Bredero zal het zelf waarschijnlijk niet hebben geweten, maar voor zijn tragedie Rodd’rick ende Alphonsus was hij enige dank verschuldigd aan de Franse schrijver Nicolas de Montreux.
Door Annemieke Houben
Rodd’rick ende Alphonsus, Bredero’s tragedie over twee bevriende jonge ridders die hun hart verliezen aan dezelfde vrouw, werd in 1611 voor het eerst op de planken gebracht. Bredero heeft zich voor dit stuk, maar ook voor zijn Griane en Stommen ridder laten inspireren door verhalen uit de indertijd immens populaire Palmerijn van Olijve, een van oorsprong Spaanse ridderroman die aan het begin van de zeventiende eeuw via een Franse vertaling ook in het Nederlands verscheen.
Cornelis Kruyskamp, die een geannoteerde editie van Rodd’rick ende Alphonsus maakte, concludeerde dat het taalgebruik in het spel op sommige plekken nauw aansluit bij de tekst van de Palmerijn. Bredero moet de roman bij de hand hebben gehad toen hij het stuk schreef. Daarmee leek de voorgeschiedenis van de tekst verteld: de anonieme auteur van de Palmerín de Oliva zou de oorspronkelijke schrijver zijn, en de tekst zou via het Frans in het Nederlands terecht zijn gekomen. Willem Kuiper ontdekte echter dat nou net dít verhaal niet in de Spaanse Palmerin staat, en evenmin in de Franse vertaling hiervan. Pas in de Nederlandse vertaling is dit verhaal aan de roman toegevoegd. Maar waar komt het dan vandaan?
Bergeries de Juliette
Nu wil het toeval dat ik, met het vooruitzicht op een zomer in Frankrijk zonder eigen internetverbinding, op goed geluk een paar omvangrijke gedigitaliseerde vroegmoderne boeken op mijn laptop heb gezet. Zo begon ik twee weken geleden welgemoed te bladeren in Le quatriesme Livre des Bergeries de Iuliette (1595) van Nicolas de Montreux, geschreven onder het anagrammatische pseudoniem Ollenix du Mont-Sacré. In deze vijfdelige romancyclus (‘een bucolische Decamerone’ in de woorden van Jan ten Brink) vertellen herderinnen en herders elkaar voornamelijk amoureus gekleurde verhalen en raken daarbij ook zelf geregeld in intriges verwikkeld. De prozavertellingen zijn, geheel volgens de mode van die tijd, doorspekt met versjes, brieven, toespraken, dialogen en vertogen.
Ik was al een heel eind onderweg in een verhaal over de vriendschap tussen de twee deugdzame ridders Dom Alphonse en Dom Roderic toen het me opeens begon te dagen… Dit was Bredero’s Rodd’rick ende Alphonsus, maar dan anders! Een kreet van verbazing rolde over de Bourgondische heuvels. Een bezoek aan een café met wifi wees uit dat het verhaal in de Palmerijn een ingekorte versie is van dat in de Bergeries de Juliette.
Willem Kuiper distilleerde uit de Nederlandstalige Palmerijnteksten het profiel van een ontwikkelde, zelfverzekerde en creatieve vertaler die de teksten las alvorens aan de vertaling te beginnen en de volgorde van zinnen en alinea’s naar eigen goeddunken aanpaste. De tekst van De Montreux zou heel goed door dezelfde vertaler onderhanden genomen kunnen zijn. Het verhaal is nogal liberaal ingekort, soms zijn enkele zinnen weggelaten, maar vaak ook hele pagina’s. De vertaler schrapt hierbij niet in de narratieve lijnen, maar slaat vooral uitweidingen en vergelijkingen over.
Zijn zelfverzekerdheid blijkt onder andere als hij van een reeks hartstochtelijke sonnetten aan Elisabeth alleen de eerste twee vertaalt. Hierbij meldt hij: ‘Met meer andere veersen, die ick om lanckheyt te schouwen achterweghen laete.’ Ook verandert hij hier en daar iets concreets in de teksten, zo worden Elisabeths ‘lettres de ses parents’ in zijn versie ’tijdinge uyt ander steden’. Daarnaast verplaatst hij zinnen binnen alinea’s en zet hij vers om in proza. Om het verhaal mooi in te passen in de Palmerijnroman, last de vertaler vlak voor het einde een scène in waarin Roderic nog een keer aangevallen wordt door Moorse ridders, en ridder Palmerijn met een paar kameraden plots opduikt en Roderic het vege lijf redt. Ondanks al deze aanpassingen blijft de vertaling dicht genoeg bij De Montreux om deze als zekere brontekst aan te kunnen wijzen.
Origineel of vertaling?
Nicolas de Montreux, die eerder o.a. delen van Amadis de Gaula in het Frans vertaalde, betrok zijn inspiratie voor de Bergeries grotendeels uit Italiaanse en Spaanse sferen. Ongetwijfeld heeft hij reeds bestaande verhalen uit buitenlandse bronnen geïncorporeerd in zijn eigen romanreeks. Of dit ook geldt voor het onderhavige verhaal, of dat hij zelf narratieve elementen uit de rijke Spaanse populaire cultuur aan elkaar heeft geknoopt, kan ik niet zeggen. Wel geloof ik dusdanige stilistische overeenkomsten tussen de verschillende verhalen in de Bergeries te zien, dat ik vermoed dat De Montreux in ieder geval geen klakkeloze vertaler is geweest, maar zelf flink aan de tekst gesleuteld heeft.
De thematiek van twee op dezelfde vrouw verliefde edellieden lijkt vrij courant te zijn geweest in vroegmoderne Spaanse verhalen en toneelstukken. Rodrigo en Alonso zijn bekende namen in de Spaanse epiek en het vroegmoderne theater. In Las mocedades del Cid (1605-12) van Guillén de Castro, waarop Corneille zijn beruchte Le Cid(1636) baseerde, heet één van de liefdesrivalen Rodrigo. In Lope de Vega’s bekende El caballero de Olmedo uit 1620 strijden don Rodrigo en don Alonso om de hand van een schone. In dit toneelstuk zitten nog een paar verhaalelementen die ook in het verhaal van De Montreux zitten. Zo stuurt een van de minnaars onder valse voorwendselen een bode met een liefdesbrief naar de beminde jonge vrouw. Ook in dit stuk speelt eer een belangrijke rol, en wordt één van de rivalen vermoord door de ander terwijl hij het leven van die ander net gered had.
Dit zijn absoluut geen overeenkomsten waar je conclusies aan kunt verbinden, maar het stuk van Lope de Vega is in Spanje aan grondige studie onderworpen. Je zou dus verwachten dat als er eind zestiende eeuw een enigszins bekend Spaans verhaal had bestaan waarin een Don Rodrigo en een Don Alonso (hoe algemeen die namen ook zijn) om de hand van hetzelfde meisje strijden, en dat bovendien nog een paar met het toneelstuk overeenkomende verhaalelementen bevat, dit toch op zijn minst in een voetnoot zou zijn opgemerkt door Spaanse onderzoekers. Naar zo’n voetnoot ben ik tevergeefs op zoek gegaan (nog steeds op hetzelfde Franse terras, dus ik zou wat over het hoofd kunnen hebben gezien). De twee mogelijke inspiratiebronnen voor het stuk die wel genoemd worden (een archiefstuk en een lied) hebben met ons verhaal niets van doen. Mijn zoektocht loopt hier voorlopig dood. Is er misschien een bestaand verhaal geweest dat De Montreux heeft ‘verspaanst’?
Verspreiding van de Bergeries in het buitenland
Het verhaal in de Palmerijn lijkt de enige bekende vroegmoderne Nederlandse vertaling van een tekst van Montreux te zijn. In de STCN vind ik niet één titel van zijn hand, ook niet in andere talen. Dat is opmerkelijk voor een schrijver van zijn statuur, die niet alleen behoorlijk populair was in Frankrijk, maar ook in vertaling verscheen in de ons omringende landen.
In het Duitse taalgebied werden binnen enkele decennia na hun verschijnen alle vijf de boeken van de Bergeries integraal vertaald, en ook verschijnt er in 1617 een Schatzkammer met de mooiste gedichten, dialogen, brieven en verhalen uit de reeks. In 1610 wordt er in Engeland een gedeeltelijke vertaling van de reeks uitgegeven onder de naam The Famous Pastorall of the Faire Shepheardesse Iullietta en een bloemlezing van de mooiste fragmenten uit de Bergeries.
Het verhaal over Roderic en Alphonse kent in Frankrijk geen groot nachleben, maar wordt in 1781 tenminste ingekort gebloemleesd in ‘Mélanges tirés d’une grande Bibliothèque’.
Over de invloed van Nicolas de Montreux op het literaire landschap van de Lage Landen is nog van alles te onderzoeken. Zijn er nog meer verhalen uit zijn Bergeries in Nederlandse boeken terechtgekomen? En zouden er Nederlandse Amadisvertalingen zijn die gebaseerd zijn op zijn Franse vertalingen? Daarover misschien meer in de herfst.
Ton Harmsen zegt
Wat een prachtig artikel! Onderhoudend geschreven verslag van een opzienbarende vondst, van belang voor de studie van Bredero’s treurspel én voor de culturele uitwisseling in de vroege zeventiende eeuw.
Inmiddels is van de Palmerijnroman (die Cor Kruyskamp gedeeltelijk en Willem Kuiper helemaal uit hebben gegeven naar de druk van 1613) door de STCN ook een exemplaar uit 1602 beschreven (BL 12410.bb.3, bij Jansz Sr. in Arnhem) – heeft iemand daar al eens naar gekeken?
Willem Kuiper zegt
Wat bibliotheken voor een gedigitaliseerd 17e-eeuws boek vragen is geen vergoeding maar een losprijs. Maar mocht een persoon of instantie bereid zijn om dit geld op tafel te leggen dan zal ik graag meehelpen met collationeren. Ben wel benieuwd naar eventuele verschillen.
Tineke Groot zegt
Wellicht speelt ook Theo Rodenburg , als vertaler van toneelstukken van Lope de Vega, een rol in de overdracht van het verhaal. Zijn kontakten met Bredero schijnen niet geweldig geweest te zijn …