Door Gerard Kempen
In zijn onlangs verschenen De taal van de fiets vat Wim Daniëls in tien bladzijden de diverse theorieën samen over de herkomst van het woord fiets. Aan het eind van zijn overzicht concludeert hij dat niemand weet welke van de genoemde verklaringen de juiste is. Hij voegt daaraan toe: “Dat is van de ene kant jammer, van de andere kant is het ook wel aardig dat het speculeren voortduurt en dat er af en toe nog weer een nieuwe theorie bij komt.” Hieraan doe ik graag mee, in de vorm van een plausibeler versie van een verklaring die ik in 1999 heb geopperd in Onze Taal.
Die verklaring ging uit van een observatie die ik deed als ongeveer tienjarige spreker van het Oost-Brabantse dialect van het Land van Cuyk. Op zeker moment drong tot me door dat fiets niet alleen ‘rijwiel’ betekende maar ook ‘ondermelk’ (zie ook Figuur 1). Zou het toeval zijn dat dat ene woord twee zulke totaal verschillende dingen aanduidde, of waren die twee betekenissen misschien op een of andere manier verwant? (Ik wil hiermee niet beweren dat ik mij toen bewust was van het onderscheid tussen homonymie en polysemie.)
Ruim veertig jaar later, na het verschijnen van Ewoud Sanders’ boek Fiets! (in 1996; de betekenis ‘ondermelk’ wordt hierin niet genoemd) bedacht ik een mogelijk verband. De naam van het zuivelproduct fiets zou ontleend kunnen zijn aan de bereidingswijze ervan: het met handen of voeten aandrijven van een centrifuge—een separator die met behulp van middelpuntvliedende kracht zorgt voor scheiding van melk in vaste stoffen en vloeistof (de vloeistof veelal voor dierlijke consumptie). Dat de naam van een voedingsmiddel teruggaat op een onderdeel van de productiemethode is niet ongewoon, denk aan gebak, gehakt, beschuit, wentelteefje, mout, meel, hangop, stamppot, puree, saus. De naam centrifuge zou ingekort kunnen zijn tot -fuge en fonologisch aangepast tot fiets. Van dit zelfstandig naamwoordwoord kan dan het werkwoord fietsen afgeleid zijn ter aanduiding van de aandrijfmethode: het ronddraaien van een soort zwengel die loodrecht op de as van een wiel staat en zorgt voor omwenteling van as en wiel. Deze benaming zou dan overgedragen kunnen zijn op de sterk verwante aandrijfmethode van rijwielen. Zie samenvatting in Tabel 1.
Tabel 1. Mijn oorspronkelijke hypothese (1999).
Bereiding van ondermelk in separator: centrifuge |
➜Verkorting tot -fuge, en fonologische aanpassing tot fiets |
➜fiets wordt benaming van het vervaardigde product |
|
➜fietsen wordt benaming van de aandrijving van de separator |
➜ overdracht naar verwante aandrijving van rijwielen |
Inmiddels is me duidelijk geworden dat deze hypothese voor de helft (het deel in de twee linker kolommen van Tabel 1) niet juist kan zijn: de fonologische verandering van -fuge naar fiets is een brug te ver. (Wel is de verkorting fuus in Limburg aangetroffen.) Het deel in de rechter kolommen wil ik evenwel handhaven in de gewijzigde hypothese die ik samenvat in Tabel 2. Deze gaat uit van het Latijnse woord vitis ‘wijnstok’. Zoals bekend hebben de ranken van de wijnstok de neiging om te groeien in de vorm van spiralen, zoals in Figuur 2 goed te zien is.
Deze spiraalvormige (in drie dimensies) of cirkelvormige (in twee dimensies) groeiwijze heeft in diverse talen de benaming van gereedschappen en andere artefacten geïnspireerd. Een bankschroef heet vice in het Engels. Volgens de Oxford English Dictionary (OED; online versie, 2018) kende dit woord in het Middelengels diverse andere spellingen, onder meer vics en viz., en is het ontleend, via het Oudfranse vis/vitz, aan “Latin vitis vine, with reference to the spiral growth of the tendrils”. In Oud- en hedendaags Frans betekent vis (uitgesproken met /s/) ‘wenteltrap’. Het Nederlands kent vijs (‘schroef’) en vijzel (cf. opvijzelen via een katrol). In het Italiaans heet een schroef vite.
Ook in het Duits komen een afleidingen van vitis voor: Viez ‘appelwijn’, vooral gebruikt in Saarland en meer noordelijke gebieden grenzend aan Frankrijk en België (bijvoorbeeld in de Eiffel). In het Reinische Wörterbuch wordt Viez gespeld als Fiz, in het Pfälziche Wörterbuch als Fiez (zie Trier Center for Digital Humanities 2011). Eerstgenoemd woordenboek vermeldt ook het werkwoord fizen (met de z uitgesproken al /ts/) in de betekenis ‘bereiden van appelwijn’. In het Luxemburger Wörterbuch tref ik Fîtz aan als algemene naam voor vruchtenwijn (Obstwein). Opvallend is dat het hier, net als bij fiets ‘ondermelk’, gaat om een drinkbare vloeistof (ditmaal bestemd voor menselijke consumptie!) die tot stand komt via separatie van vaste stof en vloeistof—traditioneel door middel van een pers (zie Figuur 3).
Dit brengt mij tot de hypothese dat fiets een ontlening is uit een Duits dialect gesproken in Saarland, Luxemburg en de Eiffel, zoals samengevat in Tabel 2. Let wel, de ontlening betreft alleen de betekenis van fiets(en) genoemd in de derde kolom. De betekenis in de vierde kolom is wellicht in het Nederlands taalgebied bedacht. De hypothese past bij Ewoud Sanders’ observatie dat fiets als alternatief voor rijwiel zich vanuit het zuiden over Nederland verspreid heeft. Hij citeert bronnen waaruit zou blijken dat fietsen in Zuid-Limburg en zuidelijk Oost-Brabant voorkwam als naam voor een snelle, ongewone manier van lopen (maar in zijn bronnen wordt niet uitgelegd hoe die loopbeweging er precies heeft uitgezien).
Tabel 2. Gewijzigde hypothese.
Bereiding van ondermelk in separator: pers of centrifuge |
➜Aandrijving van separator door zwengelen: de cirkelvormige beweging lijkend op spiraalvormige groei van de ranken van de wijnstok (Lat. vitis), uit een Rijnland-Duits dialect ontleend als fiets |
➜fiets wordt benaming van het vervaardigde product |
|
➜fietsen wordt benaming van de aandrijving van de separator |
➜ overdracht naar verwante aandrijving van rijwielen |
De betekenis van Viez als appelwijn was mij onbekend toen ik in 1999 mijn stukje in Onze Taal schreef. Ik was daarom zeer verrast toen Gunnar de Boel en Luc de Grauwe (2011) net als ik een naam voor een drank gebruikten als basis voor een hun nieuwe hypothese over de herkomst van fiets. (In e-mailcorrespondentie met mij na verschijning van hun artikel schrijven ze dat ze mijn artikel in Onze Taal niet kenden.)
Evenwel, de hypothese die ze aanvoerden voor het verband tussen Viez ‘appelwijn’ en fiets ging uit van een ander Latijns woord: vice, zesde naamval van vicis (tweede naamval en gebruikelijke citatievorm van een woord dat nooit in de eerste naamval is geattesteerd). Diverse talen kennen vice in samenstellingen als vice-voorzitter of vice-consul, waarin het ‘plaatsvervanger’ betekent. (De eerste betekenis van vicis is ‘beurt’.) De Boel en de Grauwe leggen het volgende verband tussen appelwijn en plaatsvervanger: in de tweede helft van de 19de eeuw toen het woord fiets ‘rijwiel’ ontstond, heerste in Europa een hongersnood waardoor niet alleen mensen maar ook lastdieren, met name paarden, getroffen werden; de hoge sterfte van paarden leidde tot vraag naar een vervoermiddel dat paard-en-wagen zou kunnen vervangen. Hiervoor kwam het toen net uitgevonden rijwiel (eerst loopfiets, draisine) in aanmerking: het vice-paard (Ersatzpferd), net zoals appelwijn een vervanging was van echte wijn (Ersatzwein). Deze hypothese, die veel media-aandacht heeft getrokken, kreeg echter weinig bijval in taalwetenschappelijke kringen. Jan Stroop (2012) schreef een zeer kritische evaluatie. Ik acht het, met Stroop, onwaarschijnlijk dat vicis de herkomst is van het woord fiets.
Maar mijn verklaring in Tabel 2 is, evenzeer als alle andere geopperde verklaringen, speculatief, en moet het stellen zonder bewijsplaatsen. Misschien is ook zij nog steeds een brug(je) te ver. Vandaar mijn verzoek: mocht u ergens een bewijsplaats vóór of tegen aantreffen, laat het mij of de Nederlandstalige gemeenschap dan onverwijld weten.
Literatuur
de Boel, Gunnar & de Grauwe, Luc (2011). Fiets “ersatzpaard”. De etymologische kwestie revisited en beslecht? Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 127, 327-342.
Daniëls, Wim (2018). De taal van de fiets. Leiden: Uitgeverij Brooklyn.
Kempen, Gerard (1999). Fiets en (centri)fuge. Onze Taal, 68, 88.
Sanders, Ewoud (1996). Fiets! De geschiedenis van een vulgair jongenswoord. Den Haag: Sdu.
Stroop, Jan (2012). Ga toch fietsen! Neder-L 27.2.2012. Ook verschenen in Stroop, Jan (2014). Die taal, die weet wat. Over wat kan en niet kan in het Nederlands. Amsterdam: Atheneum–Polak & van Gennep.
Trier Center for Digital Humanities (2011). Wörterbuchnetz..
Wouter Steenbeek zegt
U geeft zelf al de zwakke punten in deze verklaring aan. De analogie van “een wiel ronddraaien” is echter vrij sterk. Ik ga het pas geloven als blijkt dat het woord fiets in de betekenis die wij kennen voor het eerst in Brabant of desnoods in Noord-Limburg is opgetekend.
Wat betreft de uiteindelijke etymologie van beide woorden: is er iets tegen de hypothese dat het gewoon een onomatopee is? Het geluid fiets suggereert zo al dat er hard wordt rondgedraaid en veel lucht wordt verplaatst.
Gerard Kempen zegt
Ad Wouter Steenbeek:
Ewoud Sanders (1996) geeft argumenten voor de stelling dat het woord zich via het zuiden over het Nederlandsetaalgebied heeft verspreid.
Wat de mogelijkheid van ‘fiets’ als onomatopee betreft, zonder concrete bewijsplaatsen kan ik dit niet uitsluiten. (Er zou bij ‘fiets’-rijwiel en ‘fiets’-drank dan sprake zijn van homonymie, niet van polysemie.)
Jan Dirk Snel zegt
[Reactie verwijderd]
Gerard Kempen zegt
Ad: Jan Dirk Snel
Zoals gezegd in mijn verhaal, zonder concrete bewijsplaatsen kan ik andere verklaringen niet uitsluiten. Ik presenteer mijn hypothese als een die méér verklaart—niet alleen ‘fiets’-rijwiel maar tevens ‘fiets’-drank—daarbij uitgaande van de eenvoudiger vooronderstelling dat deze twee betekenissen berusten op polysemie (één oorsprong) dan op homonymie (twee verschillende oorsprongen).
Jan Dirk Snel zegt
[Reactie verwijderd]
Gerard Kempen zegt
En waarom zou je uitgaan van een NIET-gedeelde oorspong (homonymie)? De betekenis ‘ondermelk’ van ‘fiets’ was alleen bekend bij dialectsprekers (en sommige samenstellers van dialectwoordenboeken). Het feit dat ‘fiets’-ondermelk voorkomt in (minstens één) dialectische variant van het Nederlands, is nooit eerder betrokken geweest bij het zoeken naar mogelijke verklaringen van ‘fiets’-rijwiel. Nu dat wél bekend is, vraagt dat op zijn minst om heroverweging van de bestaande verklaringen (niet noodzakelijk om herziening, natuurlijk).
Jan Dirk Snel zegt
[Reactie verwijderd]
Jan Dirk Snel zegt
[Reactie verwijderd]
Gerard Kempen zegt
Ewoud Sanders beschrijft de hypothese dat het zuidelijke woord ‘fietsen’, dat oorspronkelijk zoiets als ‘snel bewegen’ betekent, zich in korte tijd over het land verspreid—niet in deze betekenis maar in die van ‘rijwiel’. Mijn hypothese is te zien als een speciaal geval van zijn hypothese, met een nadere uitwerking die op de beweging betrekking heeft.
Marc van Oostendorp zegt
Het curieuze van de discussie over het woord ‘fiets’ is sowieso dat die zich heel erg richt op de mogelijke oorsprong van het woord en niet op de ‘razendsnelle verspreiding’. Niemand heeft daar een goede verklaring voor, net zo min als voor het feit dat de oorsprong, wat deze ook was, vrijwel meteen weer vergeten is. Men kan dit dus niet als argument voor of tegen een bepaalde hypothese over de oorsprong gebruiken.
Redactie Neerlandistiek zegt
De heer Snel krijgt bij dezen een waarschuwing. De discussie dient op een zakelijke toon gevoerd te worden.
Gerard Kempen zegt
Mijn verhaal heeft niet tot doel alle bestaande hypothesen (waaronder afstamming van Fr. vélocipède) the evalueren—met uitzondering van die ene die uitgaat van Lat. ‘vice/vicis’. Ik presenteer een nog niet eerder opgemerkt maar potentieel relevant feit uit een dialect van het Nederlands, aannemende dat (sommige) lezers dit feit willen meenemen in hun afweging van de waarde de diverse hypothesen en het ondersteunende bewijsmateriaal.
Als er over de etymologie van ‘fiets’ geen twijfel zou bestaan, zou ik mijn stuk niet hebben geschreven.
Jan Dirk Snel zegt
[Reactie verwijderd]
Gerard Kempen zegt
De belangrijkste reden voor ‘mogelijke relevantie’ is natuurlijk de identieke woordvorm, en daarnaast het voordeel dat mijn hypothese een invulling kan geven voor dat ‘snelle bewegen/lopen’ (zie mijn vorige antwoord).
Of er rond 1985 iets is geschreven over een verband met de aandrijving van separator-machines, weet ik niet. Wel wordt erover gerept in een dialectwoordenboek (zie mijn stuk in Onze Taal).
Uw hypothese heeft geleid tot zoektochten naar bewijsplaatsen voor een verband met ‘vélocipède’. Wellicht stimuleert mijn hypothese tot zoektochten naar een verband met zuivel- of drankproductie.
joke van overbruggen zegt
Voor Wouter Steenbeek:
Er is niets tegen de hypothese dat “fiets” een onomatopee is
Ventiel ook in zekere mate
Jan Stroop zegt
Dat een Zuid-Nederlands woord dat met een f begint, ‘fiets’ dus, in de Randstad verschijnt met een v: “Ik heb gisteren heerlijk gevietst, en geleerd er alleen op te stappen.” 16 februari 1895, Den Haag (uit de biografie ‘Cécile en Elsa’ van Elisabeth Leijnse), is heel onwaarschijnlijk. Viets moet een herkomst hebben die met een v begint. Dat een v een f wordt is heel gewoon. Dat gebeurt in heel ons taalgebied. Zie daarover bijv. mijn artikel
http://www.janstroop.nl/2018/10/de-f-in-vleermuis-en-zijn-klinkers/
Marc van Oostendorp zegt
Nee, maar als de vorm etymologisch komt van het Latijnse vitis, is natuurlijk niet gezegd dat het eerst in het zuiden ‘fiets’ is geworden en daarna in Holland wederom tot ‘viets’. Het kan oorspronkelijk ‘viets’ zijn geweest, zo zijn verspreid en later, waar dan ook, stemloos zijn geworden. Bij mijn weten veronderstellen eigenlijk ale serieuze hypothesen dat de vorm oorspronkelijk een v had; deze hypothese wijkt daar niet van af.
DirkJan zegt
Wellicht is er voor de liefhebber nog relevant en nieuw onderzoek te doen in de net gelanceerde databank Nederlab in combinatie met de collectie van Delpher.
https://www.nederlab.nl
https://www.delpher.nl
Gerard Kempen zegt
Helemaal mee eens! Ik ben er al mee begonnen, maar moet eerst nog leren hoe Delpher en Nederlab precies werken.
Harrie Claessen zegt
Alleen een kleine correctie: de regio Eifel wordt met één f geschreven. Het is verder wel een leuke discussie.
Gerard Kempen zegt
Sorry, ik wist dat wel, maar vergeten tijdens het schrijven. Dank!
Luc Declerck zegt
Mogelijk een verwarring met Gustave Eiffel, de ontwerper van de Eiffeltoren (‘la Tour Eiffel’) die trouwens Duitse voorouders uit de Eifel had. Overigens gaat het ook om het ‘Rheinische Wörterbuch’ (heeft alles met ‘der Rhein’, niets met ‘rein’ te maken). Voor het overige natuurlijk een zeer lezenswaardig artikel.
Gerard Kempen zegt
Dank voor uw opmerkzaamheid! Ook deze spelling ken ik natuurlijk, toch verdrongen door een die beter past bij de Nederlandse regels …
Jake Van Baalen zegt
Hehe, wat een gezemel over het woord fiets, het is natuurlijk gewoon het geluid dat ’n fiets vroeger maaktte toen er nog niet van die slimme en geluidloze kogellagers waren uitgevonden ! In het Javaans werd het woord fiets tot piets veranderd, omdat de f normaal niet in het Javaans voorkomt.
Jan Dirk Snel zegt
[Reactie verwijderd]
Redactie Neerlandistiek zegt
Wij ontzeggen zelden iemand de toegang tot deze site. In dit geval is het helaas nodig; woorden als ‘geteisem’ horen niet tot het soort discussies dat wij voeren. (Eerdere reacties zijn op verzoek van de betrokkene ook verwijderd.)
piet zegt
Frappant dat vites in het turks alles te maken heeft met versnelling en koppeling
De pedaaloverbrenging was ook een verbetering ten opzichte van de voorlopers
of het franse vite vlug en het arnhemse vitesse ook nog associaties oplevert is weer voor een vervolg …..
Wouter van der Land zegt
Kan het niet zijn dat ‘fietsen’ of ‘vietsen’ buiten de geschreven bronnen al wijdverbreid was? Dus in een betekenis die richting het onbetamelijke ging. Dat verklaart dat er weinig bronnen zijn en dat er daarnaast het alternatief ‘rijwiel’ werd geïntroduceerd.
‘Fiets’ zal geen onomatopee zijn, zo kenmerkend zal het geluid niet zijn geweest. Het is eerder klanksymboliek als die van Kliko en kiekje, die zijn ontstaan via opschriften die toepasselijk klinken. Mogelijk is het bij ‘fiets’ toch ook een opschrift geweest dat gezorgd heeft voor versnelde populariteit. De Brouwer-theorie dus, in combinatie met een informeel woord ‘vietsen’.
Gerard Kempen zegt
Het verhaal achter de herkomst van ‘kiekje’ is tamelijk bekend. Waar ‘Kliko’ vandaan komt heb ik nooit gehoord. In de Etymologiebank wordt geopperd dat ‘Kliko’ met een Duitse merknaam te maken heeft (naast: kliekjescontainer).
Wat ‘fietsen/vietsen’ betreft, ik meen me te herinneren ergens (in een Duits (dialect)woordenboek?) een op ‘fietsen’ lijkend werkwoord te zijn tegengekomen met een ‘onbetamelijke’ betekenis in de sfeer van flatulentie. Maar bijna identieke werkwoorden in het Wörterbuchnetz hebben uiteenlopende, minder onbetamelijke betekenissen, zoals ‘zich opmaken’ (lichaamsverzorging) of ‘een pak slaag geven’. Hoe deze woorden met ‘fiets(en)’ destijds in verband zouden kunnen zijn gebracht, is zonder verdere informatie giswerk.
Wat bedoelt u precies met de “Brouwer-theorie”? Ik ben die in mijn bronnen niet tegengekomen. U kunt mij ongetwijfeld een verwijzing bezorgen.
Wouter van der Land zegt
@ Gerard kempen, voor Brouwer, zie het Meertens:
http://www.meertens.knaw.nl/nfb/aanhangsels/viets.pdf
Kliko komt bij mij weten van het bedrijf Kliko:
https://www.kliko.nl/over-ons/historie/
Dat zo’n naam het wint komt volgens de theorie doordat het korter is dan bijvoorbeeld vuilnisbak, een koosnaamuitgang op -o heeft en door het begin met kl-, dat past bij klep e.d. Maar nog belangrijker:het staat opvallend op de bakken. David Kiek zal ook zijn naam op de foto’s hebben afgedrukt, maar die past ook goed bij iets snels en gemakkelijks. Zo’n opschrift zou je ook bij viets verwachten. Het zou anders toch meer voor de hand liggen om vélocipède tot velo af te korten?
Gerard Kempen zegt
Inmiddels heb ik gereageerd op Leendert Brouwer (zie hierboven). Ik stel voor dat u die reactie tevens leest als reactie op uw tweede bijdrage. Met dank voor de verwijzing naar het artikel van Brouwer.
Leendert Brouwer zegt
Beste mensen, het woord fiets mag een leuk woord zijn om mee te spelen, maar het is toch echt een eponiem: het woord fiets, in den beginne viets geschreven, is ontleend aan de familienaam Viets, de naam van een smid annex wagenmaker in Wageningen, die ook rijwielen ging produceren en verkopen.
Het artikel met de Brouwer-hypothese is hierboven al vermeld. Dit is een betere link, zodat je het artikel rechtop en in kleur kunt lezen:
http://www.cbgfamilienamen.nl/nfb/aanhangsels/fiets.pdf
Gerard Kempen zegt
Hartelijk dank voor de link naar een mooiere kopie van uw artikel in Genealogie (2012).
U noemt bewijsplaatsen die erop duiden dat de tijdlijn die Sanders (1996) aanhoudt, en voor hem reden waren om de eponymie-hypothese te verwerpen, niet klopt. De firma Viets produceerde rijwielen zeker al vanaf 1870. Ik kende de inhoud van uw verhaal uit de behandeling ervan in de Nederlandstalige Wikipedia, en heb geen reden om aan uw dateringen te twijfelen. Die laten inderdaad de mogelijkheid open dat ‘fiets’ een eponiem is.
Niettemin, zoals u zelf aan het eind van uw artikel aangeeft, moet er meer aan de hand zijn geweest in het hoofd van de toenmalige taalgebruikers. U verwijst naar de onbestreden etymologie van het eponiem ‘kiekje’, afgeleid van foto’s gemaakt door de Leidse fotograaf Kiek. U schrijft dan: “Bovendien was er een associatieve match tussen eigennaam en ding die voor de vernoeming bepalend is geweest. De namen Kiek en Viets bleken als het ware toepasbaar op de objecten die kiekje en fiets zijn gaan heten.” (p. 19). Hiermee geeft u aan dat niet alleen een eigennaam maar ook een associatieve match aan de oorsprong ligt van deze eponiemen—een combinatie van oorzakelijke factoren dus.
Waaruit zouden die associatieve matches hebben kunnen bestaan? Ik opper de volgende mogelijkheden voor ‘kiekje’ en ‘fiets’. De eigennaam Kiek werd, zeker gezien de context van fotografie, geassocieerd met een bestaand (dialectisch) woord ‘kieken’ (‘kijken’); het daarvan afgeleide woord ‘kiekje’ kon zo in de volksmond gemakkelijk als benaming voor foto’s gaan dienen en zich over het taalgebied verspreiden. De aandrijving van de pas uitgevonden rijwielen deed in het zuidelijk taalgebied denken aan het woord ‘vietsen’, destijds al gangbaar, met de betekenis ‘snel lopen/bewegen’. In mijn verhaal heb ik aangegeven hoe dit woord zijn betekenis kan hebben ontleend aan de lichaamsbeweging die nodig was om separator-machines te bedienen. Bij zowel ‘kiekje’ als ‘fiets’ wordt de herkomst van de woorden dan toegeschreven aan combinaties van een eigennaam met een al eerder bestaand woord. Dit houdt in dat de herkomst van deze woorden ten dele berust op eponymie, en ten dele op verbijzondering van de betekenis van een bestaand woord.
Wouter van der Land zegt
Deze Kempen-hypothese suggereert dat ‘fiets’ in het Zuiden sneller geaccepteerd zou moeten zijn. Dat is mogelijk te onderzoeken.
De Brouwer-hypothese veronderstelt dat de firma Viets ofwel veel fietsen met de naam ‘Viets’ op bijv. het frame heeft verkocht, ofwel dat zijn vietsen van een uitzonderlijke goede kwaliteit waren.
Wat ook nog meegespeeld kan hebben is ‘koetsen’, dat blijkbaar ook een werkwoord was: ik koetste, heb gekoetst, in -, met eene koets rijden,
bron: https://dbnl.nl/tekst/cali003nieu01_01/cali003nieu01_01_0014.php
Ik denk dat het woord ‘viets’ qua klanken al suggestief genoeg is om een woord te worden, ook in het Noorden en Westen. Je zag dat redelijke recent met het merk ‘Swiffer’, dat door het begin met sw- (van sweep) en de f-klank die een veegbeweging imiteert succesvol als werkwoord werd: swifferen. Googelen werd een werkwoord mede dankzij het einde dat een bestaande werkwoordsuitgang was. Ter vergelijking: het werkwoord auto’en is niet gangbaar, ook al is het korter dan ‘auto rijden’.
Gerard Kempen zegt
Ideofonie en andere vormen van synesthesie kunnen altijd een rol spelen bij ontstaan en verspreiding van woordbetekenissen. Voor een recent overzicht, zie dit artikel van mijn MPI-collega Mark Dingemanse in het Open Access tijdschrift Glossa:
Dingemanse, M. (2018). Redrawing the margins of language: lessons from research on ideophones. Glossa: a Journal of General Linguistics, 3(1): 4.
https://www.glossa-journal.org/articles/10.5334/gjgl.444
Leendert Brouwer zegt
Het woord fiets voor rijwiel was zo fenomenaal raak, dat het kennelijk moeilijk te accepteren is dat dit woord een eponiem is. Dat dit woord louter teruggaat op een familienaam in dit geval. Veel andere familienamen, die mogelijk wel merknamen geworden zijn, leenden zich niet voor een succesvolle eponimisering. Dat neemt niet weg dat als de smidse in Wageningen bijvoorbeeld Rang of Pepping of Swen of Drees had geheten, we nu mogelijk met een drees op het dreespad zouden hebben gedreest, en dat minister-president Drees de overeenkomst tussen de drees en zijn naam best wel akward zou hebben gevonden. Ik denk echt niet dat het nauwelijks bekende Zuid-Nederlandse werkwoord vietsen een stimulans voor de populariteit van het woord fiets in Noord-Nederland is geweest. De snelle verspreiding van het woord fiets gaat in feite gelijk op met de popularisering van het ding zelf. Maar aanvankelijk waren er slechts een paar waaghalzen die enthousiast met deze attractie hun kunsten vertoonden. Onder hen deed het woord fiets zijn ingang. Het is niet verwonderlijk dat het woord vervolgens na de domesticatie van het gevaarte en het algemene gebruik ervan door iedereen werd overgenomen.