Door Erica van Boven
Op dinsdag 18 september 2018 is in Den Haag de letterkundige Jacques Sicking gestorven. Hij is tweeëntachtig jaar geworden.
Jacques Sicking was een Neerlandicus zoals we ze nu bijna niet meer kennen. Hij had een uitzonderlijk brede kennis van zijn vak, in het bijzonder van de literatuurgeschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw. Vele generaties studenten aan de Groningse universiteit, waaraan hij vanaf 1970 tot aan zijn pensionering in 1999 was verbonden, zijn onder de indruk geraakt van zijn vakkennis, zijn liefde voor de letteren en zijn plezier in het lesgeven. Voor hem stonden de studenten op de eerste plaats.
Aanvankelijk was veel van zijn onderzoek met het onderwijs verbonden, hetgeen resulteerde in bloemlezingen en syllabi. Zijn collegesyllabus Moderne Nederlandse letterkunde vormde de basis van het handboek Literatuur van de moderne tijd (2006) dat vandaag op een aantal universiteiten in gebruik is. Ook het middelbaar onderwijs lag hem na aan het hart. Hij was zelf zijn loopbaan als leraar begonnen en hij stelde er een eer in zijn studenten goed toe te rusten voor het leraarschap. Met lede ogen heeft hij de kloof zien groeien tussen de universitaire Neerlandistiek en het schoolvak Nederlands. Jaar na jaar heeft hij zich ingezet om dat proces te keren en daarbij waarschuwde hij voor de ontwikkelingen waarover we nu in de kranten lezen: achteruitgang van het schoolvak Nederlands, een tekort aan academisch geschoolde leraren en een daling van het aantal studenten.
Zijn brede vak-oriëntatie is ook zichtbaar in zijn onderzoek, dat is neergelegd in zeer zorgvuldig geschreven boeken en artikelen. Hij promoveerde in 1993 op Overgave en verzet. De levens- en wereldbeschouwing van Carry van Bruggen, van wie hij later ook het Verhalend proza uitgaf (2007) en eerder haar Vijf brieven aan Frans Coenen. Daarnaast publiceerde hij over uiteenlopende literair-historische onderwerpen, zoals het begrip ‘literaire generatie’ en de Generatie van 1918 (De Revisor 1975, De Nieuwe Taalgids 1993), de ‘vie romancée’ (1984), bewustzijnsweergave in negentiende-eeuwse romans (De Nieuwe Taalgids 1989) en de weergave van dromen in negentiende-eeuws proza (1995). Ook heeft hij zich jarenlang intensief beziggehouden met bibliografisch onderzoek; zo leverde hij beschrijvingen van De Vrije Bladen (1975) en Podium (1986).
Na zijn pensionering verhuisde hij van Groningen terug naar zijn geboortestad Den Haag. Hij bleef bijdragen leveren aan het Lexicon van literaire werken en lezingen verzorgen, zoals hij ook in Groningen graag had gedaan. In die jaren publiceerde hij in samenwerking met anderen twee boeken over de Eerste Wereldoorlog: Het monster van de oorlog (2004) en De Eerste Wereldoorlog door Nederlandse ogen (2007).
Wij gedenken in Jacques Sicking een eminente, toegewijde letterkundige die voor vele vakgenoten en studenten een bijzondere betekenis heeft gehad.
Laat een reactie achter