Door Frank Willaert
De poëtische vrijheden die Gezelle zich in zijn tweede bundel Gedichten, gezangen en gebeden (1862) veroorloofde, waren ongekend in de Nederlandse poëzie van zijn tijd en botsten dan ook op het onbegrip van de weinige literaire critici die op zijn bundel reageerden. Een treffend voorbeeld van Gezelles vormexperimenten biedt het gedicht Een bonke keerzen kind!, dat al uit zijn Roeselaarse periode (1858 of 1860) dateerde en dat hij opdroeg aan zijn lievelingsleerling Eugene van Oye.
Laat een reactie achter