Door Marc van Oostendorp
Vanmiddag promoveert Nina Ouddeken in Nijmegen, hoera! Nina is de eerste student die ik naar drie titels heb mogen begeleiden – eerst de bachelor, dan de master en nu dan het doctoraat. Het proefschrift dat ze vanmiddag verdedigt is daar dus de kroon op, en het is een fonkelende kroon.
Het gaat onder andere over een probleem dat mij al heel lang interesseert. Dat probleem heeft ermee te maken dat je Nederlandse p’s en b’s anders maakt dan Duitse of Engelse.
Wat is het verschil tussen pa en ba? In beide gevallen sluit je eerst je lippen, laat de lucht in je mond stromen, en laat dan plotseling los zodat de lucht met een kleine explosie naar buiten komt. Die kleine explosie is één component van het geluid. Een andere component is dat je op zeker moment je stembanden laat trillen. Het verschil tussen pa en ba is een verschil in timing.
Explosie
Als er in het leven twee dingen gebeuren (eten en drinken, lachen en huilen, een explosie maken en je stembanden aanzetten), kun je die twee dingen op drie manieren timen: je doet het ene voor het andere, je doet het andere voor het ene, of je doet beide tegelijk.
Het verschil tussen pa en ba is nu in alle talen: bij de eerste zet je de stembandtrilling later in dan bij de tweede.
Alleen kun je dat met de drie mogelijkheden nog steeds op verschillende manieren doen. Het Nederlands kiest voor:
- p = stembandtrilling en explosie gebeuren tegelijkertijd
- b = stembandtrilling begint en daarna komt de explosie
Het Nederlands lijkt daarin meer op het Frans en de andere Romaanse talen dan op het Engels en het Duits, want die doen het zo:
- p = eerst komt de explosie en daarna de stembandtrilling
- b =stembandtrilling en explosie gebeuren tegelijkertijd
Vreselijk raar
Een Nederlandse p lijkt dus veel meer op een Duitse of Engelse b dan op een p in die andere Germaanse talen.
Nu is er normaliter helemaal niet zo’n scherpe grens tussen het Nederlands en Duits, zeker niet in de dialecten. Wie te voet van Den Haag naar Berlijn reist, en in ieder dorp dat hij aandoet flink uitrust, merkt niet dat er ergens een harde grens is.
De onbeantwoorde vraag was: hoe zit het dan met de p’s en de b’s? Slaan die ergens in dit gebied plotseling om, zodat de p’s van het dorp in het westen in het volgende dorp in het oosten ineens b’s worden? En is dat dan niet vreselijk raar.
Geleidelijk
Dat is Nina uit gaan zoeken. Ze onderzocht twee stroken dorpen die van Friesland en van Drente tot vrij ver in Duitsland liepen – ze staan op het plaatje hierboven – om te zien hoe het nu precies toeging. Je kunt aan geluidsopnamen vrij nauwkeurig meten hoe mensen hun spraak timen en dat heeft ze gedaan.
De overgang bleek heel geleidelijk. Als je van west naar oost reist, komt de explosie steeds een kleine fractie van een seconde later, zowel voor de p als voor de b.
Dat betekent ook dat er ergens een gebied is – dat in Duitsland blijkt te liggen – waar de verhouding zo is:
- p = stembandtrilling komt vlak na de explosie
- b = stembandtrilling komt vlak voor de explosie
Ingesleten
Dat blijkt voor het menselijk oor heel lastig op te vangen, en in dit gebied lijken mensen dan ook in hun dialect nauwelijks of geen verschil te maken tussen baard en paard. Er zijn gelukkig ook niet veel contexten (behalve ‘Sinterklaas en zijn witte …’) te bedenken waarin zoiets tot verwarring kan leiden.
Uit Nina’s proefschrift blijkt verder dat dit soort geografische patronen niet per se altijd geleidelijk zijn. Behalve in het noorden van Nederland en Duitsland deed ze ook onderzoek in Italië. Daar zegt men in het noorden ca[z]a tegen ‘huis’ en in Toscane (en zuidelijker) casa. Ook dat is een verschil in stemhebbendheid: tijdens een [z] laat je je stembanden trillen, maar tijdens een [s] niet.
Maar in Italië blijkt die grens wel keihard, en komt zelfs vrij precies overeen met de noordgrens van de regio Toscane. In het dorp aan de ene kant zegt men [s] en in het volgende dorp zegt men [z], van tussenvormen is geen sprake. In dat geval is de politieke grens tussen dialecten (die nog vele eeuwen ouder is dan die tussen Nederland en Duitsland, die bovendien alleen een grens is in standaardtalen) kennelijk veel beter ingesleten.
Nina is altijd geïnteresseerd geweest in geografische patronen en hoe die klinken in de monden van dialectsprekers. Daarom is ze vermoedelijk ook een student van mij geworden en gebleven. Ik ben trots op haar; vanmiddag mag ik haar een diploma uitreiken.
Hans Beukers zegt
Vroeger kreeg ik een in het Latijn gestelde bul als je voor een universitair examen slaagde. Is die mooie traditie afgeschaft? Krijg je tegenwoordig na je veterstrik- en je zwem-, vwo- een promotiediploma, waarschijnlijk in het Mid-Atlantisch? Nina gefeliciteerd, het is een geweldige prestatie. Jammer dat ze de glans van jouw promotie hebben verwijderd.
Peter-Arno Coppen zegt
In Nijmegen is de promotiebul in elk geval in het Latijn. Niet de masterbul en de bachelorbul. Die zijn in het Nederlands en Engels.
Marcel Plaatsman zegt
Interessant, foneemgrenzen die zo subtiel zijn dat de fonemen uitwisselbaar worden (merger) – maar worden ze dat dan helemaal? In het Tessels is er zo’n probleem met de korte a, die vóór tandmedeklinkers o-achtig klinkt (iets dat ook in het Fries speelt). Het is dus mogelijk dat de klinkers van “gat” en “God” dezelfden zijn. In een oud volksliedje (ongedateerd, maar van vóór 1835) komt het ook in rijm voor:
“Maar an De Koog, maar an De Koog,
“deer lègge alle fate dróóg
“Behalleve dan dat iene fot,
“dat is de Kóóger piespot
Toch is de samenval niet compleet, want als het nodig maken de Texelaars wel verschil. In de gezongen versie van dit versje hoor je dat het rijm niet precies klopt, juist bij gearticuleerde zang is er verschil tussen de geronde a en de korte o. De uitspraak van die geronde a kán met die van o samenvallen, maar doet dat niet altijd. Er is dus toch een grens, maar een heel vage. Het kan natuurlijk wel dat die onder invloed van de schrijftaal ook weer sterker wordt.
Henry Coyette zegt
Dat die overgang voor dialectsprekers heel geleidelijk is, dat wist is wel. Vroeger kon je met het Groningse dialect je tot aan Bremen toe je verstaanbaar maken, zonder een woord Duits te hoeven spreken.
Chantal Mülders zegt
Interessant onderzoek, maar ik vraag me wel nog iets af. Aspiration valt in het Engels weg als er een s voor staat, dus bij pin is er aspiratie, maar bij spin niet. In het Duits gaat het volgens mij eender: pur heeft wel aspiratie, maar spur niet. Zijn deze ongeaspireerde p’s nu gelijk aan de Nederlandse of is er toch nog een lichte vertraging in de trilling die ik als niet-moedertaalspreker niet hoor of opmerk?