Door Marc van Oostendorp
Een van de voordelen van de neerlandiciteit is dat je een aanpalende discpline hebt. In mijn geval is dat de letterkunde. Ik heb er ooit vakken over gevolgd op de universiteit en ik vind het interessant om erover te lezen, maar tegelijkertijd ben ik bepaald geen specialist, en word ik daar ook door niemand voor gehouden.
Ik ken het vak daardoor goed genoeg om het te kunnen volgen, maar heb ook voldoende afstand om het als een buitenstaander te blijven bezien. Ik kan daardoor blijven zien hoe bepaalde dingen werken. Bijvoorbeeld: jargon.
Ik denk dat het moeilijk is om een letterkundige publicatie te vinden van de afgelopen vijftien jaar waarin niet minstens één keer gewag wordt gemaakt van ‘het literaire veld’ en van het feit dat deze of gene auteur in dat ‘veld’ een plaats moest verwerven. Bedoeld werd dan soms niet meer dan dat die auteur zijn positie moest bepalen ten opzichte van andere auteurs.
Feynman
Ik ken natuurlijk de achtergrond van die term, de literatuursociologische theorieën van Pierre Bourdieu. Ik beschouw het werk van Bourdieu als een van de interessantste ontwikkelingen in de literatuurtheorie. Hij en zijn aanhangers – zoals mijn eminente Nijmeegse collega Jos Joosten – hebben bovendien laten zien hoe je allerlei verschijnselen met die veldentheorie goed kunt begrijpen.
Maar dat betekent niet dat het me altijd lichtjes stoort als die term, ‘literair veld’, zomaar wordt gebruikt in een boek of artikel dat verder met Bourdieu weinig heeft uit te staan. Dat komt geloof ik ook doordat voor mij persoonlijk dat hele concept, van die veldentheorie, zich nog te weinig heeft losgemaakt van zijn metaforische verwijzing naar de natuurkundige veldentheorie. Die metafoor is goed gevonden: zoals je in de natuurkunde elementaire deeltjes en krachten kunt zien als manifestaties van velden, zo kun je in de literatuur individuele schrijvers zien als manifestaties van grotere spanningen die er op een bepaald moment ontstaan in ‘het literaire veld’. Maar omdat ik een amateur ben in zowel de literatuur- als de natuurkunde, raak ik dat metaforische begrip maar niet ontgroeid en denk ik iedere keer aan Feynman-diagrammen als ik een artikel lees over laten we zeggen Heleen van Royen.
Trots
Een echte literatuurwetenschapper heeft dat natuurlijk niet, voor zo iemand is dat ‘literaire veld’ een volkomen normaal woord geworden, dat hij of zij even gedachteloos gebruikt als ik de term ‘hoofd van een voet’ (ik ben ooit bij een promotie geweest die over metriek ging en waar de theoloog die optrad als voorzitter steeds verbaasder begon te kijken bij al dat gepraat over voeten met en voeten zonder hoofd).
Is zo’n term daarmee nodeloos jargon? Jargon is het zeker, maar nodeloos lijkt het me niet. Ik geloof dat het twee functies heeft. In de eerste plaats is de term toch vrij precies. Toen ik het hierboven introduceerde, moest ik mijn best doen om het nader te omschrijven, en die omschrijving kun je ook niet precies hanteren. In de tweede plaats laat je als auteur met gebruik van die term ‘het literaire veld’ natuurlijk zien dat je op de hoogte bent van die sociolische benadering, ook als je er verder zelf niet veel mee doet.
In artikelen die een wat breder publiek beogen, gebruiken mijn letterkundige collega’s de term soms ook, en daar lijkt hij me misplaatst, als die artikelen niet expliciet over literatuursociologie gaan. Maar het is een goed woord en ik ben best een beetje trots dat ik het ken.
Johan Schipper zegt
Kleine kanttekening: in de zin ‘Maar dat betekent niet dat…’ zou ik nog het woord ‘niet’ twee keer gebruiken. Altijd lastig, die dubbele ontkenningen.
Johan Schipper zegt
En in mijn zin hierboven is het woord ‘nog’ overbodig. Dat krijg je met dat steeds maar herzien.