Aflevering 2 van de Multatuli-leesclub
– Het is wel een eigenaardig project, hoor die Volledige Werken. Neem nu dat deel 8 dat we deze week hebben gelezen.
– Ik heb het eerlijk gezegd niet helemaal uitgekregen.
– Dat bedoel ik. Ik ben weliswaar tot het einde gekomen, maar heb hele stukken overgeslagen. Al die nota’s en die ambtelijke stukken die niet eens allemaal door Dekker zelf geschreven zijn.
– [leest voor] “Ik heb de Eer Uwedg hiernevens aantebieden twee Declaraties van Reis en verblijfkosten, respectievelijk naar de Pepertuinen te Taloh Baleh en naar Aijer nanalie over land, tot inspectie der wegen in mijne afdeling.”
– Dat is dan toevallig wel door Dekker geschreven, maar…
– Hoe weet je dat?
– … maar inderdaad: wat verwachtte Stuiveling, die de editie maakte en Van Oorschot, die het uitgaf, hier nu eigenlijk mee te bereiken? Zou er ooit iemand zijn geweest die het allemaal wel wilde doorlezen? En zo ja waarom.
– Er was toen natuurlijk nog geen internet, dus in plaats van Facebook kon je dit dan lezen.
– Het geeft alles bij elkaar toch wel een aardig beeld van de eerste 26 jaren van Dekkers leven. Je kunt het, zeker vanaf het moment dat hij naar Indië gaat alles vrij precies volgen. En Stuiveling geeft steeds toelichtingen waardoor er ook nog een lijn in komt. Het is bijna een biografie.
– Maar waarom moet je er dan al die verschillende ambtelijke stukken in opnemen?
– Het lijkt toch meer de aanzet van een biografie. Stuiveling zette alles alvast klaar, waarmee iemand dan later een biografie kon schrijven.
– Maar dan had hij daar toch ook nette mapjes van kunnen maken voor in het Multatuli-museum? Dat hoeft dan toch niet per se in een boek?
– Zou het niet een deal zijn geweest? Stuiveling had zo een indrukwekkende publicatie en uitgeverij Van Oorschot dacht dat er genoeg mensen waren die alles van Multatuli wilden hebben, zelfs deze snippers.
– Nou jongens, maar daar staat toch ook wel iets tegenover. Juist door de dorheid van veel van die stukken valt toch op wat een mensch die Dekker was. Zodra er een brief van hem persoonlijk wordt, of ook in de paar eerste pogingen tot literair schrijven: meteen begint het te sprankelen. Die toon!
– Waar zie je dat dan aan?
– Op een bepaald moment schrijft Dekker een brief aan zijn verloofde, aan Tine. Hij geeft haar een portret van zijn ouders en van zijn broers en zussen. Hij begint met zijn vader. En dan…
– Hier heb ik het. [leest voor] “Mijn vader is inderdaad een achtenswaardig man, die echter voor velen niet gemakkelijk is om mede om te gaan, dewijl hij zich maar niet verbeelden kan, dat men hem niet altijd gehoorzaamt. Hij is nu bijna zestig jaar. Hij heeft een zeer goed voorkomen en is zeer sterk en gezond, – alleen klaagde hij op het laatst een beetje, dat hij pijn in de maag had, hetgeen als men zijn langdurig zeevaren nagaat, als een gevolg van fatigues niet te verwonderen is. Hij spreekt gaarne en goed, en heeft veel invloed op de menschen, die hem kennen. Hij noemt de meeste menschen, als hij familiair er mede is: ‘jongetje’. Daar zult gij om lagchen, maar men neemt hem zoo iets nooit kwalijk.”
– Precies. Het gaat om dat woord jongetje, en om het feit dat Dekker er aan toevoegt dat ‘men hem zoiets nooit kwalijk neemt’. Die twee dingen tekenen die vader meteen. Ik ken niemand die iedereen aanspreekt met jongetje, laat staan dat niemand het hem kwalijk nam. Toch zie ik die vader voor me.
– Ja, mooi is dat. Gek hoe dat werkt, een goed gekozen detail laat iemand leven, en daar had Multatuli altijd oog voor. Het zit ook al in dat “terwijl hij zich maar niet kan voorstellen dat men hem niet altijd gehoorzaamt”. Het is het soort details dat je later ook bij Tolstoj zal vinden, van die kleine inkijkjes in iemands gedachtewereld.
– Het was natuurlijk ook een zelfportret.
– Jongens, laten we daar de volgende keer over doorpraten. Ik wil eigenlijk ook nog wel iets vertellen over het project dat Dekker in de stukken in dit deel al formuleert.
– En dat is?
– Onderzoeken wat het betekent om mens te zijn?
– Ik kan niet wachten!
Gaia van Bruggen zegt
Al die stukken, gedeeltelijk door Dekker zelf bewaard hadden maar één doel: bewijzen dat hij geen verhaaltjes vertelt als hij het over het uitzuigen van de inlander heeft. Zij vormen samen de ‘bewijzen uit het pak van Sjaalman’. Vlak na de verschijning van Max Havelaar ging hij zelfs in een café zitten met een aantal van die ‘stukken’ voor zich. Het zou storm lopen, dacht hij. iedereen zou de bewijzen willen zien. Er kwam niemand. Of nee, één man: een schuldeiser. Dit waren de bewijzen die hijzelf had verzameld. Alle ambtelijke stukken uit de periode die Dekker schreef toen hij geplaatst was in Natal zijn bewaard gebleven door het ambtelijk apparaat. In 1900 en 1901 zijn ze openbaar gemaakt door. P.M.L. de Bruyn Prince. Natuurlijk heeft Stuiveling die stukken opgenomen, ze zijn van belang voor de ontwikkeling van de ambtenaar Douwes Dekker., die later mede door zijn ervaringen als ambtenaar de schrijver Multatuli kon worden. En hoe weten we dan dat hij het was die dat had geschreven vraagt de Hooggeleerde. Wel eens van ondertekening gehoord? O ja, dat vergat ik, wetenschap is ook maar een mening. En bovendien paarlen voor de zwijnen. Had ik niet al vorige week zaterdag gemeld dat de verloofde Everdine heette, door hem liefkozend Eefje genoemd, en dat Tine van later is? Geeft niet hoor, wetenschap is ook maar een mening.
Gaia van Bruggen zegt
Bij nader inzien denk ik dat het voor alle partijen niet verstandig is als ik lid blijf van deze club. Ik voorzie anderhalf jaar ergernis voor de boeg te hebben, en dat wordt me ongetwijfeld te veel op den duur. Vale, dus.
Marc van Oostendorp zegt
Als afscheidsgroet nog dit: als u nog iets had volgehouden, had u kunnen lezen over die namenkwestie. U hebt natuurlijk volkomen gelijk dat Everdine van Wijnbergen in de besproken tijd nog geen Tine heette; maar Stuiveling noemt haar wel zo. Brieven zijn getiteld ‘Dekker aan Tine’, en niet bijvoorbeeld ‘Eduard aan Van Wijnbergen’. Maar dat wordt dus later nog gethematiseerd. Vale, desalniettemin!
Gaia van Bruggen zegt
Natuurlijk, die ‘namenkwestie’ komt in deel IX, in wat is gaan heten de praatbrief aan Krusemann. In deel X volgen dan de eerste liefdesbrieven aan Mimi… ik moet er niet aan denken wat u daar allemaal van gaat vinden. Mijn hart is me te lief. Ik wens u succes met uw ‘project’. Als ik u raden mag: bronnen, bronnen en nog eens bronnen, met vermelding. De Waarheid is te belangrijk, zou Dekker vinden. De rode draad door zijn werk is overigens niet ‘een goed mens zijn’ maar de zoektocht naar en getuigenis van de Waarheid. met een hoofdletter. Graag gedaan.
Gaia van Bruggen zegt
O, nog even dit: in deel X zitten twee heel delicate kwesties door het hele deel heen: het proces tegen Van Lennep, door Marita Mathijsen erg vereenvoudigd in Van Lenneps voordeel. In De Boekenwereld jrg 34 no 2 (2018) ga ik op grond van de bronnen van X, p. 48-666 zorgvuldig na wat er nu werkelijk is gebeurd. Het tweede probleem is Multatuli’s Legioen van Insulinde. Door Tristan Haan en Hans van Straten is daarover druk gespeculeerd. In De Parelduiker jrg 21 nr 2 (2016) heb ik geprobeerd het bestaan, de ontwikkeling en het doel ervan te ontsluiten. Deel X en gedeeltelijk XI. Over twee en drie weken voor u dus. Misschien heeft u er iets aan. Good luck!