80 Jaar Reynaert-monument in Hulst
Door Jan de Putter
Volgende week, woensdag 12 september, is het tachtig jaar geleden dat het Reynaert-monument in Hulst is onthuld. Dat gaat niet onopgemerkt voorbij in het stadje. Reynaert krijgt taart en ballonen en zijn alter ego de Vlaming Fernand Huts een litho met een afbeelding van de vos als dank voor het organiseren van het cultuurspektakel Vossen. Expeditie door het Land van Reynaert, waarbij Reynaert de gids is. Literatuur betekent iets in Hulst.
“Waarom juist hier, peinsde Akein, waarom aanbad men juist hier een godje van de slimheid? Zo slim vond hij dit volkje niet, eerder nieuwsgierig en donkerogig”. Die overpeinzing maakte het hoofdpersonage uit Willem Brakmans debuutroman Een Winterreis uit 1961. Brakman beschrijft Hulst als een verstild, zelfs doods stadje, waar de Gentsepoort de indruk maakte van een “rechtopgezette grafsteen”. Bij die poort staat het standbeeld van Reynaert de vos.
Een monument van de Nederlandse cultuur
Het verhaal begint voor de oorlog toen Hulst nog geen koopstad was. In 1937 had de katholieke boerenbond, de NCB, er een landbouwtentoonstelling georganiseerd. De bijdrage van de Oudheidkundige Kring was een tentoonstelling over de historie en de cultuur van het land van Hulst. Naast oude werktuigen was er ook een tafel met boeken over de Reynaert en werd er ook het openluchtspel Van den vos Reynaerde opgevoerd, geschreven door twee ‘Hulster’ notabelen, J.A. Everaard en L. Lockefeer. Een aantal plaatsnamen in het verhaal moet gesitueerd worden in het land van Hulst: het piepkleine plaatsje Absdale wordt als geboorteplaats van de vader van een van de dorpelingen genoemd, Hulsterlo (op de Belgisch-Nederlandse grens, nu Nieuw-Namen) als oriënteringsplaats voor de schat. In wetenschappelijke kring was dat allang bekend, maar bij een breed publiek in Nederland pas sinds de Reynaert deel werd van de literaire canon, zo omstreeks 1900. Vanaf die tijd is het verhaal verplichte literatuur voor middelbare scholieren.
Een comité werd opgericht om geld in te zamelen. Naast Hulstenaren zat er een groot aantal bekende Neerlandici in: C.G.N. de Vooys, G.G. Kloeke, pater J. van Mierlo, D.C. Tinbergen, F. Baur, L.C. Michels, L. Willems en ook de schrijver Frank Lateur, beter bekend als Stijn Streuvels. Voorzitter was J.W. Muller, de grote Reynaertspecialist. Brochures werden verspreid waarin stond dat er na het Reynaertspel een Reynaertstandbeeld zou moeten komen. De vos van het standbeeld, schreef het comité in verheven woorden, “die als zijn voorvader uit het middeleeuwse epos een dier zal moeten zijn, waarachter een fijne geest, – in schone schijn – verbergt.”
Niet iedereen was even enthousiast over het plan voor een beeld op de Houtmarkt bij de hervormde kerk. Sommige bewoners hadden bezwaar gemaakt, omdat ze vreesden dat hun uitzicht benomen zou worden door het beeld. Een bewoner merkte op dat hij toch liever een beeld van het Heilige Hart voor zijn deur had staan dan het beeld van de vos. Maar andere Hulstenaren waren enthousiast en droegen geld bij.
De Nederlandse Antwerpenaar Anton Damen werd gevraagd het beeld te ontwerpen. Hij heeft het moment vereeuwigd waarop Reynaert zijn victorie behaalt. Het beeld laat Reynaert zien op het moment dat hij afscheid neemt van het hof. Een bronzen beeld van de vos staat voor een hardstenen bas-reliëf. De beeldhouwer heeft zich wel enige vrijheden veroorloofd. Zo is rechts de galg te zien, die zich in het verhaal elders bevindt. Links vinden we de torens van het stadhuis en de spits van de Sint-Willibrordbasiliek, die in de oorlog vernietigd is. Op de zijkant was een tekst te lezen over de totstandkoming van het beeld. Enkele decennia geleden konden huisarts W. Gielen en zijn dochter de tekst nog ontcijferen:
De Reynaertviering tijdens de landbouwtentoonstelling van den NCB 1937 leidde tot oprichting van een comité voor een Reynaertmonument. Door de milde bijdragen van de gemeente Hulst, de Nationale Levensverz. Bank. N.V. te Rotterdam en van vele burgers in en buiten deze veste kon dit gedenkteken onthuld worden op 12 september 1938 door den beschermheer v.h. comité J.W. Quarles van Ufford Commissaris van de Koningin in Zeeland.
Opvallend is het Nederlandse overwicht bij de oprichting van het standbeeld. Het beeld is zeker bijna geheel gefinancierd met Nederlands geld.
Een krans met Belgische en Nederlandse linten
Bij de onthulling van het Reynaertmonument in Hulst op 12 september 1938 zouden Muller en Leonard Willems spreken ontmoeten. Hulst claimde het toneel van de Reynaert te zijn vanwege de vermelding van Hulsterlo (A 2575) in het verhaal. De tachtigjarige Muller keek erg naar de gebeurtenis uit, dan zou hij ook eindelijk eens het nabijgelegen Kriekeputte kunnen zien.
Van Muller was ook het plan afkomstig dat hij samen met Leonard Willems een krans zou leggen. Zo zou eens en voor altijd afgerekend kunnen worden met het verwijt dat de Reynaert als Nederlands of Vlaams geclaimd werd. In Vlaamse kring was Muller verweten dat hij sommige in de Reynaert genoemde plaatsen situeerde in Holland en blijkbaar zat hem dat dwars. De krans moest goed zichtbare linten hebben in de kleuren van de Belgische en de Nederlandse vlag, “als symbool onzer gemeenschappelijke N-. en Z.-Ned werkzaamheid en vereering.” De kosten zouden ze delen. Muller moest echter afzeggen wegens ziekte.
Leonard Willems gaf in het stadhuis een lezing over het ontstaan van het dierenverhaal, sprak over de dichters Arnout en Willem en de toponymie van het gedicht. Aan het einde van zijn redevoering sprak Leonard Willems de hoop uit dat het monument op “Hollandsche bodem” een symbool zou zijn van de broederschap tussen hen die in wezen een en het zelfde volk vormen. De Reynaert behoort immers evengoed de Hollandsche taal toe als de Vlaamse. Zijn boodschap dat de Reynaert een gemeenschappelijk symbool was van Noord en Zuid kwam goed over in de Nederlandse kranten. Dat werd niet vermeld in de Belgische krant Het Laatste Nieuws waar wel een uitvoerig en kleurrijk verslag van de hand van Manu de Bom te lezen was van hoe het verder die dag in Hulst toeging.
Het rituele repertoire van Koninginnedag op 31 augustus werd herhaald. Heel het stadje was versierd met oranje erebogen en overal waren papieren wimpels en vaantjes. Na de lezingen begaf men zich naar de Houtmarkt waar het monument toen stond. De schooljeugd wachtte de stoet op, zwaaiend met oranje papieren waarop liedteksten stonden, waarna de tonen van “een landelijk-gemoedelijk Wilhelmus” klonken. Na de officiële toespraken vermaande de burgemeester nog de aanwezige kinderen geen vossenstreken met het beeld uit te halen, maar wilde wel dat het beeld zou aanzetten een “persoonlijkheid” te worden. Kennis van de Nederlandse literatuur droeg blijkbaar bij tot karaktervorming. Daarna sprak de burgemeester de wens uit dat menig bezoeker uit Noord en Zuid naar Hulst zou komen om het beeld te zien.
Bij de Belgische verslaggever wekte het monument ter ere van een Vlaams dichter op Hollandse bodem geen na-ijver op. Het gedicht is in de omgeving van Hulst ontstaan en de staatsgrens die de Nederlanden scheidde bestond toen nog niet. Al liet hij toch wel duidelijk uitschijnen dat het Vlaamse gedicht werd toegeëigend door de Nederlanders.
Hulst wist zich toen klaarblijkelijk nog niet te presenteren als de meest Vlaamse stad van Nederland. Op de foto’s die bewaard zijn, waaien alleen maar Nederlandse vlaggen. Maar op de hier afgebeelde zwart-wit foto is ook de krans te zien, waarvan we weten dat hij goed zichtbare linten had in de kleuren van de Belgische en Nederlandse vlag en neergelegd was door Leonard Willems.
Leonard Willems had net als Muller het doktersadvies gekregen thuis te blijven. Twee weken later stierf Willems. Muller schreef zijn weduwe geroerd dat het hem zeer speet dat hij niet naar Hulst gekomen was en zijn vriend en jachtgezel op de vossenjacht node zou gaan missen. Muller had een wapenbroeder verloren.
Mullers lezing werd op voorstel van de burgemeester later gepubliceerd in het Jaarboek van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’. Daarin betoogde hij met vuur dat de onthulling van het standbeeld het symbool was voor de herrijzenis van de Nederlandse Reynaert. Na eeuwen in de schaduw van zijn Duitse naneef Goethes Reineke Fuchs gestaan te hebben werd hij nu weer ten volle door Vlamingen en Hollanders in hun kunst en wetenschap gewaardeerd en geëerd. Hulst ging door Reynaert participeren in een burgerlijke elitecultuur waar literatuur zo’n belangrijk deel van uitmaakte.
Wat literatuur vermag
De band met Reynaert maakte het kleine landbouwstadje belangrijk. Zonder ironie schreef een lid van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ (de middeleeuwse benaming voor Oost-Zeeuws-Vlaanderen) in het jaarboek:
Ieder rechtgeaarde bewoner der Vier Ambachten voelt zich van fierheid de borst zwellen als hij bedenkt dat de schrijver van den Nederlandsen Reinaert, glorie der middeleeuwsen literatuur, zoo hij al geen bewoner der Vier Ambachten geweest is, dan toch er zich uitstekend thuis voelde, zoo zelfs dat het tooneel waarop de lotgevallen van Reinaert zich afspelen, voor een belangrijk deel op onzen historischen bodem in de Vier Ambachten ligt.
In zijn poëtische reisverhaal De Hoorn der Schelde uit 1939 bracht P.H. Ritter jr., het Reynaert-monument in Hulst tot leven. ’s Nachts snuffelde de vos aan alle stoepen van de stad en ging bij het ochtendgloren weg met zijn gevederde buit. Op de beboste wallen van het vestingstadje hield koning Nobel zijn hofdag. Voor wie het wilde zien veranderde literatuur het stille stadje in een magische plaats.
Verder bleef het in Hulst nog stil rond Reynaert, tot na de oorlog Hulst werd opgenomen in de vaart der volkeren. Het beeld werd verplaatst naar de Gentsepoort. Een plek die door de naam alleen al de band van Hulst met Vlaanderen uitdrukte. Rond het monument ontstond toen een folklore die sterk door Vlaamse voorbeelden geïnspireerd was. Het Reynaertbeeld in Hulst werd door een toeristische route verbonden met andere plaatsen. Daarbij werden talrijke bestuurlijke en persoonlijke contacten over de grens aangeknoopt. Het Reynaertpad deed meer voor de verbroedering van de twee volkeren dan 10 Benelux-conferenties schreef het dagblad De Stem.
Enkele jaren nadat Willem Brakman Een winterreis schreef, ontwikkelde zich in Hulst het kooptoerisme. Wie verder door de Gentsestraat naar de Markt loopt, zal het ongetwijfeld opvallen dat de handelaars in Hulst slim hebben ingespeeld op de bekendheid van Hulst als Reynaertstad. Cafés en restaurants zijn vernoemd naar figuren uit het verhaal. Lichtreclames zijn gemaakt in de vorm van het standbeeld. De Hulstenaren aanbidden de vos in de hoop dat dit toeristen uit Vlaanderen naar hun winkels zal lokken. Prijzen werden zowel in guldens als in franken aangegeven. Banken trokken Belgische klanten met zwart geld. Er kwamen seksshops waar met PZC iets anders dan een krant werd bedoeld. De geest van Reynaert bleek in weerwil van wat Brakman schreef springlevend in Hulst. Wat literatuur al niet vermag!
Achter de platte, commerciële buitenkant gaat een gecompliceerde Reynaertreceptie schuil, gevoed door de prikkelende gedachte dat het literaire meesterwerk Reynaert zich in de omgeving van Hulst afgespeelde. Zeker in de jaren dertig was de Reynaert ‘gesunkenes Kulturgut’ dat aangewend werd om het stadje een zekere status te geven binnen de Nederlandse samenleving. In die tijd speelde ook de vraag nog of een Nederlandse stad zich wel een Vlaams gedicht mocht toe-eigenen, wat in de tijd van Europese eenwording simpel opgelost werd door te zeggen dat Hulst de meest Vlaamse stad van Nederland was. De Reynaertfiguur is losgezongen van de middeleeuwse tekst en tot leven gekomen als dé gids voor Hulst en omgeving.
Basis voor deze blog was mijn artikel ‘Over dien ‘ond in ‘Ulst. Reynaert en de Hulsterse identiteit’, in: Tiecelijn 16 (2003), p. 10-13. Voor deze gelegenheid is het sterk bewerkt en uitgebreid. Veel van de aanvullende informatie is gevonden via Delpher.
Laat een reactie achter