De Multatulileescursus (11)
Door Marc van Oostendorp
– Iemand in deze club zei onlangs dat er geen mensen meer zijn die Multatuli haten.
– Ja, dat was ik.
– Maar je hebt na dit deel toch wel ongelijk. Ik haat die kerel. Wat een afschuwelijk baasje. Hoe hij met vrouwen omging! In de brieven uit 1861 die we deze keer hebben gelezen, begint Douwes Dekker een verhouding met zijn nichtje Sietske.
– Zeker, hij schrijft daarover in geuren en kleuren.
– Je verwacht dat inderdaad niet van een man die aan zijn eigen vrouw schrijft:
Ik verzeker je dat ik heel goed wat mijzelf aangaat haar zou kunnen afschrijven, maar het stuit mij geweldig haar alleen te laten staan, vooral daar ik haar dan de grief laat zich geheel te hebben blootgegeven en dat ik de deugdzame speel. Ik had dit dan ook eer moeten doen, maar ik had zoo’n hartstogt niet voorzien. Dit zal altijd jammer van je blijven dat je zoo iets niet geheel kunt begrijpen omdat je ’t niet deelt, hetgeen louter een verschil van physieke organisatie is. Je bent niet wellustig, en kunt dus niet geheel indringen in de positie van anderen die ’t wel zijn. Weet je wel dat zulke stumperts dikwijls geheele nachten doorbrengen in razende begeerte?
– Ja, dus hij zegt tegen zijn eigen vrouw dat zij niet ‘wellustig’ genoeg is en hij vraagt haar daarom begrip dat hij het met zijn veel jongere nichtje aan heeft gelegd die kennelijk wel ‘wellustig’ genoeg is. Die bovendien niet alleen een lekker ding is, maar ook nog ontzettend goed kan schrijven en denken:
Maar ga je nu niet verbeelden dat S. alleen physieke behoefte heeft en verder een prul is.
– En niet alleen dat! Als zijn vrouw het ook maar wáágt een beetje jaloers te worden over zulke liefdesbrieven die aan haar gericht zijn maar over iemand anders gaan, wordt hij woedend. Sommige van de beste kwade brieven van de Nederlandse literatuur zijn die van Multatuli aan zijn vrouw als ze het waagt die lyrische beschouwingen over Sietske niet zo heel geslaagd te vinden:
Je toon is niet liefderijk (…) Hoor eens, ik heb geen tijd om zulke brieven te beantwoorden! Je had liever geweest als je wat van de kinderen geschreven had. Daar zit ik nu weer! ’t Is pleizierig.
– Er zijn tegenwoordig websites die mensen waarschuwen om vooral geen relatie aan te knopen met een narcistische persoonlijkheid. Multatuli voldoet precies aan alle criteria die daar worden opgesomd: obsessief met zichzelf bezig, geen enkele kritiek kunnen verdragen, altijd maar weer nieuwe relaties aanknopen om de totale leegte te vullen.
– Dat lijkt me niet erg wetenschappelijk wat je nu aan het doen bent. Een dode schrijver psychologiseren, bah!
– Dan maar een keer niet zo wetenschappelijk. Het is in ieder geval erg opvallend.
– Ik vind dat jullie hem wel te hard vallen hoor. Je kunt ook zeggen dat Multatuli een pionier was op het gebied van de polyamorie: hij kon van meer dan één persoon houden, en dan ieder op een andere manier. Daarbij deed hij het tenminste niet stieken.
– Ja, zo kun je alles goed praten!
– Maar het is toch ook zo? Mij lijkt er geen reden om te veronderstellen dat hij niet inderdaad van Everdine bleef houden al was de lichamelijke liefde wat bekoeld.
– Ja, vandaar dat hij haar tussen neus en lippen door ook nog dingen kon schrijven als:
Ik, die geen geld heb voor u, voor mij, voor de kinderen heb een gezin gered dat gisteren f 400.- noodig had.
– Tolstoj schrijft in Anna Karenina over iemand die denkt dat iedereen altijd wel heel blij zal zijn als hem iets goeds overkomt. Zo was het ongeveer met Multatuli: hij dacht dat iedereen heel blij zou zijn als hij iets goeds had gedaan voor een ander. Ook als dat ten koste ging van de mensen die zo blij moesten zijn.
– Jarenlang leeft Multatuli in afzondering van vrouw en kinderen omdat hij moet ‘werken’. Als Everdine hem vraagt nu toch een keer naar haar toe te komen, wordt hij alweer kwaad:
Nu dring je mij om vóór 10 april weer bij een te wezen. Dat valt mij heel hard. Niet omdat ik er niet aan hecht, maar juist omdat ik er zooveel aan hecht om bij u te zijn dat ik dadelijk thuis kwam met of zonder den datum van 10 april. Ik verzeker je dat als ik naar huis verlang het niet om een datum is
– Ja, los van het karakter van Douwes Dekker, kun je je ook wel afvragen wat voor karakter Everdine van Wijnbergen had dat ze zich dat allemaal maar liet zeggen.
– We weten dat niet omdat Multatuli haar brieven kennelijk niet de moeite van het bewaren waard vond.
– Volgens mij helpt het dan toch wel weer die websites te lezen voor mensen met een relatie met een narcistische persoonlijkheid. Het is een verslaving. Je denkt dat hij wel zal veranderen. Je bent blij als hij je af en toe een botje toegooit omdat hij toch echt heel veel van je houdt.
– Ooit gaat hij natuurlijk weg van die oppervlakkige grietjes met hun ‘wellust’ en komt hij gewoon weer bij je terug. Dat zegt hij immers zelf.
– Ja, en dan hebben we het er niet eens over gehad dat in de brieven van 1862 voor het eerst Mimi opduikt – zijn tweede vrouw, maar dan nog een meisje dat zich lijkt op te stellen als een soort groupie.
– Toch is dat een romantisch verhaal. Ze schrijft hem een anonieme brief en hij laat dan op het omslag van de eerste bundel Ideeën een oproep voor haar plaatsen om in contact met hem te treden…
– … je moet er wel even bij zeggen dat Sietske dan inmiddels uit beeld verdwenen is…
– …Zeker. Maar hij schrijft haar dan meteen heel warme, om niet te zeggen ‘wellustige’ liefdesbrieven.
– Waarin hij nauwelijks melding maakt van Everdine, en al helemaal niet van Sietske. Al die ‘openheid’ waar hij zo enorm voor is in de liefde, telt dan ineens niet meer. Uit die brieven krijgt de oppervlakkige beschouwer makkelijk de indruk dat er slechts een persoon is op de wereld voor Eduard Douwes Dekker: deze Mimi.
– Nou, dat Sietske niet meer genoemd wordt, is niet waar hoor. Hij schrijft één keer over haar.
– Ja:
Mijn nichtje, een kind mijner zuster, ja zelfs haar broêrtje (van 14 jaar) noemen mij Eduard. Het oomschap vatten ze niet in mij.
– Daar wordt de aard van de verhouding toch niet meteen in duidelijk, inderdaad.
– En één keer moet, vrij in het begin, toch ook aan Mimi duidelijk gemaakt worden dat er meer kapers op de kust zijn:
Ik krijg veel brieven, o veel! Maar ’t is zeer opvallend dat er speciaal van één meisje bij zijn, die zóó op Uwe brieven gelijken dat gij één ziel schijnt te hebben. Ook zij is een engel van hooge liefde. Toen ze zich ’t eerst aan mij openbaarde dacht ik dat gij ’t waart. Eenmaal zult ge haar kennen. Dat wil ik.
– Ja, het is allemaal lekker. Hoe dan ook, in deze jaren was hij ook wel hard aan het werk. Je noemde net al de Ideeën, maar eerder verschenen al de Minnebrieven.
– Ja, ik wilde voorstellen om die dan voor volgende week te lezen.
Laat een reactie achter