De Multatulileescursus (12)
Door Marc van Oostendorp
– Ik heb het idee dat Multatuli in zijn Minnebrieven overtuigend antwoord geeft op het feministische geraaskal dat sommige van jullie vorige week lieten horen.
– Geraaskal?
– Je bedoelt, dat hij zich schandalig tegen die vrouwen gedroeg door er altijd meer dan één aan het lijntje te houden en ze dan de hele tijd tegen elkaar afstreepte? Dat hij aan Everdine schreef dat zij de relatie met Sietske nooit zou begrijpen omdat ze nu eenmaal niet ‘wellustig’ genoeg was?
– Ja, dat bedoel ik. Geraaskal. Je kunt Minnebrieven, dat zijn relatie met Siets en met Everdine op een literaire manier behandelt, toch niet anders lezen dan als een feministisch traktaat.
– Huh?
– Het lijkt me niet voor niets dat hij in die tijd zo populair was bij de toenmalige feministische vrouwen. Hij spoorde hen aan om zelfstandig te zijn en hij zei ook expliciet regelmatig dat ze evenwaardig waren aan de man:
’t Is maar een man, hy die altyd roept: ze is maar een meisje.
– Ondertussen gebruikte hij ze dus wel als gebruiksartikelen.
– Maar wat als dat nu niet waar was? Als hij oprecht meende dat je ook meer dan één persoon tegelijk kon beminnen? Je moet toegeven: hij vertelde het allemaal wel keurig aan die vrouwen, hoe pijnlijk het ook was. Dat getuigt op zijn minst van een zeker respect.
– Nou ja, waar je in het werkelijke leven meer medelijden krijgt met Everdine, die in de Minnebrieven (net als in de echte brieven inmiddels) Tine wordt genoemd, zie je verder vooral ‘Fancy’, voor wie Sietske onder andere model stond, een beetje weggezet worden, als een fantasiefiguur, als iemand wiens belangrijkste functie vooral is om het vuur aan te krijgen zodat ‘Max’ kan schrijven.
– Oké, kan dat gezever over of Multatuli wel langs de feministische meetlat paste, nu afgelopen zijn? Even aandacht misschien voor het feit dat Minnebrieven een lievelingsboek was van uiteenlopende schrijvers als Hugo Brandt Corstius en Arnon Grunberg?
– Niet meteen de meest vrouwvriendelijke aller schrijvers.
– Het ís ook een prachtig boek.
– Wel een beetje overdreven om het beter dan de Max Havelaar te noemen, misschien, zoals Brandt Corstius deed?
– Het is in ieder geval een nog unieker boek dan zijn eersteling, bijvoorbeeld omdat het gaat over een schrijver die zijn haat-liefdeverhouding met zijn ‘Publiek’ (‘Ik veracht u met grote innigheid’) aan het uitvechten is. Hij vindt het vreselijk dat mensen hem zo mooi vinden schrijven, hij geeft een aantal parabels om te laten zien hoe hij daaronder lijdt:
Een netgekleed heer, goudgekettingd en tevreden, wandelde langs een der grachten van Amsterdam. Hy was in de stad voor ‘zaken’. Straks zult gy zien, wélke zaken. Daar wandelde voor hem uit, een dame met haar kind. Door ik weet niet welk toeval, viel het kind in ’t water. De moeder gaf een gil… en sprong het kind na, dat zy redde.
– En dan blijkt die ‘heer’ de dame een contract bij het toneel aan te bieden omdat ze zo mooi kan gillen.
– Hij weet dat hij een briljant schrijver is, maar hij wil niet briljant gevonden worden, hij wil dat mensen doen wat hij zegt.
– Dat beweert hij in ieder geval. Geloof jij het? Mij lijkt het een pose.
– In zijn liefdesbrieven lukte hem dat natuurlijk ook, mensen laten doen wat hij wilde. Die vrouwen slikten alles.
– Maar Everdine werd in het dagelijks leven natuurlijk wel jaloers. Daarom herschrijft Multatuli alles, zodat hij in ieder geval één lezer heeft die hem begrijpt.
– Dat was zijn psychologische probleem. Dat hij zichzelf zo vreselijk serieus nam.
– Tegelijkertijd heeft hij natuurlijk alleen kunnen doen wat hij deed, doordat hij zichzelf inderdaad serieus nam.
– Hij heeft het hier ook af en toe over zichzelf als genie. Hoe serieus was dat eigenlijk, denk je?
– Je kunt dat toch alleen maar ironisch lezen?
t Is eigenlyk verdrietig, dat een genie als ik zo afhangt van allerlei kleinigheden. Ja, dat is heel verdrietig! ’t Is een raar idee, maar ik vraag altyd hoe Christus zich zou gedragen hebben by zinkings of kramp? Hoe, als hy wissels te betalen had gehad, zonder ’t nodige daartoe? En, als hy gelukkig getrouwd was? – een doodsteek voor ’t genie…
– Mij lijkt het ’t geroep van iemand die in wezen heel onzeker is.
– Ja, het is ironisch, maar het is ook onderdeel van zijn levensproject. Zichzelf zo hoog mogelijke eisen stellen en die hoge eisen dan alvast aan iedereen vertellen alsof ze al werkelijkheid waren, zodat hij niet meer terug kon. Hier:
Ook ontbreekt hem de verwaandheid, want verwaand is hy niet. Dáártoe is hy te bang, dat men hem aan ’t woord houden zou, als hy voorgaf wat te kunnen, te kennen, te weten, of te willen. Orgueil oblige. Hy tekent nooit zo’n obligatie, uit vrees voor den vervaldag.
– Ja, ik vind dat toch wel bewonderenswaardig. Wég met al die belachelijke bescheidenheid, die er ook alleen maar toe dient dat je nooit echt je best hoeft te doen, want je bent immers toch maar een kleine sukkelaar!
– Iedereen moet het beste halen uit zichzelf. Ook de vrouwen. Dat zij niet precies bij zijn droombeeld pasten, was natuurlijk net zo min zijn schuld als de hunne.
– Is jullie opgevallen dat de allereerste brief van het boek, die aan Fancy, in verzen is? En dat het daarna meteen proza wordt? Omdat de worsteling tussen de poëzie en de werkelijkheid, zoals in Multatuli’s hele werk, ook in dit boek een belangrijk thema is?
Myn lief kind, wie zyt gy eigenlyk? Hoe heet gy? Waar woont ge?
Moet ik u noemen met namen uit het Hooglied, u, de donkerkleurige Sulamite? Zyt gy de lelie van Saron, of de narcis in het dal?
Moet ik uw hals omvatten met den linkerarm, om u te strelen met myn rechterhand?
Moet ik poëzie scheppen uit uw blik; moet ik rymen op de kleur uwer haren?
Zal ik u heden zien, of morgen… of wanneer? Zal ik u zien na myn dood, voor het eerst?
– Dat is zoals je het nu voordraagt bijna jambisch!
– Wat ik toch ook wel een fascinerend thema vindt: de manier waarop hij met godsdienst omgaat. Hoe hij het inktzwarte christendom wil vervangen door iets levendigers:
Als ik God was, zou ik een profeet zenden met de boodschap dat ik veel hield van lucht, licht, leven, kleuren… en dat ik vermaak schiep in vrolykheid. ’t Denkbeeld is my niet vreemd, dat de joden uitverkoren zyn, omdat zy hielden van wat opschik.
– Jongens, kunnen we hier niet volgende week op verder gaan? Dan gaan we toch over de Ideeën praten?
– Ik wilde eigenlijk voorstellen om volgende week even iets anders te doen. Er is een populaire biografie van Nietzsche verschenen: I am Dynamite! Mij vielen de vele overeenkomsten op tussen Nietzsche en Multatuli.
– Terwijl Nietzsche veel jonger was, en eigenlijk pas bekend werd toen Multatuli al dood was.
– Ja, maar daarom.
– En dan wil je het nu over dat boek hebben? Is dat niet wat vergezocht?
– We kunnen er dan misschien het boekje Douwes Dekker en Multatuli bijnemen van Menno ter Braak. Die ging ook uitgebreid in op die gelijkenissen.
– Oké, goed idee, dat doen we!
Laat een reactie achter