Door Jona Lendering
De NASA heeft nooit geantwoord op mijn in puber-Engels geschreven open sollicitatie, dus astronaut werd ik niet. Voor tropenarts had ik het verkeerde vakkenpakket en bij de auditie op de toneelschool bleek ik een te houten klaas. Helaas was ik wel lenig genoeg voor militaire dienst en na die ellende was de keuze tussen Nederlands en geschiedenis.
Het werd het laatste. Eén reden was dat de historici schriftelijke cursussen hadden die ik al kon doen in de kazerne. De andere reden was dat mijn vader leraar Nederlands was en dat je rond je twintigste niet wil lijken op je ouwe heer. Bovendien had ik mijn vader zien afbranden in het middelbaar onderwijs. Geen aantrekkelijk carrièreperspectief. Dus koos ik geschiedenis, meer bepaald de oudheidkunde. Een mooi vak, verrijkt met archeologie en de literatuur van een dozijn oude talen, zodat er om elke hoek altijd iets verbazingwekkends op ontdekking ligt te wachten. Het is echter wel mijn vierde keus en ik overdenk nog weleens wat er zou zijn gebeurd als ik Nederlands had gestudeerd. Een vak dat ik altijd mooi ben blijven vinden.
Nederlands is namelijk een elegante taal, met prachtige woorden als breedte, eenheid, afwijking en evenredig. Een grappige taal ook, vol wonderlijke uitdrukkingen (“zo nijdig als een spin”) en curieuze zegswijzen (“ga zo door en je zult spinazie eten”). Ik herkende deze humor pas toen ik betrokken raakte bij het onderricht voor anderstaligen – een mens blijft nieuwe dingen ontdekken in het Nederlands. Een taal die nu eens klinkt als gure Zeeuwse herfstwind en dan weer als zwoele Caraïbische lentebries. Een taal die zich voortdurend verrijkt met elementen uit andere talen, zoals het iranisme dat ik van een vluchtelinge leerde: “zoals we nu en duidelijk zien”.
Is het Nederlands de taal waarin ik woon, zijn literatuur bepaalt mijn landschap. Nou ja, zo nu en dan. Toen ik onlangs enige tijd in Harlingen woonde en dagelijks naar Leeuwarden spoorde, dacht ik elke keer dat ik naar het station wandelde aan Ina Damman. Ik ben naar Foudgum gegaan om het huis van Piet Paaltjens te bekijken, ik ben van het Sneker Café gefietst naar Greonterp. In Beetsterzwaag heb ik Vondel herdacht.
De Nederlandse literatuur, althans het wat oudere deel, is me dierbaar. Christiaan Weijts trapte me op het hart toen hij zich anderhalf jaar geleden in een geruchtmakende column in het Handelsblad negatief uitliet over Karel ende Elegast, een tekst die ik, ook al bracht hij me niet dichter bij mijn astronautschap, op de middelbare school met geweldig veel plezier heb gelezen. Ongetwijfeld kennen ook andere talen prachtige poëzie, maar een zin als “zoals jij loopt … zal geen regel ooit lopen” ben ik nergens ooit tegengekomen.
Als ik nu alsnog neerlandistiek zou gaan studeren, zou ik moeilijk kunnen kiezen uit de mogelijke specialismen. Het is een mer à boire. De oudheidkundige in mij is aangetrokken tot de oudste taalfasen en de Indo-Europeanistiek, maar nu in mijn omgeving kinderen opgroeien vind ik taalverwerving niet minder interessant. Ik zou meer willen weten over fonetiek, al was het maar om te begrijpen waarom mijn uitspraak van vreemde talen zo belabberd blijft. De allerrecentste literatuurgeschiedenis zou ik zoveel mogelijk vermijden, want alle hedendaagse auteurs staan bij mij onder de verdenking ten behoeve van de belangen des boekhandels te zijn opgehypet. Misschien zou ik mijn ergernis uitleven in een scriptie met als vraag waarom er zoveel meer literaire prijzen zijn voor fictie dan voor nonfictie. Vrijwel zeker zou ik echter nooit toekomen aan die scriptie omdat tijdens mijn studie de dialectiek of de psycholinguïstiek me meer blijken te boeien. Of het Jiddisch. Trouwens, ik zou ook weleens meer willen weten over de verschillen in spreekstijl tussen vrouwen en mannen.
Zou ik wat meer tijd hebben, ik zou zeker weer gaan studeren en ik kan me slechtere keuzes voorstellen dan alsnog doen wat ik vijfendertig jaar geleden heb laten liggen. Ik geef echter toe dat mijn redenen niet werkelijk rationeel zijn: de rijkdom en de humor van het Nederlands, een literatuur die me aanspreekt, de ontdekkingsvreugde van de nog niet verkende uithoeken van de neerlandistiek. Dat zijn drie irrationele argumenten, maar ja, liefde is nou eenmaal irrationeel.
Manfred zegt
Literatuur op school moet verboden worden.
Een school moet kinderen leren rekenen en niet bekeren tot een cultus die priemgetallen heilig verklaart of stelt dat vermenigvuldigen de ziel reinigt. Een school die dat doet zouden we raar en eng vinden. Waarom laten we dat dan wel toe als het om lezen gaat?
Een school moet kinderen leren lezen en niet bekeren tot een cultus die literatuur heilig verklaart en leert Elegast, Multatuli, Mulish of Wieringa te aanbidden. En ze mag al helemaal niet een verlengstuk zijn van de boekenbranche en boeken aanprijzen.
Kinderen moeten op school kennis maken met zoveel mogelijk soorten teksten en leren hoe ze te lezen. Vacatures, reclames, strips, bijsluiters van medicijnen, kranten, gedichten, nieuwsberichten, fake news, columns, blogs, scripties, kookboeken, handleidingen, non fictie, sprookjes, … En vooruit, één literatuurtje, als voorbeeld.
Lucas Seuren zegt
Hier lopen denk ik twee dingen door elkaar: (i) wat kinderen moeten leren en (ii) wat de inhoud moet zijn van een schoolvak Nederlands. Dat er Nederlandse teksten gelezen worden, wil niet zeggen dat dat bij het vak Nederlands moet.
Op het VWO moet het vak een voorbereiding zijn op de universiteit; de opleiding die u voor zich ziet is alles behalve dat. Uiteraard zal dat anders zijn bij de andere vormen van onderwijs, maar dergelijke verarming is de dood van het vak en de dood van de universitaire opleiding Nederlandse Taal en Cultuur (let op dat laatste).
Kinderen voorbereiden met vacatures, reclames (waarom in vredesnaam reclames?!), of kookboeken kan prima bij andere vakken die gericht zijn op voorbereiding op de maatschappij.
Kinderen leren op de middelbare school ook niet simpelweg rekenen. Dat begint ook al op de basisschool. Bij de vakken wiskunde op het VWO wordt je wederom voorbereid op de universiteit. Dat betekent leren hoe je moet bewijzen, hoe je integralen moet oplossen, hoe je goniometrie moet toepassen, etc. Dat is wiskunde; sommetjes invullen in een rekenmachine of telefoon kan iedereen.
GERARD VAN DER LEEUW zegt
HA, DIT IS EEN STUKJE NAAR MIJN HART. OOK IJK FIETSTE IMMERS NAAR FOUDGUM, OOK IK LIEP IN HARNS LANGS ALLE PLEKJES VAN VESTDIJK, OOK IK ENZ. EN DAN BEN IK MUSICOLOOG: HEB DUS HEEL WAT WOONHUIZEN ETC. VAN COMPONISTEN GEZIEN. MAAR HET NEDERLANDS IK EEN GROTE LIEFDE VAN ME, NAAST DIE VOOR HET DUITS.
(EXCUUS TROUWENS VOOR DE HOOFDLETTERS) ER ZIT IETS VAST…)
LITERATUUR OP SCHOOL VERBIEDEN?
WAT IS DAT NU WEER VOOR APEKOOL?
JE MOET GEWOON EEN GOEDE DOCENT HEBBEN, DIE JE ER VOOR WARM MAAKT. JE LEERT OP SCHOOL DE BASIS, ONTDEKKEN DOE JE NATUURLIJK ZELF. MAAR LITERATUUR IS PRECIES HETZELFDE ALS LEREN LEZEN… JE KRIJGT ENIGE ORDENING IN DE ENORME HOEVEELHEID DIE ER IS. GEWOON EEN VOGELVLUCHT.
IETS HEEL ANDERS ZIJN DE VERPLICHTE BPEKEN…. HOEFT HELEMAAL NIET, WIJ MOCHTEN ZELF BOEKEN UITZOEKEN. IK ZETTE ER O/A TIMMERMANS EN O.B. BOMMEL OP. MOCHT ALLEMAAL
EN LATEN DAT NU PRECIES NOG ALTIJD MIJN GROTE LIEFDES (BIJ AL HET ANDERE, VAN VESTDIJK TOT MANN EN VAN HOMERUS TOT PESSOA) ZIJN!
WOORDKUNSTENAARS. HUN TAAL IS MUZIEK.