Door Henk Wolf
Met de volgende zinnen is iets vreemds aan de hand:
A.
- Meneer Jansen is een enorme wegwerker.
- Mevrouw Pietersen is een dikke matrone.
B.
- Meneer Jansen is een enorme geldwolf.
- Mevrouw Pietersen is een dikke schat.
In de A-zinnen heeft het onderstreepte woord z’n woordenboekbetekenis: meneer Jansen is een wegwerker die enorm is, mevrouw pietersen is een matrone die dik is. In de B-zinnen is die woordenboekbetekenis ook mogelijk, maar die ligt daar niet meer zo voor de hand. Vermoedelijk lezen weinig mensen de B-zinnen alsof meneer Jansen een geldwolf is die enorm is, of alsof mevrouw Jansen een schat is die dik is. Het is in de B-zinnen zelfs heel goed mogelijk dat meneer Jansen een klein kereltje is, en mevrouw Pietersen zo mager als een lat.
Bijvoeglijke naamwoorden met een bijwoordfunctie
De onderstreepte woorden in de B-zinnen (enorme, dikke) zijn natuurlijk bijvoeglijke naamwoorden, maar het zijn wel bijzondere bijvoeglijke naamwoorden. Ze versterken namelijk de betekenis van een eigenschap die niet genoemd wordt, maar die typisch hoort bij het wel genoemde zelfstandige naamwoord. Bij geldwolf is dat zoiets als vrekkig, bij schat is dat zoiets als lief. Als je voor die bijvoeglijke naamwoorden een versterkend bijwoord zet (heel, vet), dan kun je ze zelfs heel goed in plaats van ‘een enorme geldwolf’ en ‘een dikke schat’ gebruiken. Kijk maar:
- Meneer Jansen is een enorme geldwolf = meneer Jansen is heel vrekkig.
- Mevrouw Pietersen is een dikke schat = mevrouw Pietersen is vet lief.
Je hebt dus bijvoeglijke naamwoorden die op een bepaalde manier ook een beetje bijwoord zijn, zoals enorm en dik. En je hebt zelfstandige naamwoorden waarin een eigenschap verstopt zit die je kunt versterken, zodat ze iets van een bijvoeglijk naamwoord hebben. Geldwolf en schat zijn daar voorbeelden van. Tot zover niets wat onder neerlandici onbekend was.
Bijvoeglijknaamwoordje spelen
Nu iets wat mogelijk wat minder bekend is. Zie daarvoor deze zinnen, allebei op internet gevonden:
- Ben ik nou heel erg nerd als ik dit mooi vind?
- Zien wij er zo pauper uit?
Net als bij ‘een enorme geldwolf’ en ‘een dikke schat’ in de B-zinnen wordt een niet-genoemde typsiche eigenschap van het zelfstandig naamwoord versterkt. Alleen gebeurde dat in de B-zinnen met bijvoeglijke naamwoorden (enorme, dikke), terwijl het hier met bijwoorden en bijwoordgroepen (heel erg, zo) wordt gedaan. Er staat ook geen lidwoord in de zinnen. Nerd en pauper dan ook niet meer heel duidelijk zelfstandige naamwoorden. Het lijkt wel alsof ze bijvoeglijke naamwoorden zijn geworden: je kunt ze zonder aan de zin te hoeven sleutelen vervangen door echte bijvoeglijke naamwoorden, zoals nerderig of vulgair.
Nerd en pauper in de bovengenoemde zinnen zijn zelfstandige naamwoorden die op bijvoeglijke naamwoorden zijn gaan lijken. Ook andere woordsoorten krijgen soms die mogelijkheid, telwoorden bijvoorbeeld: met jaartallen ben ik veel constructies tegengekomen zoals deze:
- Dat is zó tweeduizend zestien!
Het bijwoord zó wordt hier gebruikt om een eigenschap te versterken die de spreker typisch vindt voor het jaar 2016.
Zelfs hele woordgroepen kunnen op die manier een soort bijvoeglijk naamwoord worden. In modern Nederlands kom je bijvoorbeeld zinnen zoals de volgende tegen:
- Dat is wel heel erg vorige eeuw.
Daarin wordt de woordgroep vorige eeuw door de bijwoordgroep heel erg versterkt.
Nog opvallender is dat zelfs woordgroepen met een lidwoord in hun geheel bijvoeglijknaamwoordachtig worden. Een paar voorbeelden van internet:
- De studiebegeleider is wel heel erg een nerd.
- Ik ben heel erg een stadsmeisje.
- Dat is behoorlijk een open deur.
- Het is behoorlijk een ritueel geworden.
Echte bijvoeglijke naamwoorden?
Dat woorden van andere woordsoorten bijvoeglijke naamwoorden worden, is niets nieuws. Luxe, van oorsprong een zelfstandig naamwoord, heeft die overstap al lang geleden gemaakt. Paranoia is een nieuwer, maar vergelijkbaar geval en burn-out lijkt de stap naar een bijvoeglijk naamwoord ook te zetten, al kom je dat nog niet vaak vóór het zelfstandig naamwoord tegen.
Geldt dat ook voor de woorden in de bovenstaande voorbeeldzinnen? Zijn daarin de woorden nerd, pauper, tweeduizend zestien, vorige eeuw, een nerd, een stadsmeisje, een open deur en een ritueel echte bijvoeglijke naamwoorden? Ik vraag het me af. Ik heb namelijk het idee dat er maar een paar bijwoorden of bijwoordgroepen voor kunnen staan, zoals zo, heel erg en behoorlijk. Zouden ze echte bijvoeglijke naamwoorden zijn, dan zou je ook ‘uitermate nerd’ en ‘zeer vorige eeuw’ verwachten. Daar heb ik geen voorbeelden van gevonden en het staat me ook niet bij dat ik ze gehoord heb.
Wat zijn deze woorden en woordgroepen dan wel, als ze geen echte bijvoeglijke naamwoorden zijn? Ik vermoed dat ze dat zijn wat een beetje grappend in de titel staat: dingen die bijvoeglijknaamwoordje spelen. Ze hebben een beperkt gebruik en lijken vaak deel uit te maken van een studentikoos woordspel, waarbij in een beperkt aantal vaste contexten bijvoeglijke naamwoorden vervangen kunnen worden door iets anders. Op dezelfde manier kunnen we ook woorden en woordgroepen tijdelijk zelfstandignaamwoordje laten spelen, zoals de onderstreepte stukken in de volgende zinnen doen:
- Dat eeuwige ik-heb-geen-zin van jou moet eens uit zijn.
- Haar welterusten klonk erg slaperig.
- Mag ik jouw Terug naar Eden even lenen?
Erik Bouwknegt zegt
Bij nerd, pauper en stadsmeisje kan ik (in deze volgorde met afnemende voorkeur voor de lidwoordloze variant) zowel met als zonder ‘een’ gebruiken. Bij het jaartal kan voor mijn taalgevoel nooit ‘een’, maar het jaartal voelt eerlijk gezegd meer als een eigennaam, dus dat is niet zo gek.
Bij open deur en ritueel (als zelfstandig naamwoord) keurt mijn taalgevoel het weglaten van ‘een’ af, ik vermoed in het eerste geval omdat de uitdrukking bestaat uit de hele woordgroep ‘een open deur’, en in het tweede omdat ‘ritueel’ dan eigenlijk automatisch interpreteert als het ook bestaande bijvoeglijk naamwoord ritueel.