Door Marc van Oostendorp
De internationalisering van de universiteit is een luxe. Met al die studenten uit Spaanse dorpjes, Duitse steden en Indische metropolen is het alleen maar gezelliger geworden op de campus. Wie zou dat ontkennen? Het is fijn dat er mensen rondlopen die de wereld op een andere manier bezien, het is leerzaam dat je in de collegezaal ook een heel andere mening kunt horen, en de kwaliteit van de koffie is er ook alleen maar op vooruitgegaan. Nijmegen wordt zowaar een wereldstad.
De vraag is alleen: wie betaalt die luxe? Wie zorgt ervoor dat al die mensen onderdakdak vinden? En een cortado? Wie draait er op voor hun docenten en hun pleziertjes?
Dat zijn de buitenlandse studenten zelf niet. Of nauwelijks: de collegegelden zijn in Nederland heel erg laag, en dat is, met het grote aanbod van Engelstalige programma’s, een belangrijke reden waarom mensen naar Nederland komen om te studeren.Bijdrage
Maar dat betekent dat de kosten op twee manieren worden opgebracht door Nederlanders die met onze gezellige campus niks te maken hebben. Ze betalen aan de ene kant belasting die het mogelijk maakt dat al die mensen uit Spanje, Duitsland en India hier kunnen studeren. En doordat de explosie in studentenaantallen niet betekent dat er meer geld komt, krijgen de kinderen van die belastingbetalers ook nog eens minder goed onderwijs, en dat is – afgezien van de gezelligheid – minder waar voor hun geld. En dan verliest gaandeweg ook onze taal het op de campus nog van het Engels.
Nu kun je trots zijn op zoveel gastvrijheid en dat je in een land woont dat mensen overal vandaan hierheen trekt om ze goedkoop en goed op te leiden. Maar als het systeem in zijn voegen kraakt, moet er een oplossing komen. Dan is het redelijk om ook aan de buitenlandse studenten of hun ouders een bijdrage te vragen.
Luxe
Moreel en wettelijk kun je niet aan buitenlanders meer geld vragen, zeker niet als zij uit de EU komen. Maar hier is een plan: je kunt wel de collegegelden voor Engelstalig onderwijs fors verhogen, bijvoorbeeld tot de werkelijke kosten van een studie, naast een veel goedkoper, bijna gratis, Nederlandstalig aanbod.
Ook Nederlanders die met alle geweld Engelstalig onderwijs willen volgen betalen meer; ook buitenlanders die Nederlands willen leren (gezellig!) kunnen nog steeds vrijwel gratis meedoen. Met het binnenkomende geld verbeter je het Engelstalig én het Nederlandstalig onderwijs, zodat we een campus krijgen waar het nog steeds gezellig is en kleurrijk en waarin iedereen gelijkelijk geniet van en bijdraagt aan de luxe.
Dit stukje verscheen gisteren in het internationaliseringsnummer van Vox, het blad van de Radboud Universiteit.
Jos Van Hecke zegt
Dit lijkt me een slim – bijna leep – bedacht plan om het Nederlands weer de plaats te geven die het aan en in Nederlandse universiteiten met alle recht en reden toekomt. Of het in een Europees én nationaal kader juridisch haalbaar is echter een ander paar mouwen (toegangsgelden koppelen aan de taal waarin onderwijs wordt verstrekt? Niet zó evident, lijkt me). Wat redelijkerwijs wel betwistbaar is, is de Europese regelgeving die enerzijds aan elke Europeaan zonder onderscheid het recht toekent om zich aan gelijk welke Europese universiteit te mogen inschrijven maar anderzijds de Europese universiteiten (overheden) niet verplicht om zonder onderscheid tussen (evenwaardige) Europese universiteiten ook hetzelfde Europees toegangsgeld te vragen. Dit komt mijns inziens neer op het toelaten en organiseren van een ongezonde soort ‘concurrentiestrijd’, in de meeste gevallen inderdaad op kosten de plaatselijke belastingbetaler. Dit neemt niet weg dat elke overheid de morele, sociale en culturele plicht heeft om haar hoger onderwijs algemeen en prioritair te organiseren of te laten organiseren in de officiële landstaal of landstalen en slechts in zeer uitzonderlijke gevallen waarvan de noodzaak of het voordeel voor het betrokken land onomstotelijk vaststaat, ook in nadere talen.De Nederlandse overheid én vooral de (of toch heel wat) Nederlandse universiteiten kunnen dus alvast beginnen met in eigen boezem te kijken en voor eigen deur te vegen. Geen enkele Nederlandse wet zegt noch verplicht immers geen enkele Nederlandse universiteit om haar onderwijs in het Engels of – volkomen theoretisch en virtueel – in enige andere taal dan het Nederlands te organiseren. De te spelen (taal)bal ligt dus in de eerste plaats vlak vóór de voeten van de (meeste) Nederlandse universiteiten zelf. En als de Nederlandse taal dan toch zo’n grote internationale belangstelling lokke en internationale aantrekkingskracht uitoefene, zoals door het internationaal forum van neerlandici wordt gesteld, wat zou een anderstalige buitenlandse student dan kunnen doen twijfelen of weifelen om niet met volle overgave en liefde de Nederlandse taal te omarmen en zich complexloos in te spannen om haar doelmatig deugdelijk te ‘bezitten’?