Door Alan Moss
Een leraar op mijn middelbare school was er heilig van overtuigd dat kinderen visueel zijn ingesteld. In zijn borstzakje droeg hij een etui met gekleurde markers. Aantekeningen gaf hij in de vorm van schilderijen, rebussen en felle diagrammen. Zijn lessen nam ik vast ter harte bij het lezen van De klucht van de koe, want op de achterzijde van het stencil dat ik bewaard heb staat een slordige tekening van een schaatsende man met in een tekstballon erboven:
“Wak!”, ongetwijfeld een knipoog naar de Donald Duck. Het moet Bredero voorstellen, die volgens datzelfde stencil met slee en al door het ijs zakte, ernstig ziek werd en uiteindelijk overleed. Dat verhaal is hardnekkig.
Omdat we relatief weinig informatie bijeen kunnen sprokkelen over het leven van Bredero, zeker in vergelijking met types als Hooft en Huygens, is de wakscène door literatuurgeschiedenissen opgeblazen. Het is een tragedie in het klein. Bredero’s lijfspreuk, “’t kan verkeren”, sluit er perfect bij aan. De werkelijkheid is minder romanesk. In het voorjaar na zijn ongeluk schreef Bredero vrolijk door. Naar de oorzaak van zijn plotse overlijden kunnen we alleen gissen. Voor de schrijver Philip Exel (1890-1946) zal dat een bron van frustratie zijn geweest. In 1942 publiceerde hij Bredero: roman uit Amsterdams prille bloeitijd. Een pageturner is het niet, maar aan de hand van gedichten en toneel slaagt Exel erin het leven van Bredero bij elkaar te fantaseren. Een even belangrijk personage is de stad zelf. In een tijd van rolkofferterreur mag je daarmee dwepen:
Verder weg stijgt geroes van vele geruchten: het tovert kleurige beelden voor je ogen, het roept en lokt je, het zet je tot spoed aan om buiten te komen, om, zoals een vis in het water zwemt of een vogel de klucht klieft, in elementaire vreugde op te gaan in het fel bruisende leven, dat door de stegen en straten, langs de grachten en singels en over de pleinen van de jonge, krachtig omhoog bloeiende stad van je geboorte, van Amsterdam stuwt (p. 102).
In die wereld van vele geruchten, leeft, schrijft en bemint Bredero. Net als in mijn schoolaantekeningen wordt het ongeluk op het ijs de hoofdpersoon fataal. Vanuit zijn ziektebed schrijft hij zijn zwanenzang. Het boek eindigt met zijn tragische overlijden:
Nu verdwijnen de lichtende punten, de een na de ander, in de snelgroeiende schaduw… Nu is er niets meer dan een zoete geur om hem, vliergeur, die zijn met heftige slagen kloppende hart plotseling tot rust brengt… (p. 256)
Verantwoording
Exel, Philip. Bredero: roman uit Amsterdams prille bloeitijd. ’s-Gravenhage: Nederlandse boekenclub 1942.
Avercamp, Hendrick. IJsvermaak bij een stad. Ca. 1620. Amsterdam: Rijksmuseum, SK-C-1705.
Dit artikel verscheen eerder op het blog van Bredero 2018
Peter Lowensteyn zegt
Leuk ijsvermaak vlak naast de galgen!