Door Marc Kregting
Wolkers is terug! Dat dacht ik, terwijl de bejubelde roman De avond is ongemak (2018) door Marieke Lucas Rijneveld het woord tot mij richtte:
Ik was tien jaar en deed mijn jas niet meer uit. Die ochtend smeerde moeder ons een voor een in met uierzalf tegen de vrieskou, die kwam uit een geel blik van Bogena en werd normaal gesproken alleen gebruikt tegen kloven, eeltringen en bloemkoolachtige knobbeltjes op de spenen van de melkkoeien. De deksel van het blik was zo vettig dat je hem er alleen met een theedoek af kon draaien; het rook naar gaar gestoofd uierboord, dat in dikke sneden besprenkeld met zout en peper weleens in een pan met bouillon op het fornuis stond en waar ik van gruwelde, net als van de stinkende zalf op mijn huid. Toch zette moeder haar dikke vingers in ons gezicht als in een kaas waar ze aan voelde en op klopte om te kijken of de korst aan het rijpen was.
Er opent zich een gereformeerde wereld die door vele Nederlandse romans overgeleverd is, maar die bij mijn weten alleen Wolkers van zo’n tastbare beeldspraak voorzag. Bovengemiddeld concentreert De avond is ongemak zich op korstjes en randjes en snot en dies meer wat als vies en overtollig geldt. En ook bij Rijneveld is er een oudere broer die sterft en oefenen de achtergebleven machteloos en steeds meer teruggetrokken hun rouw. Rond de eettafel blijven de Bijbelspreuken galmen; reacties daarop zijn in hoge mate fysiek. De ik-figuur Jas raakt geconstipeerd, terwijl de familie louter het erf verlaat voor kerk, school en etenswaar waarin het niet zelf kan voorzien.
Is dit binnenhuisrealisme dat de eeuwen heeft getrotseerd? Historisch letterkundigen kunnen dat beter beoordelen. De ouderlingen die in Rijnevelds roman het gezin bezoeken, waarschuwen in elk geval voor het internet. En wanneer hij koud wordt gaat de koffie, waarop nog een ambachtelijk melkvel zit dat personages biologeert, in een magnetron. Anders dan Nederlandse literatuur gewoon is dunkt me dat de hoofdpersoon Jas geen welomschreven geslacht heeft. De naam kan een afkorting zijn van pakweg Jasper of Jasmijn. Maar in de tekst draagt de naam een trauma dat de openingsregel al uitspelt. De broer is bij een schaatstocht door het ijs gezakt – indien de naam vlees was geworden had die jongen kunnen worden beschermd tegen de vrieskou die de tocht naar ‘de overkant’ heeft ingeleid.
Marieke Lucas Rijneveld (Nieuwendijk, 1991) betoont zich een getalenteerde en vaardige auteur die de lezer echter niet verwent met pointerijke anekdotes, spanningsbogen en verwijzingen naar de actualiteit. Waarom kreeg De avond is ongemak dan zo’n weerklank, ook bij lezers? Mijn poging om antwoorden te vinden zullen vooral suggesties opleveren, vanwaarop onderzoek zich allemaal kan richten. Misschien lenigen ze tegelijk een beetje de identiteitscrisis waarin de neerlandistiek zich zou bevinden. Het vak stond al langer ter discussie, maar ik heb de indruk dat de laatste maanden de zogeheten noodklok wel erg vaak heeft geluid.
1.
Over welke wereld gaat De avond is ongemak? Familieboerderijen zoals Rijneveld die evoceert zijn een zeldzaamheid geworden. Ze zijn veelal failliet gegaan ofwel door schaalvergroting opgegaan in grotere bedrijven. In deze roman moet de veestapel worden afgemaakt wegens risico op mond-en-klauwzeer, eufemistisch ‘MKZ’ geheten. Die ziekte is bij mijn weten het enige fenomeen uit de actualiteit waarmee Rijnveld de buitenwereld in deze roman laat doordringen. Voor de vader en de moeder, in beslag genomen door rouw en vervolgens door veronderstellingen over een god, is de dreiging van een faillissement er des te groter door. Lezers voelen mee. Een vertelanalyse kan demonstreren hoe ook zij moeten tasten in het duister. Ze zijn afhankelijk van informatie van een tienjarige. Deze figuur compenseert karige ouderlijke mededelingen en uitspraken allerhande van een veearts met een overontwikkelde fantasie.
Terzelfder tijd evoceert De avond is ongemak anno de 21eeeuw een absoluut, gesloten wereldbeeld, waarin religie voor het ouderpaar de mysteries en conflicten van het leven eenduidig verklaart. Hun kinderen hebben dat geloof nooit echt ervaren, overruled als ze zich weten door vragen, over een raadselachtige wereld en hun dito lichaam. Troost vinden ze in Martin Waddells reeks over Grote Beer en Kleine Beer. Ik speculeer nu openlijk, maar kan de aantrekkingskracht van Rijnevelds roman liggen in de botsing een hagelwitte monoculturele wereld zonder postmoderne relativeringentegen een postseculiere wereld die het geloof ook weer niet principieel afzweert? In peilloze nostalgie versus een drang tot zingeving?
Sociolinguïsten kunnen literatuurstudie verrijken door gemeenschapsstichtende of -consoliderende taal te onderscheiden van landgebonden geachte individualistische uitingen. In de roman instigeert Jas’ verjaardagsdatum 20 april een denklijn over ‘vreemdelingen’. Op die dag werd ook Adolf Hitler geboren en Jas vermoedt dat er in de kelder Joden vastzitten. Aan het slot komt de confrontatie met de werkelijkheid. Maar in plaats van dat Jas erkent te hebben gefantaseerd, komt er een beroep op het boek Exodus: ‘U mag de vreemdeling niet onderdrukken, want u kent zelf de gesteldheid van de vreemdeling, omdat u zelf vreemdeling geweest bent in het land van Egypte.’
Tijdens de veranderingen in het boerenbedrijf werd Nederland één grote stad. Flora en fauna zijn aangewezen op reservaatachtig tussengebied. Behalve thematisch wasemt De avond is ongemak ook ruimtelijk anno de 21e eeuw iets exotisch. Jas moet flinke stukken fietsen naar school, maar van wat daar ter plekke voorvalt valt weinig te vernemen terwijl op de boerderij elk insect of amfibie duiding verwekt in de gedaante van vergelijkingen. Dat geeft een mooi, verwarrend effect van claustrofobie. En het versterkt de indruk van authenticiteit waarmee critici De avond is ongemak omgaven.
Uit dat perspectief valt de parallel met Wolkers herop te nemen. Vergeleken met De Grote Drie, die als door boeken gesterkte stadsschrijvers te kenschetsen zijn, lag zijn fascinatie bij natuur en dorp (van Oegstgeest tot Den Burg). Het cliché van de ervaringsdeskundige die de universiteit van het leven had gevolgd, een ‘nobele wilde’? Het bizarre verkoopsucces van de meer dan duizend pagina’s dikke, lauwtjes ontvangen biografie, veel groter dan dat van de Lucebert-biografie die nochtans een mediaschandaal veroorzaakte, roept bij mij de vraag op of Wolkers geliefder was vanwege die veronderstelde buitenideologische authenticiteit. Terwijl aan Hermans en Reve extreemrechtse sympathieën zijn blijven kleven en Mulisch’ antenne heette te draaien van Castro naar Wilders, lijken Wolkers tijdgebonden dubieusheden – van communisme tot seksisme – te worden vergeven.
2.
Zoals de open ruimte in De avond is ongemak claustrofobie opleverde, zo ondergaat Jas’ taal een even aangrijpende paradox. Ze wil de wereld transparant maken. Maar op alles wat zich aandient vuurt het personage hyperpersoonlijke associaties af die de afstand tot de wereld vergroten. Er komt een vlies over de taal. Verheldering zorgt voor ontoegankelijkheid, wat het publiekssucces van deze roman nog opmerkelijker maakt. De originaliteit en radicaliteit van De avond is ongemak zitten in de oergedaante van literatuur die beeldspraak heet. Dat werd alom ook opgemerkt, al dan niet in het verlengde van het weetje dat Rijneveld debuteerde als dichter – wat zegt dat eigenlijk over het genre poëzie?
Precies deze ambachtelijk competente roman wordt op de achterflap krukkig aangeprezen door een beroemde collega: ‘Bij elk hoofdstuk word je opnieuw kopje-onder gezogen in Rijnevelds donkere wereld bomvol prachtige beelden.’ Dat uitgevers zo’n zin accepteren en dat lezers er klaarblijkelijk evenmin voor terugdeinzen, moet te wijten zijn aan gewenning. Er is in de boekbranche al langer te weinig budget en tijd om eerste versies te verbeteren, ook inzake de continuïteit. Wanneer een titel in een uitgeefcatalogus wordt aangekondigd, begint een race om de klok. De representatiemachine is daarom belangrijker.
Tegelijk stijgen er in de grotebozemensenwereld periodiek klaagzangen op over het beroerde niveau van scholieren en studenten als ze zakelijke teksten moeten schrijven en lezen. Daarbij voegen zich eventueel noties over anderstaligheid en verengelsing, die ongewild demonstreren hoe complex de realiteit is. In België ligt elke van daaruit voorgestelde aanpassing in het onderwijs bovendien extra gevoelig, vanwege een historisch geachte teleologie die een taalstandaard vernaggelt. Ik voel me niet geroepen me in dat debat te mengen. Wel lijkt het me ingewikkelder geworden om voor een bewijs van voorbeeldigheid nog bellettrie in te roepen. Ik vrees dat inzendingen voor de mooiste zin van het jaar die ontwikkeling bevestigen.
Uiteindelijk hebben lezers evengoed een belang. Vanuit mijn waardenstelsel ben ik opgelucht over een roman als De avond is ongemak. En krijg ik het lastig wanneer in een ander recent en overigens onderhoudend A-boek, op pagina 19 merhaba Turks is voor ‘hallo’ en op pagina 20 voor ‘dank je wel’ en, bijvoorbeeld, een controversiële passage uit God stierf bij de Nijl van Nawal el Saadawi zowel op pagina 225 als op pagina 232 wordt onthuld én integraal geciteerd. Dat tussendoor de dienstdoende auteur gelachen heeft om het ‘braaf plussen en minnen over een komma hier en een bijvoeglijk naamwoord daar’ omdat er belangrijker kwesties zijn in de wereld, ook in de betreffende scène, neem ik dan voor kennisgeving aan.
Ik ben me ervan bewust dat heel wat fictieboeken bij mij geen serieuze kans krijgen, wanneer ze getuigen van desinteresse voor taal en van wat ik beschouw als de provocatie die gesanctioneerd onvermogen heet. Hier cursiveer ik, omdat wat velen virtuoos of correct noemen voor een minder grote groep stijlarm kan zijn en voor een taalfascist fout – en vice versa. Het literatuurdidactiekdebat gaf daarom hertaling en inkorting van oudere boeken als een optie en er kwam de aanbeveling alle pijlen te richten op leesbevordering. Daarbij was de stelling dat het verhalen zijn die warm kunnen maken, niet de vorm waarin ze gegoten zijn. We schrijven 25 jaar nadat teroverzijde van de oceaan Dan Quayle als vicepresident zijn geloofwaardigheid verloor door potato te herspellen tot potatoe.
Een veroordeling tot taalonkunde kan ver strekken. In haar studie Straatpolitiek memoreert Femke Kaulingfreks de aflevering van Zomergasten met Dyab Abou Jahjah. Daarover bleek Tommy Wieringa een column te hebben gemaakt waarin hij het kruisverhoor negeerde dat Abou Jahjah afgenomen was, zodat de columnist de ‘woordsoep’ van de gast kon ridiculiseren: ‘Chinees, naar het Nederlands vertaald door Google Translate’. Door dit frame, zegt Kaulingfreks, hoefde Wieringa niet te reageren op, laat staan te dialogeren met, de beweringen van Abou Jahjah. Ooit was de spraakmakende literaire nieuwssite De contrabas, inmiddels door het web verzwolgen, in het voetspoor van Gerrit Komrij gespecialiseerd in dergelijke hoon, met exclusief formalistische detailkritiek. En wellicht is dat op zichzelf ook een genre.
3.
De krukkige aanprijzing van De avond is ongemak op de achterflap vind ik interessant omdat ze net als publieke taal versteende metaforen bevat die niet meer als zodanig worden onderkend. Op een geestige wijze bewijst een andere recente roman dat. Aafke Romeijns dystopie Concept M speelt in het jaar 2020 en opent met een ‘Adviesbrochure kleurlozen’. Uiteraard bevat die brochure zakelijke taal. Dominante werkwoordsvorm in dat fragment is de gebiedende wijs. Alsof Romeijn waarschuwt dat advies binnen afzienbare tijd samenvalt met een gebruiksaanwijzing, die bindend is. Verder is het de vraag of er toch geen beeld in sluipt:
Breng elk halfjaar een bezoek aan uw medisch technicus om de bedrading van uw kleurstofmodule te laten controleren. Slijtage zit in een klein hoekje. Voorkomen is beter dan genezen. Wanneer uw module een langdurige pieptoon geeft betekent dit dat er een defect is.
Ik cursiveerde zegswijzen die geen verband houden met de tekstsoort, tenzij consultancytaal in 2020 helemaal is ingeburgerd (in de roman adviseert een spindoctor jaren te voren aan een populistisch politica, van oorsprong een wetenschapster, dat ze beter niet te vaak zegt dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken en begint zij later na een Fortuynachtige aanslag op haar leven een korte mail met de bewering dat de aanhouder wint). Het verschil is groot met een passage iets verderop in de brochure, waar de door ‘als’ gemarkeerde beeldspraak ineens literaire pretentie krijgt:
Een gevoel van machteloosheid en uitputting zal u overmannen zodat u op de bank neerploft en wat tijd voor uzelf hebt. Opeens dringt tot u door: dat was het dan. (…) Uw schouders zult u langzaam maar zeker tot uw oren optrekken, als twee door tektonische platen opgestuwde pieken zullen ze boven uw romp uitsteken.
Meer interferentie grijpt in deze passage plaats achter de dubbelepunt. Er wordt een mentale staat benoemd met een verbeeldingstechniek. Wel behoort uitgerekend de frase ‘Dat was het dan’ tot het repertoire van bekentenisinterviews waartoe ook – literatuursociologen bestuderen het – beroemde auteurs hun toevlucht zoeken. Bijna iedereen publiceert inmiddels binnen én buiten twee kaften, analoog en digitaal. Te raadplegen bronnen en het studiemateriaal voor letterkundigen zijn fors uitgebreid.
Daarbij kan ik me voorstellen dat taalkundigen bepaalde stijleigenaardigheden kunnen dateren. In De avond is ongemak splitst Rijneveld voornaamwoordelijke bijwoorden. Zie het openingscitaat. Er staat niet ‘waarvan ik gruwelde’ en ‘waaraan ze voelde’, maar ‘waar ik van gruwelde’ en ‘waar ze aan voelde’. Ook samengestelde werkwoorden worden in De avond is ongemak gedemonteerd: ‘dat je hem er alleen met een theedoek af kon draaien’. Ook deze varianten op conventies zijn te verbinden met authenticiteit. Ze klinken meer naturel dan die met niet-gesplitste woorden. En het voordeel aan de tweede eigenaardigheid is dat je nooit fouten kunt begaan bij het tricky spellingsonderdeel wat aaneen te schrijven en wat los van elkaar.
4.
Bevat De avond is ongemak dus veeleer spreektaal dan schrijftaal? Ik poneer dit eveneens omdat het personage woorden lijkt te ademen, zodat de interpunctie minder op grammaticale dan op fysieke regels stoelt. Vreemd genoeg maakt dat de stijl alsnog literair. In het openingscitaat had er een punt kunnen komen achter ‘vrieskou’. Waarschijnlijk wilde Rijneveld vermijden twee zinnen achter elkaar te beginnen met ‘die’, maar dat had ook kunnen worden vermeden door het schrappen van ‘die kwam’. Dat dit weinig spectaculaire werkwoord bleef staan versterkt wel een magie, die kinderen aanrichten door alle vermeend causale verbanden te benoemen. Die logica heeft een eigen ritme en patroon, waarover psycholinguïsten wellicht meer kunnen vertellen.
De komma die er nu staat, komt me vertrouwd voor uit teksten van studenten die ik nochtans tracht wijs te maken dat een beetje ordening een tekst kan verhelderen. Ook herken ik deze komma uit fishing-mails, die soms helemaal interpunctieloos raken: ‘De vernieuwde kaartlezer kunt u t/m 10 juni kostenloos aanvragen, na deze datum wordt automatisch een incasso in rekening gebracht dit bedraagt 14,99 euro’.
Interpunctie verdient bij letterkunde volgens mij sowieso een nadere blik. In Aafke Romeijns zojuist vermelde roman regeert bijvoorbeeld de dubbelepunt. Zelf kreeg ik dat pas halverwege in de peiling, toen in een dialoog het simpele aanbod van een drankje werd beantwoord met: ‘Als je koffie hebt: graag’. Wanneer ik zoiets verdisconteer in een interpretatie, dan denk ik eerst aan het genre van de dystopie dat dominante ideologische redenaties ondermijnt. De hoge frequentie van dubbelepunt is dan een geval van ostranenie en nodigt lezers uit tegenverbanden te leggen. Dan kijk ik met een literatuurwetenschappelijk oog, terwijl de dubbelepunt vanzelfsprekend ook een voorkeursteken van Romeijn kan zijn. Waarmee een biografisch perspectief nadert en van deze auteur andere teksten lonken ter vergelijking. Inclusief postings op sociale media. Dan verdient literatuurstudie steun van experts in de communicatie en taalbeheersing, omdat alleen al op Twitter leestekens (net als emoji’s) een grotere rol spelen in de beperkt beschikbare ruimte. Donald Trump sluit tweets vaak af met een uitroepteken, dat diverse boodschappen overbrengt:
My deepest sympathies and respect go out to the family of Senator John McCain. Our hearts and prayers are with you!
Inconceivable that the government would break into a lawyer’s office (early in the morning) – almost unheard of. Even more inconceivable that a lawyer would tape a client – totally unheard of & perhaps illegal. The good news is that your favorite President did nothing wrong!
If anyone is looking for a good lawyer, I would strongly suggest that you don’t retain the services of Michael Cohen!
Evengoed frappeert het me in De avond is ongemak dat, nadat de MKZ-uitbraak het landelijk nieuws heeft gehaald en de dominee erop hamert het kwade door het goede te overwinnen, de vader in een zeldzaam moment van afvalligheid in de kerk opstaat en roept: ‘De oorzaak zijn de dominees’ – en dat daarachter het uitroepteken ontbreekt.
5.
Ik begon met de vaststelling dat Rijnevelds roman niet direct opviel door pointerijke anekdotes en spanningsbogen. Er wordt van alles verteld, opflakkeringen van een bewustzijn dat de wereld en het seksueel ontluikende lichaam tracht te vatten. Aldus begint De avond is ongemak telkens opnieuw, als één lange rij voortdurende experimenten. Het zou dan interessant zijn wanneer bij het panel van neerlandici zich boekwetenschappers voegen. Deze roman ziet er namelijk traditioneel uit. Het omslag van een persoon die een tekeningetje van een arcadisch tafereel voor het gezicht houdt is verklarend. Dat lijkt me misleiding. En het lettertype, bladspiegel en de alinea-indeling zijn hoogst overzichtelijk. Aafke Romeijns per saldo behoudender roman Concept M heeft daarentegen een typografisch omslag dat activistisch oogt. Haar tekst zelf kent meerdere corpsen – de adviesbrochure is al apart vormgegeven – zodat bij het doorbladeren, in boekhandel of bibliotheek, de verwachting kan ontstaan literaire vernieuwing te krijgen.
Marijke Lucas Rijnevelds houding tegenover de plot is in laatste instantie natuurlijk poëticaal. Net als diametraal andere bevindingen van Jan van Mersbergen en Ivo Victoria, twee auteurs die tevens schrijfcursussen verzorgen. Daarbij hebben ze ontdekt dat ‘lekker vertellen’ het moeilijkste is. Ze voerden daarom een standaard in: ‘een verhaal moet zo goed zijn dat als je in een kroeg dat verhaal hoort en je moet heel nodig pissen, dat je wacht met naar de plee gaan tot het verhaal afgelopen is.’ Impliciet werd deze poëtica al bepleit door Tonnus Oosterhoff in 2005, toen hij een hoofdstuk uit Hermans’ klassieker De donkere kamer van Damokles uitvlooide en besloot dat het, mede doordat deze klassieker surrealistisch spontaan op het papier zou zijn beland, volkomen ongeloofwaardig was. Hij diskwalificeerde De donkere kamer als ‘ijlroman’.
Onlangs bundelde Oosterhoff die kritiek en voegde er een nawoord aan toe. Hij begreep niet dat er op zijn artikel amper reactie gekomen was. Zelfs de neerlandistiek had de andere kant op gekeken; een voetnoot erkent wel dat Hermans’ biograaf het had vermeld, ook nog instemmend. Oosterhoff was genezen van zijn idee ‘kwaliteit verkoopt zichzelf’. Op mijn beurt snap ik Oosterhoffs klachten niet. Zijn kritiek stond toch in een literair tijdschrift en was toch tekstgericht? De biograaf had wel aandacht gekregen door zijn scoop dat Hermans lid geweest was van de Kultuurkamer. Uitgerekend de betwiste roman is allerminst in einem Guss tot stand gekomen, veeleer in vlagen, wat een vrijbrief kan zijn voor omissies. Mij intrigeert dat Oosterhoff zijn kritiek opdraagt aan ‘T.W.’ en niet vermeldt dat hij in Dans zonder vloer (2003) ‘Verhaal zonder voortgang’, een facsimile van een geannoteerde pagina uit het Damokles-hoofdstuk en ‘IJlroman/Oubaan’ publiceerde, over de manische schrijver Theo Waals die maar blijft voortpennen. Vindt hij het billijker dat het rond die zwaar overlappende tekstkritiek even stil bleef omdat ze onder fictie valt? Regeert bij het lezen van literatuur inderdaad de suspension of disbelief, waardoor geloofwaardigheid juist geen criterium is?
Misschien is De avond is ongemak mede te karakteriseren als een heroïsche inspanning om geloof te krijgen in de werkelijkheid. En te accepteren dat daarin iets kan misgaan, omdat het misgaat. De broer heeft zelf geschaatst en is zelf door het ijs gezakt. Letterlijk. Aan het slot van de roman voegt Jas het woord bij de daad en kruipt in een vrieskist. Een ultieme poging tot identificatie? Alleen lezing en herlezing kunnen dat uitmaken, liefst gezamenlijk, door uiteenlopende belangstellenden die zich opstellen als één familie.
Rob Alberts zegt
Telkens wanneer ik mijn pot uierzalf openmaak zal ik voortaan aan dit boek moeten denken.
Vriendelijke groet,
Birgit zegt
Klinkt als een heel interessant boek!