Over enkele dagen verschijnt het 20e Jaarboek van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde. De meer dan 100 pagina’s tellende publicatie bevat o.a. drie wetenschappelijke bijdragen over het Limburgse taalgebied, uit het programma van het jaarlijks congres van de Vereniging voor Limburgse Dialect- & Naamkunde, 25 november 2017 te Lanaken (B-Limburg), onder het thema: “Lanaken, lappendeken in taal en geschiedenis”.
Jan Goossens: “De oorsprong van de Limburgse stoottoon en sleeptoon”
Dit artikel biedt eindelijk een allesomvattende historisch-fonetische verklaring voor de complexe kwestie van de oorsprong van de Limburgs-Rijnlandse tweetonigheid, een taalkundig probleem waarmee de Nederlandse en de Duitse dialectologie al bijna anderhalve eeuw worstelen.
De auteur vertrekt van een aantal fonetische grondbegrippen en kiest vervolgens als uitgangspunt een sonoriteitsscala waarin het variërende hoofdtonige vocalisme wordt uitgebreid met het volgende consonantisme en het eventuele niet hoofdtonige vocalisme van een volgende syllabe. In het daaropvolgende deel neemt hij het klinkersysteem van het klassieke Middelhoogduits als referentiesysteem en als input voor de transitie van toonloosheid naar tweetonigheid; als output laat hij het systeem van het Overmaasdialect van Moresnet (in provincie Luik, beschreven door René Jongen) gelden. Het resultaat is een tabel die een opvallende overeenkomst vertoont met een sonoriteitsscala: zowel tussen de drie compartimenten van de tabel als binnen elk compartiment neemt de sonoriteit stelselmatig af. De compartimentalisering van het systeem begrenst heel precies waar spontane stoottoon, geconditioneerde stoottoon en sleeptoon zijn opgetreden, zonder te impliceren evenwel dat de sonoriteitsafname op die naden noodzakelijk minder gradueel zou zijn dan binnen de compartimenten. De tweede naad, tussen sporten acht en negen van de schaal, is de locus geworden van de polarisering tussen de twee toonaarden in het Limburgs: stoottoon versus sleeptoon.
Een uitvoerige analyse – waarin de korte klinkers voor obstruent bijzondere aandacht krijgen – biedt Goossens’ bijdrage onder de titel “De oorsprong van de Rijnlands-Limburgse tweetonigheid” in Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, jg. 89 (2017), p. 129-185.
Theo Coun: “De Lanakense deelgemeente Neerharen: geschiedenis en toponymie”
Deze bijdrage geeft ons een boeiende en rijk gestoffeerde uiteenzetting over de geschiedenis en de toponymie van de Lanakense deelgemeente Neerharen. De gedetailleerde inzichten, o.m. over de onbestendigheid van de Maasbedding, leveren een waardevolle bijdrage aan het toponymisch onderzoek van het Limburgse Maasdal. De studies gewijd aan deze streek zijn vrij schaars, toch krijgen deze gemeenten, die door hun bipolaire Kempens-Maaslandse aard een eigen historische ontwikkeling kenden, een diepgaande bestudering in deze lezing.
Karlien Franco: “Variatie in de lexicale diversiteit van de Limburgse dialecten: enkele algemene patronen”
In haar heldere presentatie over de variatie in de lexicale diversiteit van de Limburgse dialecten ging de auteur uit van de opvallende empirische vaststelling dat concepten erg uiteenlopen wat betreft het aantal lexicale varianten waarmee ze zich laten verwoorden – zowel in dialecten als in Standaardnederlands. Die onomasiologische variatie, “het dialectlexicon als lappendeken”, illustreerde Franco aan de hand van Limburgse dialectgegevens uit het “Woordenboek van de Limburgse Dialecten”. Ze gebruikte daarvoor 4 voorbeelden, nl. ‘lepel, drinkglas, plattebuiskachel en stenen pot’. De vastgestelde onomasiologische variatie werd gerelateerd aan twee variabele concepteigenschappen: saillantie (hoog vs. laag) en vaagheid (hoog vs. laag). Dialectkaarten toonden heel duidelijk de variatie in de geografische patronen, en de tabellen met relatieve frequentie van de lexicale varianten gaven naast frequentiegegevens ook heel precieze informatie over het aantal varianten per concept.
Jozef Van Loon besloot het academische gedeelte van het congres met een ophefmakende lezing onder de titel: “Lanaken: een naam die geschiedenis schrijft!”. Het toponiem Lanaken laat volgens de spreker nauwelijks een andere conclusie toe dan dat Lanaken in de Laat-Romeinse tijd een bijzondere plaats moet zijn geweest: wellicht door een heiligdom voor de Germaanse beschermgodin Hluthena van de oudste Merovingen.
In het Jaarboek is alleen een samenvatting gepubliceerd; het volledige artikel is verschenen in Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde 2016. Het is vrij te downloaden op de website ‘Verslagen en mededelingen’.
Het Jaarboek 20 kan bij het VLDN-secretariaat (secretariaat@vldn.be, Patrick Slechten, Borneveldstraat 38, B-3020 Herent) besteld worden (kostprijs € 20). Leden (contributie eveneens € 20) ontvangen het gratis thuis of op ons jaarlijks congres (afwisselend in Nederlands en Belgisch Limburg). Eerdere Jaarboeken zijn op hetzelfde adres te bestellen.
Aflevering 19 heeft bijvoorbeeld meer bijdragen over Nederlands Limburg: “Het fonologisch systeem van de Maastrichtse klinkers en de impact van de tweetonigheid” (J. Cajot); “De mouillering in het Horn-, Thorn- en Weertlands” (M. de Vaan); “Toponymische elementen in [Nederlands] Limburgse plaatsnamen: heem, wieler en rode” (G. van Berkel); “De etymologie van de plaatsnamen Eggertingen, Grimmertingen en Hullertingen (Kortessem, Belgisch Limburg)” (U. Maes).
Het 44e congres vindt op zaterdag 24 november 2018 plaats onder het thema “Dialecten, namen en geschiedenis aan de Benrather lijn” in de De Kopermolen, Von Clermontplein 11, te 6291 AT Vaals (NL). Nadere gegevens op de website van VLDN of via het VLDN-secretariaat.
Laat een reactie achter