementeren. Neerlandistiek wil ook in maatschappelijke debatten de stem van de wetenschap te laten horen; jij zegt, terecht, dat omgekeerd de wetenschap te weinig oog heeft voor wat ik nu maar even ‘nieuwe’ stemmen noem, die van de jongeren. De beste weg is dan, denk ik, om ervoor te zorgen dat die stemmen in de wetenschap beter gehoord worden – dat komt dan automatisch ook hier terecht. Ondertussen zouden wij natuurlijk kunnen proberen dat soort aandacht meer te stimuleren.