Toen
Kerstmorgen vroeg… De prille jaren vijftig leden
buiten voelbaar onder de winterkou,
de rode kolenkachel was nog amper lauw,
maar de elektra-kaarsjes in de kerstboom deden
hun best, de kleine jongen wreef zijn handen,
maar bleef zich warmen aan hun zachte stille licht,
zo af en toe kneep hij zijn ogen dicht,
waardoor het nét leek of er echte kaarsjes brandden.
De mooie kaart van oma op het schrijfbureau,
“Gelukkig Kerstfeest” las hij… En dat was ook zo.
Jan Boerstoel (1944)
uit: Altijd het niemandsdier (2001)
———————————–
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter