Door Marc van Oostendorp
Wat is de relatie tussen taal en lichaamstaal? Het is het soort vragen waarover niet-taalkundigen avonden lang kunnen bomen, terwijl de meeste taalkundigen zich er verre van houden. De overeenkomst lijkt niet meer dan beeldspraak: ja, je kunt sommige boodschappen op beide manieren overdragen, maar daar houdt de vergelijking wel zo’n beetje op.
In een interessant nieuw artikel laat de Israëlische taalkundige Wendy Sandler zien dat er toch meer over te zeggen is. Dat lichaamstaal bepaalde kenmerken heeft die taalwetenschappers beschouwen als karakteristiek voor taal. Dat de manier waarop mensen hun lichaam gebruiken laat zien hoe eigen taal is aan de mens.
De eigenschap waarom het Sandler te doen is, is dat de mens tekens kan samenstellen en dan een nieuwe betekenis vormen. De betekenis van ‘jongens huilen’ bestaat uit de betekenis van jongens plus de betekenis van huilen en de betekenis van de constructie X Y met X het onderwerp en Y het werkwoord. Taal is, veel meer dan dierlijke communicatiesystemen, een blokkendoosje waarin je de blokjes steeds op een andere manier kunt ordenen om zo steeds nieuwe betekenis te krijgen. Compositionaliteit noemen taalkundige deze eigenschap van taal deftig. Alle bekende menselijke talen zijn compositioneel.
Nu is Sandler van huis uit gebarentaalwetenschapper. Ze onderzoekt de specifieke structuur van gebarentalen. In de wetenschap is de afgelopen decennia grote consensus ontstaan over het feit dat gebarentalen volwaardige talen zijn, die op een soortgelijke manier werken als gesproken talen en waarin je alles kunt uitdrukken wat je in gesproken talen kunt zeggen. Maar bij die wetenschappelijke emancipatiestrijd is volgens Sandler uit het zicht verloren dat die gebarentalen in sommige opzichten anders zijn. Dat relatief veel gebaren bijvoorbeeld iconisch zijn: er is een relatie tussen het begrip dat moet worden uitgedrukt en de vorm van het gebaar (om pizza te gebaren duid je met je handen een stuk pizza aan). Bovendien kunnen gebruikers van gebarentaal over de hele wereld elkaar met enige moeite ongeveer verstaan.
Dat laatste heeft volgens Sandler onder andere te maken met het feit dat die gebarentaal allemaal op dezelfde manier gestructureerd zijn. En die structuur is compositioneel. Zo maak je met je handen een gebaar dat meestal ongeveer de betekenis heeft van een woord. Met je gezicht geef je daar een bepaalde lading aan – je laat bijvoorbeeld het verschil zien tussen een vraag, waarbij je je wenkbrauwen optrekt, en een bewering, waarbij je dat niet doet. Met je buigingen van torso geef je ondertussen aan of het onderwerp dat je nu benoemt al eerder besproken is of niet.
Verschillende lichaamsdelen geven dus verschillende vormen van betekenis aan. De algehele betekenis is de optelsom van die verschillende aspecten. Dat is compositionaliteit in optima forma.
Je vindt dat soort compositionaliteit, zegt Sandler, niet alleen in reeds bestaande gebarentalen. Ook uit onderzoek naar nieuw ontstane gebarentalen – gebruikt door nieuwe gemeenschappen van dove mensen – blijkt dat ze onmiddellijk zulke compositionaliteit vertonen. Het werkt zelfs als je de veel primitievere gebaren bestudeert die mensen gebruiken ter ondersteuning van gesproken taal, of als je kijkt naar lichaamstaal:
De lichaamshouding (staan, armen en benen wijd) geeft hier het verschil aan tussen ‘dominant’ (A, B en C) en onderdanig (D). De gezichtsuitdrukking van de man geeft een extra dimensie aan. A is alleen dominant, B is dominant en blij en C is dominant en boos. het verschil tussen blij- en boosheid zit daarbij onder andere in de vorm van de lippen. Je begrijpt pas goed wat de man wil uitdrukken als je de verschillende aspecten bij elkaar optelt.
Het is misschien wel dat integreren van een groot aantal tegelijkertijd uitgedrukte signalen die de menselijke taal maken. Als je die gedachte volgt, is taal misschien wel bestaan uit lichaamstaal. We hebben ooit een aantal andere componenten van taal eraan toegevoegd – een syntaxis zodat we niet alleen integreren wat er tegelijkertijd wordt uitgedrukt, maar ook wat er na elkaar wordt uitgedrukt – en niet-dove mensen vonden het uiteindelijk handiger om alleen de kleine bewegingen met tong en lippen te maken die we spraak noemen. Maar in de kern zit het al in het verschil tussen boos en dreigend staan tegenover onderdanig knielen.
franscouwenbergh zegt
Dat gebarentaal de oorsprong is van onze (menselijke) taligheid blijkt uit het feit dat we nog steeds niet goed zonder onze lichaamstaal kunnen. Voorbeeld: onze woorden komen beter ‘los’ als we er gebaren bij kunnen maken, en de gesticulatie (waar onze oorspronkelijke gebarentaal toe verschrompeld is) gaat inderdaad een fractie van een seconde aan het gesproken woord vooraf. Let er maar op bij tv-debatten.
Het is ons talig worden dat ons mentaal uit de overige dierenwereld heeft doen vertrekken. Want taligheid doet vijf dingen met een dier en daar draait mijn hele humanosofie project om. Maar dat is aan een scepticus natuurlijk niet besteed.
Mient Adema zegt
Let eens op het langzaam bewegen van de onderkaak van iemand die je in een filmpje een vraag stelt. Het is alsof de vrager zelf nadenkt voor jou hoe het antwoord moet luiden. Onbewust geeft hij aan dat hij zijn boodschap graag goed overgekomen ziet. Het lijkt me een piepklein voorbeeld van een veel groter fenomeen.
Wouter van der Land zegt
Er bestaan meen ik niet-menselijke apen die een vorm van compositionaliteit in hun waarschuwingskreten hebben. Zoiets lijkt me ten minste ten dele de basis van taal. Het geeft veel overlevingsvoordeel wanneer je op afstand kunt roepen welk gevaar er dreigt en waar het vandaan komt. Je kunt dit ook uittesten. Katwijkse Boys zullen van Ajax winnen wanneer de oren van de Ajax-spelers worden dichtgestopt.