Door Lucas Seuren
Het was deze week weer zo ver: een zelfbenoemd expert legde aan mij en iedereen wie het wilde horen uit dat communicatie zo bijzonder is, omdat het voor 65% non-verbaal is. Eens in de zoveel tijd kom ik die stelling tegen—het cijfer varieert nogal, maar het is altijd meer dan de helft—en elke keer vraag ik me weer af waarom mensen het geloven. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die kan uitleggen waar dat idee vandaan komt, men neemt het dus gewoon aan. En dan denk ik, als je er even bij stil staat en kritisch nadenkt, dan moet toch snel duidelijk zijn dat het totale onzin is?
Meten
Laat ik beginnen met het methodologische probleem: Hoe bepaal je welk percentage van communicatie verbaal dan wel non-verbaal is? Communicatie, anders dan zonuren of valsnelheid, is nu eenmaal niet zo eenvoudig te kwantificeren. Je kunt natuurlijk zeggen dat communicatie bestaat uit het overdragen van informatie tussen minimaal twee personen.
Maar dat brengt ons doodleuk bij een nieuw probleem: hoe kwantificeer je informatie? Gelukkig zijn er al honderd jaar wetenschappers die met deze vraag bezig zijn. Zo dacht men ooit dat informatie te kwantificeren is door te bepalen hoeveel mogelijkheden uitgesloten worden. Later was het idee dat het mogelijk te maken had met de mate waarin informatie nieuw of onverwacht is. Een andere optie is de manier waarop je informatie weergeeft; hoe complexer te formuleren, hoe groter de informatie.
In moderne tijden kun je informatie wellicht kwantificeren als de digitale ruimte die het inneemt. Maar welke oplossing je ook kiest, het is nog altijd volstrekt onduidelijk hoe je kan uitvogelen bij een simpele zin als “Ik ga morgen voetballen” hoeveel informatie er is overgedragen, en welk deel daarvan non-verbaal is.
Taal als fundament
Maar los van die methodologische horde is er een veel duidelijker bezwaar tegen de notie dat communicatie voornamelijk non-verbaal is: taal is wat onze complexe samenleving mogelijk maakt. Schrift speelt hier natuurlijk een grote rol in. Schrift is vrijwel zuiver talig; lost van stillisme, komt er over het algemeen geen non-verbaal aspect bij kijken. Maar de uitvinding van het schrift, en zeker later de boekdrukkunst en het internet, waren revolutionair voor de distributie van kennis, van informatie. Geschreven communicatie, non-verbaal talige communicatie, is een van de meest belangrijke vormen van communicatie geworden.
Zelfs wie niet kan lezen of schrijven komt regelmatig in aanraking met primair non-verbale communicatie: de telefoon. Wie belt, los van videobellen natuurlijk, kan de ander niet zien. We kunnen urenlange gesprekken voeren, internationale conflicten oplossen, en oorlogen beginnen aan de telefoon. Als communicatie grotendeels non-verbaal zou zijn, dan is het vrij aannemelijk dat we niet zo probleemloos telefonisch kunnen communiceren.
En als we dan toch videobellen, dan kunnen we ook prima zonder beeld. Iedereen die enigszins regelmatig Skypet of FaceTimet weet dat er problemen op de lijn kunnen ontstaan. In mijn huidige onderzoek naar arts-patiëntgesprekken via dergelijke media valt op dat als die problemen ontstaan, ze doorgaan zolang het geluid maar werkt. Gesprekken kunnen probleemloos gevoerd worden, ook als het beeld niet werkt. Taal wordt door de deelnemers veel belangrijker gevonden, dan die lichamelijke signalend die we daarnaast geven.
Mehrabian
We kunnen met andere woorden niet zonder taal. Of het nu gaat om gesproken taal of gebarentaal, verbale interactie is de basis van moderne communicatie. Waar komt dan het idee vandaan dat communicatie voornamelijk non-verbaal is? In een grijs verleden stelde een wetenschapper genaamd Albert Mehrabian aan een aantal mensen de vraag waar ze op letten als ze willen inschatten hoe betrouwbaar of aardig hun gesprekspartner is. Ze gaven aan dat dat voor slechts 7% gebeurde op basis van gesprekspartners zeggen: 55% is lichaamstaal en 38% is intonatie. Het moge duidelijk zijn dat die resultaten onmogelijk gegeneraliseerd kunnen worden naar alle communicatie van alle mensen (wat Mehrabian zelf ook altijd geprobeerd heeft te voorkomen).
Hoeveel procent van onze communicatie talig is, weet niemand. Wat onze niet-talige communicatie überhaupt bijdraagt is nog altijd niet adequaat onderzocht. Onderzoek naar de verscheidene modaliteiten van communicatie gaat ver terug, maar echt grootscheeps, systematisch onderzoek staat nog in de kinderschoenen. Mogelijk is er geen grens te leggen tussen de modaliteiten en vullen ze elkaar aan waar nodig. En wellicht communiceren we volstrekt andere dingen met ons lichaam, dan met onze spraak. Maar wat het antwoord ook moge zijn, laten we eens ophouden met verkondigen dat communicatie voornamelijk non-verbaal is. In deze post-truth wereld worden we al met genoeg onzin geconfronteerd.
Marc van Oostendorp zegt
Los van de terechte problemen die je naar voren brengt met de kwantificatie van een en ander, begrijp ik niet waarom het ‘zo bijzonder’ zou zijn als communicatie voor 65% ‘non-verbaal’ is. Wat heb je aan die constatering? Stel dat het klopt, wat gaat dat dan veranderen in onze omgang met communicatie, of onze analyse ervan?
Lucas zegt
Geen idee. Voor de wetenschap is het uiteraard van belang als je wilt begrijpen hoe communicatie werkt, hoe intersubjectiviteit en common ground e.d. werken. Voor de leek is het idee dat hoewel we constant taal gebruiken, die taal er niet zo veel toe doet wellicht leuk om te weten?
Volgens mij is het vooral een managersding. Uitleggen tijdens een workshop dat je vooral nonverbaal communiceert, zodat je weer wat uurtjes cursus gaat volgen.
DirkJan zegt
Ik dacht aanvankelijk dat de kern van uw kritiek was dat nu niet wetenschappelijk valt vast te stellen hoe de verhoudingen tussen verbale en non-verbale communicatie zijn . Maar nu begrijp ik dat u ook een positie inneemt en klaarblijkelijk vindt dat het talige aandeel in de communicatie veel meer moet zijn dan de geopperde 35 procent. Dan doet u precies hetzelfde wat u de ander verwijt, namelijk wat beweren zonder feitelijke onderbouwing.
Lucas Seuren zegt
Ik weet niet waar deze conclusie op gebaseerd is, maar het is in ieder geval geen accurate samenvatting van hetgeen ik gezegd heb.
Misschien had ik wat meer gebaren moeten inzetten, zodat ik adequaat begrepen kon worden.
DirkJan zegt
“Volgens mij is het vooral een managersding. Uitleggen tijdens een workshop dat je vooral nonverbaal communiceert, zodat je weer wat uurtjes cursus gaat volgen.”
Hier reageerde ik op.
Lucas Seuren zegt
Dat ik niet in God geloof, omdat ik er geen bewijs voor zie, wil dat niet zeggen dat ik wel in feeën geloof.
Gevalletje non-sequitur.
DirkJan zegt
“Dat ik niet in God geloof, omdat ik er geen bewijs voor zie, wil dat niet zeggen dat ik wel in feeën geloof.”
Maar ik denk nu juist dat u wel een beetje in kabouters gelooft! 🙂
Lucas zegt
Geloof heeft daar weinig mee te maken, kabouters bestaan immers gewoon. Straks gaan we nog praten over of zeemeerminnen of neushoorns bestaan.
Peter-Arno Coppen zegt
Mooi stuk! Het moet maar eens afgelopen zijn met al die mythen.