Over het ethos van Sint Nicolaas
Door Ton van der Wouden
5 december is een ideale datum om een klassiek heikel punt aan te snijden: de geloofwaardigheid van Sint Nicolaas. Zoals wij allen weten loopt er een diepe kloof door onze maatschappij, een kloof die de gelovigen scheidt van de niet-gelovigen. Dat die kloof, al dan niet toevallig, ongeveer lijkt te correleren met een zekere kalenderleeftijd is nu niet relevant – er zijn zo veel meer oninteressante correlaties. De vraag die vandaag centraal moet staan, is waarom we in hemelsnaam in de Sint zouden geloven, ondanks dat er soms reden is voor ongeloof.
Voor een begin van een antwoord op die vraag gaan we te rade bij de retorica, de wetenschap van de welsprekendheid. En we kunnen juist nu des te gemakkelijker terecht bij die retorica, omdat er vorige maand een mooie bundel verschenen is met een verzameling opstellen over de geloofwaardigheid van sprekers, politici en andere publieke figuren (Vertrouw mij! van De Jong, Van Marion & Rademaker 2018) (onthulling: ik ken de redacteuren goed tot zeer goed). In de bundel worden de middelen tot manipulatie van de geloofwaardigheid begrijpelijk uitgelegd, en ze worden toegepast op uiteenlopende figuren als Hilary Clinton en Geert Wilders, en op groepen als niqaab-draagsters en leden van een outlaw motorclub.
Het oudst bewaarde en meest invloedrijke boek in de geschiedenis van de retorica is de Retorica van Aristoteles, uit de vierde eeuw voor Christus. Volgens Vertrouw mij gelden sinds die Retorica drie zaken als buitengewoon belangrijk voor een succesvolle toespraak: het karakter van de spreker, het beroeren van de toehoorder, en de kwaliteit van de toespraak. Het eerste staat in de literatuur bekend als “ethos”, het tweede als “pathos”, en het derde als “logos”.
Het behoeft geen betoog dat zij, die in Sint Nicolaas geloven, zeer door hem beroerd worden, dus met het pathos zit het wel goed. Die beroering is, zo is mijn ervaring, relatief onafhankelijk van wat de goedheiligman precies zegt. Niet zelden zelfs gaat een belangrijk deel van de inhoud van wat de Sint zegt, het verstaan dan wel het begripsvermogen van de gelovigen te boven. Dus de logos is voor de geloofwaardigheid van de Sint kennelijk niet zo van belang. Als de Sint het pathos cadeau krijgt, en de logos er in dit geval minder toe doet, dan is de vraag hoe het dan zit met de Sint zijn ethos. Het is immers een feit dat hij (in de ogen der gelovigen) zeer vertrouwenwekkend overkomt. Eén voorbeeld: als Paulus de boskabouter Sint Nicolaas voor het eerst ontmoet, is hij al heel snel verkocht (Paulus de hulpsinterklaas):
Een grote, rijzige gestalte stond voor hem, gehuld in een wijde rode mantel. Op de vreemde, grote hoed glinsterden edelstenen en de reus hield een staf in zijn hand, die vast en zeker van puur goud moest zijn. Maar het meest werd Paulus getroffen door een paar glanzende, vriendelijke ogen, die hem doordringend aankeken. En weer hoorde Paulus die kalme stem.
‘Je bent toch niet bang voor me, is het wel?’
‘Nee,’ zei Paulus. ‘Eerst wel, maar nu niet meer. U bent erg mooi en u ziet er niet gevaarlijk uit.’
Het uiterlijk van de goedheiligman speelt dus zeker een rol, en dat wordt versterkt door zijn bisschoppelijk gewaad met bijbehorende attributen, en ook zijn stem is van belang. Maar waar komt het ethos van de Sint verder vandaan?
Volgens de Aristoteles-vorsers valt ethos uiteen in deskundigheid, betrouwbaarheid, en betrokkenheid. Ik ga kort in op elk van deze drie eigenschappen.
- Deskundigheid. Sinterklaas is buitengewoon deskundig, met name als het gaat om kennis van zoet en stout. Die kennis heeft hij natuurlijk opgedaan tijdens zijn studie – hij is immers bisschop en dat valt af te lezen aan zijn kleding, zijn staf en zijn mijter – maar hij is bovendien heilig, en hij kan bogen op eeuwen ervaring als kindervriend. Daarnaast wordt hij ook nog eens bijgestaan door een schare trouwe knechten. En als zijn bijna onfeilbare geheugen hem onverhoopt in de steek mocht laten, dan is daar altijd nog het Grote Boek waaralles in staat.
- Betrouwbaarheid. Sinterklaas laat hen die in hem geloven niet in de steek, ook niet als de wind door de bomen waait en hij het weer zo lelijk vindt. Een deel van zijn betrouwbaarheid ontleent hij, verrassend genoeg, aan het feit dat hij een buitenstaander is. Hij komt uit Spanje en na 5 december vertrekt hij weer daarheen. Dat hij buitenstaander is, blijkt ook uit de taal die hij spreekt. In Limburg, waar Prins Carnaval in dezelfde tijd van het jaar wordt ontvangen als Sinterklaas, spreekt de burgemeester Limburgs met de Prins maar Nederlands met de Sint. En ook in Friesland sprak Sint Nicolaas, in elk geval tot voor kort, Nederlands: “hij was immers een autoriteit, en die spraken nu eenmaal altijd Nederlands”, aldus mijn informant.
- Betrokkenheid. Sinterklaas vergeet niemand (dat is althans het dogma) en hij besteedt oprechte aandacht aan de kinderen die op zijn schoot plaatsnemen. Hij waardeert de liedjes die voor hem gezongen worden, of in elk geval de goede bedoelingen waarmee dat gebeurt, en hij troost de gelovigen die al te zeer door hem beroerd zijn. “Indien een kind angstig is of de neiging heeft tot een huilbui vanwege het zalige geluk dat een persoonlijk bezoek van Sint-Nicolaas met zich meebrengt, moet het desbetreffende kind bij voorkeur met rust worden gelaten, teneinde het de kans te geven zelfstandig deze ervaring te verwerken. Het persoonlijk toestoppen van strooigoed door Zwarte Piet moet in dergelijke emotionele situaties worden vermeden, daar dit in vele gevallen een averechts effect heeft.” (Leidraad)
Kortom, er zijn voldoende positieve factoren om Sint Nicolaas blindelings te vertrouwen.
Toch blijkt dat vertrouwen, helaas, een enkele keer beschaamd te worden, en dan ligt geloofsondermijning op de loer. De literatuur die ik voor dit opstel geraadpleegd heb, besteedt opvallend veel aandacht aan incidenten rond het Heilig Avondje en de beste manier om die te voorkomen, met andere woorden, aan het ethos-management van Sinterklaas. De taken van de Sint worden kennelijk weleens waargenomen door zogenaamde “hulpsinterklazen”, en deze lieden blijken daar niet altijd ten volle op berekend. Zowel in de Brief aan Sinterklaas van Godfried Bomans (een ervaringsdeskundige) als in de officiële Leidraad is veel ruimte voor het voorkomen van decorumverlies en ernstiger calamiteiten. Dat gaat onder meer in de vorm van adviezen als de volgende:
- De baard: “Sint-Nicolaas heeft een baard, wit of roomwit van kleur, die het aangezicht bedekt en een lengte heeft tussen 350 mm en 500 mm, te meten vanaf de bovenlip. Deze baard is voldoende permanent aan Sint-Nicolaas verbonden. Eventuele elastieken en andere hulpmiddelen om deze permanentie te garanderen moeten ruimschoots voor 5 december aan een breuk- en duurzaamheidsproef worden onderworpen. De baard moet vooraf netjes zijn gekamd en moet bij voorkeur van echt haar zijn vervaardigd. Een baard van ander materiaal is toegelaten mits Sint-Nicolaas hiermee een waardig uiterlijk behoudt. Te allen tijde moet worden vermeden dat Sint-Nicolaas eruitziet of hij zojuist uit diepe slaap is gewekt dan wel recent met zijn vingers in een wandcontactdoos heeft gezeten.” (Leidraad)
- Geen drankgebruik voor huisbezoek: “Een waarachtig Sinterklaas bezit van nature, ofschoon slechts bisschop zijnde, de kardinale deugd der sterkte en strompelt onvervaard naar binnen, onverschillig welk perceel aan de orde is. Hij is, krachtens inborst en waardigheid, vol van een zalving, dewelke geen sterke drank hem vermag te geven.” (Bomans: Brief).
Als de adviezen niet naar behoren worden gevolgd, dan liggen rampen en geloofsafval op de loer. Toen Paulus de Boskabouter geroepen werd tot het ambt van hulpsinterklaas, bestond de Leidraad nog niet. Onvoldoende voorbereid stort hij zich op zijn taak, de gevolgen zijn dramatisch. Bij de pakjesavond voor de dieren van het bos werkt hij zich zo in de nesten dat een catastrofe onafwendbaar lijkt. Zelfs de wijze uil Oehoeboeroe kan niet voorkomen dat de goedwillende kabouter zijn mijter en zijn aanplakbaard verliest en aldus ontmaskerd wordt. De dieren dreigen massaal van hun geloof te vallen. Maar gelukkig komt Sint Nicolaas net op de plaats des onheils om binnen de kortste keren vakkundig de orde te herstellen: ‘Stil maar, Paulus, ik begrijp het allemaal wel. Het is blijkbaar nog veel moeilijker dan ik dacht om voor Sinterklaas te spelen.’ Andermaal toont de Goedheiligman aldus zijn deskundigheid, zijn betrouwbaarheid en zijn betrokkenheid.
Met dank aan Leonie Cornips, Siebren Dyk, Jaap de Jong, Olga van Marion en Adriaan Rademaker
Literatuur
Eugenie Boer en John Helsloot: Het sinterklaas boek. WBooks 2009.
Godfried Bomans: Bijzonderheden over Sinterklaas die een ieder moet weten. Elseviers Weekblad, 8 december 1945, geciteerd uit “De catechismus van Sint-Nicolaas” in Mainzer Beobachter 22 november 2012.
Godfried Bomans: Brief aan Sinterklaas. Elseviers weekblad, 4 december 1954, geciteerd uit Godfried Bomans: Thomas Robert Spoon. Verhalen en schetsen. Elsevier, Amsterdam/Brussel 1973, 107-109.
Jean Dulieu: Paulus de hulpsinterklaas. Eerste druk 1952, geciteerd naar de elfde druk, uitgeverij Leopold, via de Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren.
Jaap de Jong: Spreken als Sinterklaas. Onze Taal 2018, 12, 11.
Jaap de Jong, Olga van Marion en Adriaan Rademaker (red.): Vertrouw mij! Manipulaties van imago. Amsterdam University Press 2018.
Leidraad voor de viering van het Sint-Nicolaasfeest.Nederlandse norm. NEN 0512. ICS 01.120. December 2013.
Jaap van Marle: De achilleshiel van Sint-Nicolaas. Volkskundig Bulletin 22.3, 1996, 231-238.
Tim Sijbers: Hoe is Sinterklaas naar Limburg gekomen? Onderzoeksverslag naar de ontwikkeling van het Sinterklaasfeest in Limburg. Radboud Universiteit Nijmegen 2016.
Lotte Thissen: Talking in and out of Place. Proefschrift Universiteit Maastricht 2018.
Rob Alberts zegt
Een uitsteken betoog waar alle hulpsinten zich het komende jaar op kunnen stukbijten.
Vredelievende groet,