Door Helge Bonset
Het schoolvak Nederlands is ontzield en wordt mede daardoor door leerlingen niet gewaardeerd, stelt Theo Witte (Volkskrant, 21 september).
Voor de waardering beroept Witte zich op onderzoek bij havo- en vwo-leerlingen in de bovenbouw. Dat onderzoek is gepubliceerd in Levende Talen Tijdschrift (2018/3, p. 26-36), waarvan ik hoofdredacteur ben. Het is uitgevoerd op acht scholen in Drenthe, Friesland en Groningen, bij 449 leerlingen van havo, vwo en gymnasium, aan wie is gevraagd hoe saai, leuk, interessant, nuttig en moeilijk ze het vak Nederlands vonden. Helaas is dezelfde vraag niet gesteld over andere schoolvakken, zodat we niet weten of Nederlands er negatief uitspringt in vergelijking met andere vakken. Ook is bij de enquêtering een schaal gebruikt zonder neutrale antwoordmogelijkheid. Het artikel van Witte c.s. is geplaatst omwille van de discussie, niet omdat we het een sterk onderzoek vonden. De alarmerende cijfers (79% van de havoleerlingen vindt Nederlands saai, enz.) zijn overigens in het artikel niet terug te vinden.
Nederlands is ontzield, stelt Witte, doordat slechts 15% van de onderwerpen in veelgebruikte bovenbouwboeken betrekking heeft op de neerlandistiek, zoals taalverwerving, taalverlies, retorica. Onderwerpen bij Nederlands zijn het geheugen, geboortecijfers, eetpatronen, e-bikes. Maar teksten, presentaties en discussies bij Nederlands gaan altijd al over algemene discussieonderwerpen. Als leerlingen daarom het vak Nederlands saai, oninteressant enz. zouden vinden, is niet duidelijk waarom dat niet al decennia lang het geval is. Er is ook geen bewijs dat leerlingen Nederlands meer zouden waarderen als dat het karakter krijgt van “een zaakvak zoals aardrijkskunde en geschiedenis, waarin leerlingen naast literatuur ook kennis opdoen over taal en taalgebruik”. Dat in ieder geval docenten weinig zien in Nederlands als zaakvak,doet een peiling van Levende Talen en Nederlands Nu vermoeden: slechts 36% van de havo/vwo-docenten vindt dat de inhoud van examenteksten beperkt zou moeten blijven tot de inhoud van het vak Nederlands.
Ook het centraal examen Nederlands (leesvaardigheid) draagt bij aan de ontzieling. Witte stelt “dat de leerlingen niet de teksten lezen maar de vragen.” Klaarblijkelijk denkt hij dat vragen als “Wat is het tekstdoel?” of “Wat is de kernzin van alinea 5?” door een leerling ook beantwoord kunnen worden zonder de tekst te lezen. Ook merkt Witte op: “Naar de inhoud van de tekst wordt niet gevraagd”. Maar hoe kan een leerling de vraag naar het doel van een tekst beantwoorden zonder de inhoud van die tekst te begrijpen? Dit type vragen toetst leesvaardigheid een niveau hoger dan alleen begrip van de inhoud, namelijk op het niveau van tekstanalyse, een uiterst nuttige vaardigheid voor het vervolgonderwijs. Maar kennelijk hoort tekstanalyse voor Witte niet bij neerlandistiek.
Het ontzielde schoolvak Nederlands heeft rampzalige gevolgen voor de instroom van studenten Nederlands, stelt Witte. Maar ook hier: waarom treden die gevolgen dan nu pas op? Als oorzaken voor de geringe instroom liggen meer voor de hand de toenemende invloed van het Engels in universitaire studies, de toenemende tendens van scholieren om te kiezen voor exacte of technische studies, of de geringe herkenbaarheid van afzonderlijke talenstudies.
De oplossing is volgens Witte dat de neerlandistiek en het schoolvak Nederlands weer meer naar elkaar toe groeien. “ De universitaire neerlandici zouden zich meer moeten realiseren dat de wortels van hun vak in het onderwijs liggen. De docenten Nederlands moeten het gevoel krijgen dat ze onderdeel zijn van de neerlandistiek, de alma mater van hun vak.” Uit zijn stuk blijkt zonneklaar dat dit betekent: meer taalkunde en meer letterkunde in de schoolklas. Misschien zouden sommige universitaire neerlandici zich moeten realiseren dat pogingen om hun eigen agenda op te leggen aan het onderwijs Nederlands, met ondeugdelijke argumenten, voor toenadering tussen neerlandistiek en onderwijs niet erg bevorderlijk zijn.
Gert de Jager zegt
Een eigen agenda opleggen aan het onderwijs Nederlands, met ondeugdelijke argumenten – dat is in het verleden natuurlijk nooit gebeurd. Gek is dat: ik heb altijd de indruk gehad dat het centraal examen een aantal decennia geleden gekaapt is door een specifieke groep taalbeheersers.
Gelukkig geeft Bonset de ultieme rechtvaardiging voor de inhoud van het centraal examen: leesvaardigheid op het niveau van een bepaald soort tekstanalyse is ‘een uiterst nuttige vaardigheid voor het vervolgonderwijs’. Omdat hij zo hecht aan onderzoek ben ik zeer benieuwd naar uitkomsten waarin dat hard wordt gemaakt. Neem – ik noem maar wat – derdejaars studenten sociologie. Zij moesten en moeten veel lezen: halen zij betere resultaten? En komt dat dan doordat zij – ik noem maar wat – een beschouwing van een betoog kunnen onderscheiden? Of doordat zij het verschil zien tussen een signaalzin en een zin met een verwijswoord? Het moet heel precies te onderzoeken zijn.
Of is het nut van dit soort neerlandistiek voor de voorstanders een volstrekte evidentie?
Helge Bonset zegt
Wie zijn die ‘specifieke groep taalbeheersers’? En was ik daarbij?
Gert de Jager zegt
Een groep met een specifieke opvatting. Maar ik stel belangrijkere vragen.
Helge Bonset zegt
Toe maar. Succes ermee. En met verdere vage verdachtmakingen. Het doet me denken aan Trump en zijn ‘deep state’.
Gert de Jager zegt
Uw eigen stuk eindigt met een verdachtmaking. Ik stel een serieuze, fundamentele vraag: uit welk onderzoek wordt duidelijk wat de opbrengst is van de keuzes die – inmiddels al enkele decennia geleden – zijn gemaakt?
Gert de Jager zegt
En dan gaat het me, voor alle duidelijkheid, om de langetermijneffecten die worden geclaimd.
Helge Bonset zegt
Informatie over empirisch onderzoek naar onderwijs Nederlands is te vinden op http://www.taalunieversum.org/inhoud/onderzoek. Doe er uw voordeel mee.
Gert de Jager zegt
Wederom een weinig hoffelijke reactie. Volgens mij is het goed gebruik dat iemand die een stelling poneert, zelf de bewijsvoering levert.
Maar dat kunt u niet. Onderzoek naar het nut van tekstanalyse voor resultaten op lange termijn is nooit gedaan. Met de internationalisering van het universitaire onderwijs en de instroom van studenten die elders hun vaardigheden hebben opgedaan, moet het niet moeilijk zijn. De weerstand die juist intelligente leerlingen hebben voor het soort tekstanalyse dat we verplicht zijn om in het centraal examen te toetsen, maakt me nogal sceptisch over de uitkomst. De menselijke geest werkt misschien langs andere wegen dan de optimaliseringsprocedures van taalbeheersers.
De inhoud van het centraal examen is gebaseerd op een ideologische overtuiging die als ‘natuurlijk’ wordt ervaren. Hij mag niet ter discussie worden gesteld en er is veel emotie in geïnvesteerd. Verdachtmakingen, iets als redacteur wel en niet beweren, niet op argumenten ingaan, schelden, “Trump” – het is dan allemaal toegestaan.
Christoph Lintermans zegt
Ik ben geneigd Wittes analyse te volgen, want als leraar Nederlands in Vlaanderen stel ik vast dat men hier dezelfde richting uitgaat. Mevrouw Bonset geeft overigens zelf toe dat Witte een punt heeft. Ze noemt de geringe herkenbaarheid van afzonderlijke talenstudies een oorzaak van de dalende instroom van studenten. Is deze oorzaak niet zelf het gevolg van het ondersneeuwen van specifieke onderwerpen uit de neerlandistiek. Ook Wittes kritiek op het centraal examen leesvaardigheid – een onding dat we in Vlaanderen (nog) niet kennen – kan ik wel bijtreden: het tekstdoel haal je uit de inleiding, de kernzin uit alinea 5 zal wel de eerste of de laatste zin zijn. Heeft de student dan de hele tekst moeten lezen?
Melchior Vesters zegt
@ Christoph: kleine correctie, Bonset is een man. Wel reageert hij erg emotioneel en persoonlijk in plaats van inhoudelijk (zie zijn aanval op universitaire neerlandici met hun ‘hidden agenda’, en op Gert), maar dat maakt hem allesbehalve een vrouw.
H van der Ver zegt
Vooralsnog zie ik geen poging om te rade te gaan bij de leerlingen en ervaringen in andere landen te beschouwen om het vak aantrekkelijker te maken. Doorgaan op de vertrouwde weg is vreemd omdat er straks geen leraren meer zijn aangezien jongeren het vak niet aantrekkelijk vinden. Of ze dat vroeger ook vonden maakt niet uit. Ze maken nu andere keuzes, wellicht omdat de angst voor exacte vakken langzaam wordt overwonnen, met name door de meisjes. Overigens ook dankzij ontwikkelingen in hoe Wiskunde wordt gegeven en dankzij ontwikkeling in het vak zelf.
Ongetwijfeld zijn er allemaal hele goede redenen om Nederlands te geven zoals het gegeven wordt. Ongetwijfeld kan je het ook leuker of uitdagender maken voor jongeren met meer eigentijdse literatuur en songteksten van een rapper of zo. Ook zou je verwachten dat de Neerlandistiek iets gaat doen met tekstverwerking (bestaat al 30 jaar!), tekstherkenning, AI en nog veel meer moois waar jongeren wel mee bezig zijn. Tijden en interesses veranderen. Daar moet je wat mee of je wacht op je Nokia- of Kodak moment.
msvandermeulen zegt
“Het artikel van Witte c.s. is geplaatst omwille van de discussie, niet omdat we het een sterk onderzoek vonden” Ik heb mijn exemplaar van Levende Talen niet onder handbereik, maar ik heb hier twee vragen over: is dit standpunt op enige manier overgebracht door de redactie, bijvoorbeeld in een inleiding of nawoord bij het stuk? En is die discussie gevoerd in het tijdschrift, bijvoorbeeld door anderen reacties te laten schrijven?
Erwin Mantingh zegt
Het antwoord is tweewerf nee. Sterker nog in het ‘Ten Geleide’ van het tijdschrift (p.2) beschrijft LTT-hoofdredacteur Helge Bonset, namens de redactie de inhoud van het artikel als volgt – voorwaar, ik zou het niet beter kunnen zeggen:
‘In het ‘Manifest Nederlands op School’ uit 2016 werd gesteld dat het schoolvak Nederlands saai zou zijn en dat er te weinig aandacht is voor vakinhoudelijke kennis. In het debat dat hierna ontstond werden deze stellingen in twijfel getrokken. Voor Simone Prinsen, Theo Witte en Cor Suhre was dit de aanleiding om een empirische bijdrage te leveren aan de discussie, met behulp van vragenlijsten onder bovenbouwleerlingen en een analyse van drie veelgebruikte leergangen. Het slechte imago van het schoolvak blijkt realiteit, en er zijn duidelijke aanwijzingen dat de leerlingen in de bovenbouw bij Nederlands weinig vakinhoudelijke kennis opdoen. Om de belangstelling van leerlingen voor taal, communicatie en cultuur aan te wakkeren, zou Nederlands meer het karakter van een zaakvak moeten krijgen.’
Was getekend: ‘Namens de redactie, Helge Bonset’.
Helge Bonset zegt
Uiteraard gaat een (hoofd)redacteur niet in discussie met auteurs in een Ten Geleide. Het Ten Geleide geeft de korte inhoud weer van elk artikel aan de hand van door de auteur(s) aangeleverde tekst.
Erwin Mantingh zegt
Dank voor deze bijsluiter achteraf! Helge Bonset die als hoofdredacteur in een Ten Geleide iets schrijft, meent niet wat hij schrijft. (‘Het slechte imago van het schoolvak blijkt realiteit, en er zijn duidelijke aanwijzingen dat de leerlingen in de bovenbouw bij Nederlands weinig vakinhoudelijke kennis opdoen.’) Daar zal ik voortaan én met terugwerkende kracht rekening mee houden. Misschien handig als dit in het vervolg voor alle lezers van het tijdschrift als leeswijzer bij het Ten Geleide kan worden vermeld.
Helge Bonset zegt
Het Ten Geleide is een weergave van samenvattingen van artikelen uit het bewuste nummer. De vraag of ik als auteur ervan ‘meen wat ik schrijf’ is daarmee irrelevant. Erwin, als je het nu nog niet begrijpt, kan ik je verder niet helpen.
Helge Bonset zegt
De auteurs is gevraagd hun al te stellige conclusies te nuanceren, door de tekortkomingen van het onderzoek (vierpuntschaal, geen vergelijking met andere vakken) zelf aan te geven in een discussieparagraaf, en door de aanvankelijk genoemde percentages te vervangen door een ander type tabel. Dat hebben ze gedaan, en daarna beoordeelden we het artikel als plaatsbaar. Witte heeft in zijn stuk deze nuances weggelaten en de oorspronkelijke, betwiste percentages weer ingevoerd. Er is iemand verzocht om op het onderzoek te reageren in een volgend nummer en aldus de discussie te stimuleren. Zie verder het bewuste artikel in LTT.
Erwin Mantingh zegt
Nee, ik begrijp het nog niet en ik schat ook in dat verdere hulp hier vergeefs zal zijn: dit valt mij gelukkig niet aan het verstand te peuteren.
Wie tot hier heeft meegelezen, stelt vast belang in een constructieve bijdrage aan de Curriculumherziening en het schoolvak en verwijs ik graag naar https://nederlands.vakdidactiekgw.nl/onderzoek-en-publicaties/ .
Lucas Seuren zegt
” Als oorzaken voor de geringe instroom liggen meer voor de hand de toenemende invloed van het Engels in universitaire studies, de toenemende tendens van scholieren om te kiezen voor exacte of technische studies, of de geringe herkenbaarheid van afzonderlijke talenstudies.”
Ik snap niet waarom (1) ertoe zou leiden dat mensen geen Nederlands gaan studeren, ik ben benieuwd naar de cijfers voor (2), en ik vraag me bij (3) hetzelfde af als bij (1): als er geen verschil is, waarom kiezen scholieren van wel voor taal Y, maar niet voor Nederlands?
Anton zegt
Helge Bonset, namens de examencommissie: waaraan is de dichter Dirk Smits overleden ?
Kandidaat: aan een hondenbeet
Helge Bonset n.d.e.: ik kan uw antwoord niet goed rekenen
Kandidaat: WTF?
H.B. n.d.e.: het juiste antwoord is: aan de gevolgen van een hondenbeet Doe er uw voordeel mee.
Helge Bonset zegt
Hiermee hebben we de ondergrens van de discussie wel bereikt, lijkt me.
Anton zegt
Wees verzekerd van mijn welgemeende en oprechte excuses (+ door het stof) als u en de examencommissie op geen enkele manier u weet wel.
Anton zegt
De ondergrens van de discussie zit u hoog. Mij steekt de ondergrens van het vak en het examen Nederlands nog iets hoger in de keel.
Dat niemand van de 300.000 examinandi dit jaar een 10 zal halen staat nu al vast, meneer Bonset.
Hoe komt dat luidt de al jaren uitstaande vraag.
Peter Kortz zegt
Het schoolvak Nederlands is wel degelijk ontzield
Ik spreek als docent Nederlands, een man uit de praktijk, al jarenlang. Ik weet niet hoe lang het is geleden dat Helge Bonset voor de klas heeft gestaan, maar dat moet wel heel lang geleden zijn.
Wat Theo Witte onderbouwd beschrijft, met eigen kritische kanttekeningen, herken ik in mijn dagelijkse praktijk als docent Nederlands. Sla de methodes erop na, ik heb met alle meest gebruikte methodes gewerkt en je ontdekt dat leerlingen vanaf de brugklas tot aan het examen telkens dezelfde stof krijgen voorgeschoteld in een ander jasje gestoken. Alles wat een leerling aan kennis opdoet over het vak is op een A4’tje samen te vatten. Dodelijk saai en dodelijk vermoeiend, alle inspanningen van de methodeschrijvers ten spijt.
Een leerlinge van mij uit klas 4 gym zei me ooit: ‘Meneer, dit hebben we toch allang gehad?’ We waren bezig met wat binnen het vak tekstverklaren wordt genoemd. Op verzoek van mijn leerlingen heb ik toen onderwerpen uit de taalkunde behandeld. Taalkunde, … een begrip dat Bonset een gruwel is. Immers, schreef hij niet in 1998 dat taalkundigen zich de komende 25 jaar niet met het schoolvak moesten bemoeien? Taalkundigen hebben nog 5 jaar.
Nog wat feitjes op een rijtje:
1 In 1996 schreef Antoine Braet in NRC Handelsblad dat het schoolvak Nederlands ‘een schrale cursus dreigt te worden’.
2 In 2013 hebben achttien verontruste hoogleraren een brandbrief gestuurd naar de Tweede Kamer met de mededeling, dat de examens Nederlands op middelbare scholen op een bedenkelijk niveau worden afgenomen.
En nog even dit: in 1993 schreef Helge Bonset dat een ‘terugkeer naar de dominantie van de grammatica en de literaire canon in het moedertaalonderwijs’ onbespreekbaar is. Dat hebben we gemerkt. Bonset schrijft ook nu in zijn reactie op Theo Witte: ‘… dat betekent meer taalkunde en meer letterkunde in de schoolklas’ en dat mag niet van hem. Bonset heeft zich vastgebeten in zijn onwrikbare visie op het schoolvak: het communicatieve paradigma.
Deze opvatting stamt uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De tijd van ‘ de kritiese leraren’. Leerlingen moesten ‘maatschappijkrities’ worden opgevoed en dat was vooral de taak van de leraar Nederlands, die leerlingen moest confronteren met ‘maatschappijkritiese’ artikelen.
De tijd dat de soep nog met een vork gelepeld werd. Toen er felle discussies waren over spelling en grammatica, een onderdeel – grammatica bedoel ik – dat van Bonset uit het curriculum gehaald mocht worden, waarop Jan Blokker in de Volkskrant woedend reageerde met een column waarboven stond: Debilisering van de natie. Dat waren nog eens tijden.
Dit zou kunnen verklaren waarom we nu nog zijn opgezadeld met teksten van algemene aard. Ik ben geen docent Nederlands, maar een docent maatschappijleer of maatschappelijk bewustzijn of zoiets. Theo Witte omschrijft dat met de woorden: ‘… de neerlandistiek en het schoolvak Nederlands [zijn] langzaam uit elkaar gegroeid.’
Deze opvatting dat politiek en conjunctuur door een ongelukkige samenloop van invloed zijn geweest op het schoolvak, deel ik niet met Theo Witte. Sinds het communicatieve paradigma van Bonset zijn intrede deed, zijn neerlandistiek en het schoolvak uit elkaar gegroeid. Een destijds bewuste keuze.
Bijna alles wat ik tijdens mijn studie Nederlands heb opgedaan bij de drie pijlers van de studie: taalkunde, letterkunde en taalbeheersing hoef ik niet in te zetten. Niet nodig, iedereen kan Nederlands geven.
Het wordt tijd dat het curriculum fundamenteel verandert, wat mij betreft opgesplitst in drie onderdelen: taalkunde, letterkunde en taalbeheersing (andere omschrijvingen mag ook, hoor) met elk zijn eigen gespecialiseerde docent(e) en dat bewuste geletterdheid ook gaat betekenen dat we onze leerlingen taalkundige kennis laten opdoen, zodat het examen Nederlands kan gaan toetsen wat het moet toetsen: behandelde stof en dat is nu niet het geval.
DirkJan zegt
Ik vind dit een heel redelijk pleidooi voor verandering, maar wat ik in al die discussie niet goed snap is het volgende. Ik lees over Nederlands op school nu, ‘Alles wat een leerling aan kennis opdoet over het vak is op een A4’tje samen te vatten.’ Zijn er dan geen docenten die de tijd van de lessen ook niet aanvullen met wel waardevolle onderwerpen uit de taal- en letterkunde? Volgen alle docenten braaf wat hen is opgedragen zonder eens van het voorgeschreven pad af te wijken? Is er niet creatiever met het vak om te gaan, of zijn het louter de exameneisen die bijvoorbeeld op het vwo zes jaar regeren?
Helge Bonset zegt
Geheel mee eens. Het schoolexamen biedt alle ruimte hiervoor; er kunnen onderdelen aan worden toegevoegd naar keuze van de school. De vaak versmade SLO noemt in de Handreiking Schoolexamen Nederlands als eerste mogelijkheid….taalkunde. En extra letterkunde kan ook, het mag allemaal. Het gaat natuurlijk ten koste van de tijd besteed aan lezen, schrijven, spreken en luisteren, je kan nu eenmaal niet aan alles evenveel tijd en aandacht besteden, maar als je van taalvaardigheid toch al niet zo’n hoge pet op hebt, zal dat geen probleem voor je zijn.En teksten behandelen over taal- en letterkundige onderwerpen: zoek ze zelf als ze niet in de methodes staan en ga je gang. Er zijn genoeg neerlandistische instituten die je van materiaal willen voorzien.En het centraal examen? Dat telt voor 50% mee in het eindcijfer, helaas,maar daar hoef je echt niet ook 50% van de tijd aan te besteden, zeker als het volgens sommigen van jullie toch allemaal trucjes zijn en de leerlingen ook zonder de tekst te lezen de vragen goed kunnen maken.
Ik kom misschien cynisch over, maar ik meen het. Hou op met sakkeren over dat communicatieve paradigma en doe meer taal- en letterkunde als dat je beter lijkt. En hou op met die masochistische bijval voor de Fabeltjeskrant van Theo Witte. Als hij zegt dat het schoolvak saai en ontzield is, wat zegt hij dan eigenlijk? Dat JULLIE ONDERWIJS saai en ontzield is, want ‘het schoolvak’ is een abstractie, en jullie zijn de docenten die het geven.
Bewijst hij het schoolvak daarmee een dienst? Ik dacht het niet. Er is ook een Meesterschapsteam Moderne vreemde talen, en daar gaat het heel anders toe; daar hebben de Meesters niet van meet af aan ingezet op de boodschap dat de moderne vreemde talen saai en ontzield zijn en geteisterd door het communicatieve paradigma, terwijl je je daar ook een dergelijke polarisatie zou kunnen voorstellen, ook daar kennen ze taalkunde en letterkunde en is er discussie over de rol van grammatica.
En natuurlijk, met mijn reacties draag ook ik bij aan polarisatie, dat zie ik zelf ook. Maar geloof me, ik reageer niet op Witte omdat ik vind dat iedere docent les moet geven zoals ik het zou willen, maar omdat ik er niet tegen kan bij herhaling ongefundeerde onzin te lezen over ons vak die ook nog het imago ervan aantast.
Ik ben ook wel klaar met reageren voorlopig, ik heb nog meer te doen, ook nog steeds voor het schoolvak. Ik wens alle docenten Nederlands succes en geluk met en in met hun onderwijs, welk paradigma ze ook mogen hanteren. Vul je eigen onderwijs in, maak keuzes, daar is gegeven de beperkte tijd niet aan te ontkomen; sta daarachter en wees trots op je vak.
Helge Bonset zegt
Ik heb dit verhaal in grote lijnen eerder gelezen, en weer ben ik gevleid door de enorme macht en invloed die me wordt toegekend. In het vorige verhaal van Kortz werd ik, als ik me goed herinner, ook nog ‘groot-moeftí’ van de didactiek Nederlands genoemd. Jammer dat deze kwalificatie nu verdwenen is.
Herma van den Brand zegt
Ha Helge, ik ben nog steeds blij dat je me ‘de koningin van het klagen’ noemde. Je hebt me een fijne geuzennaam bezorgd!
Peter Kortz zegt
De Groot Moefti van de neerlandistiek, zo heb ik Bonset genoemd, neem ik niet meer serieus. Ik deel de opvatting van Theo Witte en anderen die in dezen hun stem hebben laten horen en ongetwijfeld meer invloed hebben dan ik als eenvoudige veldwerker.
En bedenk er zijn heel veel uitstekende collega’s die een eigen invulling geven aan het vak, die afwijkt van het programma Nederlands zoals dat bij het SLO is te vinden en waarop alle methodes zijn gebaseerd.
Ik hoop dat de vernieuwing van het curriculum een fundamentele verandering zal brengen.