Ooit was ik een dialectologe. Voor het Woordenboek van de Brabantse Dialecten tikte ik gegevens uit oude en minder oude vragenlijsten over in een databank. Ik stelde ook zelf nieuwe vragenlijsten op en tikte die antwoorden ook over. Met die gegevens maakte ik lemma’s en, als die interessant genoeg waren, kaarten. Dat laatste vond ik fijn werk, want op een kaart zie je in één oogopslag meteen wat je met duizend woorden niet zo nauwkeurig kunt uitleggen: wat wie waar precies zegt. Zo maakte ik op 8 jaar tijd, tot in 2005, meer dan 600 dialectkaarten voor de meest uiteenlopende begrippen.
Sinds 2015 stuur ik mijn eigen enquêtes uit. Tegenwoordig wil ik niet alleen dialecten in kaart brengen, maar alles wat in het Nederlandse taalgebied gezegd wordt. Spreektaal dus. Dat staat voor mij los van de vraag of het standaardtaal is, tussentaal, Poldernederlands, straattaal, dialect, jongerentaal … Het kan allemaal, zolang het maar daadwerkelijk in het dagelijkse leven gezegd wordt.
Spreektaal
Dat is in vergelijking met vroegere vragenlijsten over woordgebruik een nieuwe insteek. Doorgaans bepaalt de onderzoeker immers vooraf welke taalvariant hij of zij precies wil onderzoeken: dialecten, jongerentaal, straattaal, standaardtaal. Dat doe ik niet: ik laat het aan de respondent over om te bepalen onder welk ‘vakje’ de uitingen die hij vermeld vallen. Ik ben er namelijk van overtuigd dat sprekers zelf beter dan ik kunnen inschatten in welke situatie of tegen wie ze wat zeggen en of dat – bijvoorbeeld – onder dialect valt of niet.
Dat blijkt ook wel uit de antwoorden die ik krijg. Zeker bij de reeks over wensen en reacties maken mensen heel vlot zelf een onderscheid tussen wat ze zeggen tegen bekenden en wat tegen onbekenden, tussen formele en informele situaties, tussen dialect en ‘algemene taal’. Het probleem is alleen dat nog steeds te weinig mensen daar zelf van overtuigd zijn of bang zijn het verkeerd te doen. Respondenten zijn het immers gewoon dat de gezochte variant vooraf gewoon al afgebakend is en dat zij aan de juiste criteria voldoen voor die variant. Voor mijn spreektaalonderzoek zijn er geen strikte criteria. Er is er maar eentje: spreek (een variant of varianten van het) Nederlands in je dagelijkse leven.
Kaarten met gaten
De afgelopen twee jaar heb ik niet alleen vragenlijsten uitgestuurd, ik heb ook gewerkt aan een methode en software om snel betrouwbare kaarten te maken. Dat is nu klaar, en de eerste kaarten zijn een feit. Behalve de geografische variatie in de spreektaal worden nu ook de blinde vlekken op de kaart zichtbaar in een groot deel van Nederland en in Belgisch Limburg.
(INVOEGEN KAART WENSEN BIJ DE MAALTIJD)
Niet alle antwoorden krijgen een plaatsje op de kaart, want dan zou de kaart onleesbaar zijn. Alleen de woorden die vaak genoeg zijn vermeld en die ofwel in een groot deel van het taalgebied voorkomen, ofwel in een aaneengesloten regio. Unieke, creatieve of bijna uitgestorven woorden en uitdrukkingen staan dus niet op de kaart, maar vermeld ik wel in het artikel dat ik bij elke kaart plan te schrijven. Toch is die selectie niet de oorzaak van die blinde vlekken.
Oorzaken
Voor mijn taalkaarten maak ik uitsluitend gebruik van de antwoorden op mijn vragenlijsten. Daar heb ik twee redenen voor. Om te beginnen breng ik actueel taalgebruik in kaart en er zijn nu eenmaal weinig bronnen die zowel modern spreektaalgebruik als nauwkeurige geografische gegevens bevatten. Bovendien heb ik de tijd niet om eventuele bronnen te excerperen. Taalverhalen is immers een eenpersoonsvrijetijdproject, waar ik alleen aan kan werken als er geen ander werk op de plank ligt. Voor gevulde kaarten heb ik dus veel respondenten nodig uit het hele taalgebied. Hoe meer mensen uit hoe meer plaatsen de vragenlijsten invullen, hoe beter de kaarten worden.
De blinde vlekken geven aan dat ik voor die regio’s te weinig gegevens en dat komt omdat te weinig mensen uit die regio’s mijn vragenlijsten invullen. Geen antwoorden = geen gegevens = lege regio’s op de kaart.
Respondenten gezocht
Daarom wil ik graag een warme oproep doen. Storen die blinde vlekken jou ook, weet jij wat daar zou moeten staan of mis je een woord op de kaart? Heb je eens in de drie-vier maanden tien minuutjes tijd om een vragenlijst in te vullen? Dan ben jij een perfecte respondent. Ik probeer drie tot vier keer per jaar een nieuwe vragenlijst online te zetten. Als jij daarop geattendeerd wil worden, kun je je via deze link inschrijven als vaste respondent. Ik gebruik je mailgegevens alleen om nieuwe vragenlijsten te sturen. Het staat je elke keer vrij om die ook daadwerkelijk in te vullen. Sla je een keer over, dan is dat alleen jammer voor de taalkaart die op basis hiervan gemaakt wordt. Je kunt je bovendien even gemakkelijk uitschrijven als inschrijven. Alleen als je expliciet aangeeft dat je op de hoogte wil blijven van nieuwe resultaten – dat zijn doorgaans nieuwe kaarten en verklarende artikels – krijg je ook daar af en toe een mail over. Het laatste artikel van die aard, ‘Over smakelijk valt niet te twisten’, kun je hier lezen.
Laat een reactie achter