Door Marc van Oostendorp
We zijn al bijna een week in het nieuws! Allerwegen klinkt geweeklaag over de staat van de opleiding Nederlands. Het begon met een klein stukje in Ad Valvas, de universiteitskrant van de VU, waarin werd opgemerkt dat er dit jaar slechts zes studenten waren ingeschreven voor het eerste jaar.
Nu.nl nam het bericht over en gaf er een landelijke draai aan. Sindsdien is het bericht niet meer uit het nieuws te slaan. Inmiddels hebben Zihni Özdil (GroenLinks) en Harry van der Molen (CDA) kamervragen gesteld, en er zijn tekenen dat het voorlopig nog niet voorbij is.
Wat in dit soort discussies wel ontbreekt, zijn de cijfers. De volgende is een recent overzicht (namelijk van deze week), dat je wel met allerlei slagen om de arm moet nemen. Dat komt onder andere doordat het begrip ‘student van een studie’ op een aantal manieren geïnterpreteerd kan worden. Mensen kunnen aan twee studies tegelijk beginnen, maar staan dan in dit systeem maar één keer geregistreerd; of ze komen van het hbo en worden dan ook weer anders geregistreerd. Ik vermoed dat het betekent dat in sommige plaatsen (iets) meer mensen in de collegezalen zitten. Tegelijkertijd zijn de mensen die erbij komen vaak mensen die vanwege allerlei verdeelsleutels vermoedelijk financieel weinig opleveren.
Al deze cijfers zijn overigens openbaar.
2017 | 2018 | |
Nijmegen | 17 | 28 |
Utrecht | 41 | 31 |
UvA | 61 | 52 |
VU | 5 | 6 |
Leiden | 37 | 43 |
Groningen | 33 | 23 |
Belangrijker dan de absolute aantallen zijn de verschillen: verschillen tussen jaren en verschillen tussen opleidingen. Wat dan opvalt: in Nijmegen en Leiden is de instroom (iets) gestegen, net als, strikt genomen, op de VU, maar dat compenseert bij lange na de verliezen niet die elders zijn geleden. Alles bij elkaar is het overigens het afgelopen jaar dus ‘slechts’ een daling van zo’n 5%; maar dat komt na een lange periode van soms grotere dalingen. Sinds 2010 is het studentenaantal landelijk ongeveer gehalveerd.
Verweesde maatschappij
Het aantal studenten Nederlands is inmiddels zo klein dat het ook een maatschappelijk probleem genoemd kan worden. Als alle studenten die nu Nederlands studeren kiezen voor het leraarschap, zijn er zo dadelijk nog steeds veel te weinig goede, academisch gevormde docenten Nederlands. Terwijl daar juist een grote behoefte is, én terwijl afgestudeerde neerlandici makkelijk tal van andere banen kunnen krijgen, en die vaak ook ambiëren.
Waarbij nog komt dat een maatschappij die straks vol met pakweg academisch gevormde bedrijfseconomen en bedrijfskundigen zit en nagenoeg zonder mensen met theoretische én praktische kennis van de taal en de literatuur een treurige, sprakeloze maatschappij dreigt te worden. (Nou ja, dat hoef ik jullie allemaal niet te vertellen.)
Groter inzetten
Gelukkig gebeurt er inmiddels ook wel het een en ander. Allerlei groepen zijn bezig met het middelbaar onderwijs, zoals de meesterschapsteams,de docenten van Curriculum.nu, de initiatieven van Els Stronks (Utrecht) voor een Plusprogramma Nederlands. En dat zijn er dan nog maar een paar. Zoals gelukkig sinds begin dit jaar ook neerlandici van alle opleidingen de handen ineen hebben geslagen om aan studentenwerving te doen. Het heeft geen zin om met elkaar te concurreren, en het is veel nuttiger om het imago van de studie te vergroten. Daar horen jullie dus nog van. Hoe dan ook lijkt me dat het eigenlijk de komende jaren alleen beter kan worden.
Tegelijkertijd: het ligt ook niet alleen maar aan ons, er gebeuren ook in de samenleving allerlei dingen die uiteindelijk zelfs voor die samenleving niet goed zijn. Het lijkt zinnig om groter in te zetten, op de politiek misschien, hopelijk ook samen met docenten uit het middelbaar onderwijs, met collega’s van andere geesteswetenschappen, en met anderen die onze taal aan het hart gaat.
Lucas zegt
Als iemand me had verteld hoe leuk en interessant Nederlands is, dan had ik er wellicht wel voor gekozen toen ik sterrenkunde had opgegeven. Nu kwam ik er toevallig achter toen ik wat extra vakken ging doen.
Zeven jaar middelbare school had me een volstrekt verkeerd beeld gegeven van wat de studie in zou houden. Ondanks dat ik zeer gepassioneerde docenten had. Een van mijn favoriete docenten was mijn eindexamen docent Nederlands, en mijn mentor van klas 4-6 was eveneens een docent Nederlands. Ik heb niet het idee dat zij hebben gefaald. De inhoud van het curriculum was dodelijk.
Eline zegt
Mee eens Lucas, ik heb net mijn bachelor Nederlands afgerond en ben blij dat ik me bij mijn studiekeuze niet gebaseerd heb op de vakinhoud vd middelbareschool. Zo veel saai samenvatten en tekstverklaren, amper literatuur en cultureel-maatschappelijke context. Een betere afschrikmethode is amper denkbaar. De initiatieven hierboven klinken goed, maar zullen denk ik maar een klein effect hebben zolang de exameneisen van de middelbare school niet veranderen.
Jacomine Nortier zegt
Volgens onze gegevens zijn er in Utrecht 36 eerstejaars, niet 31.
Redactie Neerlandistiek zegt
Zoals ik in het stukje zeg, is het tellen van eerstejaars minder eenduidig dan het lijkt, en is het waarschijnlijk op de meesta plaatsen zo dat er meer studenten in de eerstejaarscolleges zitten. Om het allemaal vergelijkbaar te houden (en omdat het verschil tussen 31 en 36 nu ook weer niet zo schokkend is), laat ik deze gegevens nu maar even zo staan.
Mar zegt
Op een aantal van 31 is een verhoging van 5 toch redelijk (ruim 13% meer), net zoals een stijging van 11 studenten ten opzichte van vorig jaar (Nijmegen) niet een kleine stijging is te noemen. 17 of 28….
Wouter van der Land zegt
Een oplossing gedacht vanuit marketing is herverpakken. Het vak ‘Nederlands’ wordt kennelijk oninteressant gevonden. Misschien moet je het zowel op school als op de uni een andere naam geven. ‘Taal’ of ’taalkunde’ klinkt als schoolvak al beter dan ‘Nederlands’ en dekt de lading beter: het gaat voor een groot deel om language skills. Een apart vak ‘literatuur’ ligt ook voor de hand, omdat fictie toch echt iets anders is. Misschien een aparte universiteitsstudie ‘Nederlandse literatuur en cultuur’. Als je ook taalkunde apart geeft, geeft dat de kans om leerlingen op school al kennis te laten maken met allerlei wereldtalen en zo ook betere kennis van de eigen taal.
Positief nieuws is dat Neerlandici de beste taalgebruikers van Nederland zijn. Ze kunnen dus ongetwijfeld fantastisch lesmateriaal produceren. Voor de basisschool kun je als leraar nu al putten uit een duizelingwekkend taalfeest, dat deels gratis op internet staat. Het kan op de middelbare school een vak zijn waar de leerlingen naartoe rennen.
Lucas Seuren zegt
Als je het taalkunde noemt creëer je alleen maar verwarring over wat taalkunde inhoudt; het middelbareschoolvak Nederlands staat totaal niet in verhouding tot de universitaire studie taalkunde. Dat beetje zinsontleding wat je doet is volstrekt niet te vergelijken met studies over syntaxis, pragmatiek, semantiek, morfologie, etc.
Wouter van der Land zegt
@Lucas, dat zou dus misschien inderdaad meer gelijk moeten worden…
Je zou ook kunnen denken aan:
Schoolvak 1. Creatieve communicatie: taal- en mediavaardigheid
Schoolvak 2: Nederlandse literatuur en cultuur: inclusief toneellessen, kunstgeschiedenis, etc.
Schoolvak 3: een algemeen ondersteunend vak taalkunde met inderdaad fonetiek, etc.
geert buelens zegt
Een opleiding “Nederlandse literatuur en cultuur” bestaat al – als onderzoeksmaster in Utrecht.
Robert Chamalaun zegt
Ter aanvulling, Wouter en Lucas, een kort historisch overzicht. Het vak literatuur is er geweest. Toen de Tweede Fase in 1998 werd ingevoerd, hadden scholen de mogelijkheid om GLO (geïntegreerd literatuur onderwijs) in te voeren. Hierbij werd het letterkundeonderdeel van Nederlands gecombineerd met dat van de MVT. Het cijfer voor literatuur was ook een apart cijfer. Op papier zou je een situatie kunnen hebben waarbij een docent Nederlands bijvoorbeeld ingaat op een specifieke stroming met de daarbij behorende Nederlandse literatuur, waarna docenten van de verschillende MVT de literatuur uit hun taalgebied bespreken. Helaas is op heel veel scholen GLO gesneuveld, niet in de eerste plaats omdat je tegen organisatorische problemen aanloopt. Natuurlijk, die zou je moeten oplossen, maar de praktijk blijft helaas weerbarstig.
Tegelijkertijd met de invoering van de Tweede Fase lag vast welke vakonderdelen in het schoolexamen (SE) getoetst moesten worden: 60% schrijfvaardigheid, 40% mondelinge vaardigheden (samen 50% van het eindcijfer Nederlands). Van een aparte toets voor taalkunde, creatief schrijven, of desnoods taalverzorging was geen sprake.
Met de vernieuwde Tweede Fase in 2008 is literatuur weer terug bij de vakken gekomen (bij Nederlands, maar ook bij de MVT). De vaste weging van schrijven en spreken/luisteren is losgelaten, met hier en daar hele nare consequenties. Ik ken scholen die leesvaardigheid nu ook in het SE zijn gaan toetsen, waardoor lezen helemaal een onevenredig zwaar deel gaat uitmaken van het eindcijfer Nederlands. Je kunt ook kiezen voor taalkunde als SE-onderdeel. De lobby is er wel degelijk geweest, maar ik ken maar weinig scholen waar echt taalkunde als SE-onderdeel gegeven wordt.
Als je alle onderdelen van het vak aan bod wil laten komen, ontkom je haast niet aan een voorgeschreven weging van onderdelen. Sowieso vind ik zelf dat leesvaardigheid veel te zwaar telt in het eindcijfer (50%). Je kunt ook denken aan de volgende oplossing:
CE: leesvaardigheid (25% v.h. eindcijfer)
CE: schrijfvaardigheid (25% v.h. eindcijfer), niet in een aparte zitting in mei met het hele circus van tweede correctie, maar ergens gedurende het jaar (net zoals je dat doet bij de luistertoetsen van de MVT).
SE: taalverzorging (10% v.h. eindcijfer)
SE: literatuur (20% v.h. eindcijfer)
SE: spreken/luisteren (10% v.h. eindcijfer)
SE: taalkunde (10% v.h. eindcijfer)
Een redelijk arbitraire verdeling van percentages, daarvan ben ik me bewust. Je kunt er natuurlijk over discussiëren of je zo geen onderdelen tekort doet, maar je ‘dwingt’ scholen zo wel om de volle breedte van het vak aan bod te laten komen.
Melchior Vesters zegt
@ Robert: “Als je alle onderdelen van het vak aan bod wil laten komen, ontkom je haast niet aan een voorgeschreven weging van onderdelen.”
Hier ben ik het absoluut niet mee eens. Top-down een – altijd arbitraire – verdeling voorschrijven garandeert alleen dat er meer plichtmatig gewerkt wordt; vakinhoudelijk garandeert het vrijwel niets.
Een veel beter idee is volgens mij het meer geïntegreerd behandelen van vakonderdelen. Je kunt bijvoorbeeld bij behandeling van historische literatuur tegelijk aandacht aan oude taalkunde besteden, en je kunt wijzen op klassiek-retorische technieken.
Zo’n aanpak roept gegarandeerd twee kritische vragen op: hoe ga je zo’n geïntegreerde aanpak toetsen, en wie voert zo’n aanpak uit (bij gebrek aan erop toegesneden lesmethodes)?
Mijn eerste antwoord is: geef complexe, creatieve opdrachten i.p.v. afzonderlijke reproductievraagjes over taalkunde of literatuur. De ‘hele taken’ moeten precies zó complex zijn, dat ze amper in geestdodende, verkavelende beoordelingsrubrics van het SLO zijn te vatten, en/maar voor de beoordeling afhankelijk zijn van het werkelijke niveau van de docent zelf.
Hiermee kom ik op mijn tweede antwoord: bij gebrek aan lesmethoden die integratie toepassen (al zijn sommige delen Tekst in Context wel goed bruikbaar), komt het op de kwaliteit van de docent aan. Die krijg je niet door top-down percentages door de strot te duwen. Die krijg je, op den duur, als je uitdraagt dat Bildung belangrijk is. Als beleidsmakers zó dachten, was literatuurgeschiedenis op de hbo-lerarenopleidingen nooit geschrapt…
DirkJan zegt
Ik heb de berichtgeving gevolgd via Twitter en in de artikelen (met name de Volkskrant) en reacties wordt ook steeds gewezen op de populariteit van Nederlands op buitenlandse universiteiten. Daar willen de 14.000 studenten het wel studeren. Maar het is in mijn optiek iets geheel anders of je een vreemde taal in het buitenland studeert en een studie Nederlands in Nederland. Manke vergelijkingen.
(En dat alle vwo-leerlingen Nederlands krijgen van een academicus was en is een illusie, dan zou ik inzetten op de hbo-lerarenopleiding en die op een aantal punten naar een hoger niveau tillen.)
Berthold van Maris zegt
Als je geinteresseerd bent in taal en / of literatuur, zou je Nederlands kunnen gaan studeren. Maar een vreemde taal is dan een veel aantrekkelijkere optie, want bij Spaans, Chinees, etcetera leer je ook van alles over taal, taalwetenschap, literatuur en literatuurwetenschap, en bovendien leer je er een extra taal bij.
Waarom zou je je beperken tot 1 taal en anderhalf land?
Ik denk dat de jongere generatie op deze manier denkt. En ze hebben gelijk.
Marc van Oostendorp zegt
Spaanx en Chinees zijn zonder twijfel interessante studies, en mensen die dat willen studeren moeten dat zeker doen.
Het venijn zit een beetje in dat ‘leer je er een extra taal bij’: die studies zijn niet langer dan die voor Nederlands. De tijd die je besteedt aan het leren van de taal gaat dus af van het leren van al die andere dingen; het moet nu eenmaal uit de lengte of uit de breedte komen.
Er is hier dus een reële afweging te maken. Bij de studie Nederlands zit geen component taalverwerving, maar dat betekent niet dat je met je armen over elkaar zit.
Gert de Jager zegt
Van Maris heeft wel een punt. Een aantal leerlingen van mij is Nederlands gaan studeren; drie daarvan zijn snel gestopt omdat ze de studie niet uitdagend genoeg vonden. Ze stapten over op Russisch, klassieke talen en psychologie.
Niet alleen het middelbaar onderwijs moet aan zelfonderzoek doen, het geldt ook voor de universiteiten. De reacties in de politiek en elders laten zien dat men voor neerlandici een kristalheldere taak ziet weggelegd: cultuuroverdracht. De vraag is of de opleidingen Nederlands die taak op een spannende, intrigerende manier vervullen. Veel te veel wordt nog gedacht, ook als het om literatuur gaat en om cultuur in de bredere zin, vanuit een kennisideaal dat gebaseerd op is de praktijk van de natuurwetenschappen. Hoe aantrekkelijk is Bourdieu-achtig onderzoek voor wie gedreven wil lezen en zijn bevindingen aan die van anderen wil toetsen? Wat is voor zo’n lezer het nut van het abstracte niveau van een frametheorie? Waarom, zoals aan de VU, kiezen voor een studie Nederlands als het een vorm van maatschappijleer is? Geesteswetenschappen zijn om veel redenen belangrijk, maar niet als een directe neerslag van maatschappelijke kwesties en ook niet omdat ze de raadsels van de kosmos zullen ontsluieren.
Wat ten slotte een niet te onderschatten rol speelt, is het afnemende prestige van het Nederlands zelf. Veel leerlingen volgen onderwijs op een tweetalig vwo. Hoe kijken die aan tegen een taal die in de loop van hun schoolcarrière steeds minder van belang wordt? En misschien wel het belangrijkste: wat voor signaal geeft de verengelsing van de universiteiten?
Marc van Oostendorp zegt
Ik weet niet waar je dit beeld op baseert, maar niet op een reële kennis van wat er op dit moment gebeurt bij de reële opleidingen Nederlands. Er is overal voldoende ruimte voor ‘gedreven lezen’ en het toetsen van bevindingen aan anderen. Over het nut daarbij van het abstracte niveau van een frame-theorie meen ik vijf jaar geleden behartenswaardige woorden gelezen te hebben op een zeker blog: dat je van academici een zeker abstractieniveau mag verwachten lijkt me duidelijk, maar met natuurwetenschappen heeft dat weinig te maken. De studie aan de VU ‘een vorm van maatschappijleer’ noemen getuigt van weinig inzicht in de werkwijze van vooraanstaande neerlandici die daar werken, zoals Koppenol en Bel.
Gert de Jager zegt
Koppenol en Bel doen prachtig onderzoek. Ga naar de website van de VU en zie hoe niet zij, maar de opleiding zich profileert. Daar gaan aspirant-studenten op af. Lees hoe de bedenker van de Frametheorie in zijn boek het lezen afserveert ter wille van het hogere doel van de wetenschap. Bourdieu begint langzamerhand iets van zijn glans te verliezen, maar las ik op een zeker blog niet dat elke literatuuronderzoeker nog steeds de nodige lippendienst bewijst? Het gedreven lezen gebeurt in de bachelor-fase; daarna niet meer. Het model van de natuurwetenschappen speelt in methodediscussies in de literatuurwetenschap wel degelijk een belangrijke rol en ook in de onderzoekskeuzes die er gemaakt worden.
Maar het belangrijkste: er bestaat een spanning tussen de maatschappelijke rechtvaardiging van de neerlandistiek en wat er op de universiteiten gebeurt. Tussen een humaniora-ideaal en een ander ideaal. Jammer dat de oorzaak voor het teruglopen van het aantal studenten overal gezocht wordt behalve in eigen huis.
Marc van Oostendorp zegt
Kritisch zelfonderzoek is altijd goed, en zeker blog staat daar altijd voor open. Maar dit lijkt me daar niet echt een basis voor. Nog even los van het feit dat maatschappijleer geen natuurwetenschap is en Bourdieu nóg weer wat anders, en dat wat mij betreft de opleiding best een vleugje van ieder mag hebben, begrijp ik geloof ik niet welke spanning er is tussen ‘een humaniora-ideaal’ en ‘een ander ideaal’. Wat is dat andere ideaal volgens welke de opleiding zou zijn opgebouwd? Hier vindt je, om concreet te zijn, het bachelorprogramma van Nederlands aan de Radboud Universiteit.
Het is moeilijk om onderzoek (sorry) te vinden waaruit blijkt dat de inhoud van de studie studenten afschrikt. Het soort externe factoren dat door vakgenoten meestal wordt genoemd – fascinatie voor het Engels, weinig plezier op school – komen nu juist wel ook uit studentenreacties naar voren.
DirkJan zegt
Studentenreacties zijn natuurlijk nuttig, maar doe eens onderzoek onder scholieren wat ze van een studie Nederlands verwachten en waarom ze het wel of niet willen studeren. Nu kun je als universiteit je oren niet zomaar naar ieders wensen laten hangen, maar het kan toch een rol spelen bij het samenstellen van een studietraject. En zo kan ik me ook voorstellen dat de verschillende universiteiten zich meer van elkaar zouden kunnen onderscheiden om diverse doelgroepen te motiveren; de ene universiteit legt meer nadruk op literatuur en de andere bijvoorbeeld op computationele taalkunde. Maar hoe dan ook zal het lastig zijn.
Lucas zegt
Het academisch niveau is sowieso niet denderend, als ik zo cynisch mag zijn. De doelstelling om 50% van de bevolking hoger opgeleid te krijgen heeft geleid tot een enorme instroom van studenten, velen van wie helemaal geen academische opleiding nodig hebben en waaronder menig student is die het doet niet uit interesse, maar voor een papiertje. Omdat er vervolgens flink gekort is op financiering, worden zeker in de geesteswetenschappen docenten gedwongen om studenten snel af te laten studeren, zonder dat er ruimte is voor degelijk en persoonlijk onderwijs.
Als je van de universiteit een diplomafabriek maakt en de studentenmentaliteit daarop aansluit, dan gaat dat ten koste van de kwaliteit. Dat is echt niet alleen bij Nederlands zo; ik heb een stortvloed aan extra vakken gevolgd en uitdaging was veelal ver te zoeken. Zeker als ik het vergelijk met de bèta-opleidingen, waar gewoon echt wat verwacht wordt van studenten.
Maar nogmaals, ik ben vast te cynisch.
Elisabeth D'Halleweyn zegt
@ ‘leer je er een extra taal bij’: die studies zijn niet langer dan die voor Nederlands. De tijd die je besteedt aan het leren van de taal gaat dus af van het leren van al die andere dingen; het moet nu eenmaal uit de lengte of uit de breedte komen.’
klopt m.i. niet. in Vlaanderen moet je sowieso in eerste instantie 2 talen kiezen. Vlaamse neerlandici hebben bij afstuderen bepaald geen achterstand t.o.v. hun Nederlandse collega’s – en ze hebben bovendien (als het goed is) geleerd e.e.a. in vergelijkend perspectief te zien.
Karen Lahousse zegt
Marc, even een beetje terzijde, maar toch: waar zou het verschil vandaan komen tussen de opleiding Nederlandse Taal- en Letterkunde in Vlaanderen, die wel nog heel wat studenten aantrekt, en de opleiding in Nederland? In Vlaanderen wordt Nederlands wel altijd gecombineerd met een andere taal, zou dat een invloed hebben?
Berthold van Maris zegt
Nederlands combineren met een andere taal, goed idee!
Taalwetenschap en literatuurwetenschap zijn boeiende wetenschappen, maar niet per se heel erg moeilijk en tijdrovend. En anders maar een jaartje extra.
Marc van Oostendorp zegt
Het gaat in Vlaanderen niet zo slecht als in Nederland, maar ook daar is bij mijn weten sprake van een permanente terugloop. Mij lijken gecombineerde studies zoals Nederlands-Duits, of Italiaans-Spaans interessant, maar ik geloof niet dat daar nu ineens de studenten in drommen op afkomen.
Henk Wolf zegt
De studie Fries was nog veel kleiner. Zo klein dat die in Groningen het veld moest ruimen. De collega’s daar hebben nog een deel weten te redden door Fries een plekje te geven in een verder Engelstalige bachelor Minorities & Multilingualism.
In Leeuwarden, op de NHL, hebben we het wat anders gedaan. Ook daar waren de studentenaantallen op een gegeven moment heel klein, zo klein dat we bang waren dat er een jaar zonder nieuwe studenten zou komen. Dat hebben we gelukkig kunnen voorkomen door allerlei constructies op te zetten om de studie Fries aantrekkelijker te maken, waaronder een gecombineerd bachelorprogramma Nederlands/Fries. Verder hebben we een aanschuifminor opgezet en zijn we gaan samenwerken met een opleiding voor volwassenenonderwijs. Daardoor hebben we dit jaar achttien nieuwe studenten Fries, het hoogste aantal dat ik me kan herinneren.
Dat laat natuurlijk onverlet dat het heel erg jammer is dat de studentenaantallen voor die prachtige talenprogramma’s zo terugloopt en dat we kunstgrepen moeten gaan toepassen om aantrekkelijk te blijven.