De Multatulileesclub (13)
Door Marc van Oostendorp
– Ik heb die nieuwe biografie, I Am Dynamite!, nog niet helemaal uit, moet ik bekennen.
– Dan moet het mooiste voor jou nog komen: de jaren dat Nietzsches zuster haar broer, met wie ze altijd een heel competitieve relatie heeft gehad, hem onder haar hoede neemt en probeert hem de huisfilosoof van A. Hitler te maken.
– Noem dat maar het mooiste!
– Wat ik interessant vind aan dit boek is dat het voornaamste gevoel dat je voor Nietzsche krijgt, er een is van medelijden. Die arme man, altijd maar worstelen en zwoegen, zonder veel succes. En als dat succes dan uiteindelijk komt, wordt hij gek.
– Noem dat maar succes!
– Voordat Hitler zijn onfrisse en ook heel duidelijk zeer oppervlakkige belangstelling voor de denker liet blijken, waren alle grote kunstenaars aan het begin van de eeuw onder de indruk van Nietzsche. Dat is succes, inderdaad.
– Vooral voor de vrouwen in zijn leven is Sue Prudeaux, de biografe, wel onbarmhartig. Niet alleen voor die zus en zijn moeder, maar ook voor zijn minnares, Lou Salomé, en de door hem een tijdje aanbeden vrouw van Wagner, Cosima. Je krijgt niet de indruk dat er ooit een vrouw erg aardig voor hem was.
– Wat wil je ook, met zo’n snor.
– Doe niet zo flauw.
– In ieder geval is dit een duidelijk verschil met Multatuli. Hij domineerde de vrouwen in zijn leven; maar de vrouwen domineerden Nietzsche duidelijk.
– Ja, Prudeaux legt er erg de nadruk op dat veel mensen die Nietzsche ontmoetten hem zo zachtmoedig en keurig vonden. En eigenlijk weinig sprankelend.
– Anders dan onze held. Toch snap ik wel waarom jij over Nietzsche wilde praten in onze Multatuli-leescursus.
– Ja, en het was een goed idee om dat boekje van Menno ter Braak er ook bij te nemen, Douwes Dekker en Multatuli. Dat komt uit 1937 en gaat voor een groot deel over de overeenkomsten tussen Nietzsche en Multatuli.
Men heeft Douwes Dekker al te vaak vergeleken met zijn tijdgenooten Potgieter en Busken Huet. Met alle respect voor Huet (over Potgieter zwijg ik liever, omdat ik zijn stijl tot op den dag van heden niet kan verteren): deze figuren zijn geen portuur voor een drama als het leven van Multatuli. Men zou hem moeten vergelijken met andere Europeanen, die een dergelijk drama van de paradox, van een christelijke cultuur zonder de onwrikbare zekerheid van het christelijk geloof, hebben geleefd: Kierkegaard, Unamuno, Nietzsche… maar vooral met Nietzsche.
– Die vergelijking met Potgieter wordt nu toch niet meer gemaakt, dacht ik.
– Als iemand het überhaupt nog over Potgieter heeft.
– Ik denk dat Ter Braak in die passage de vinger legt op de centrale overeenkomst tussen Multatuli en Nietzsche. Ze waren allebei duidelijk van hun geloof gevallen, en behoorden tot de allereerste openlijke atheïsten, maar ze waren ook allebei duidelijk moralisten en hadden als zodanig te maken met de christelijke traditie. Ze wilden weten hoe je dan precies moest leven, zonder de steun van het christendom.
– Alleen nam Multatuli dan aan dat de mens eigenlijk zelf de rol van Jezus op zich moest nemen: het leed van zijn medemensen dragen.
– De naam zegt het al.
– Wat heb jij vandaag? Met je flauwe grapjes?
– Nou ja, hij noemde zich toch niet voor niks Multatuli? Dat hele idee van ‘veel dragen’ vond Nietzsche juist verwerpelijk, een voorbeeld van slavenmoraal. Je moest juist sterk zijn, krachtig, onafhankelijk. Niet zomaar allerlei leed van anderen op je nemen.
– Maar mij is niet duidelijk dat je daarom ook niet voor andere mensen zou mogen zorgen.
– Ik denk ook niet dat hij daar tegen was, maar toch wilde hij eerder Dionysos zijn, en extatisch dansen, dan dat hij nu heel veel wilde dragen.
– Ze schreven over hetzelfde probleem: wat te doen nu je niet meer gelooft? Maar Nietzsche durfde wel veel verder en dieper te gaan. Douwes Dekker leek te denken dat je ook zonder God wel min of meer op dezelfde manier kon voortleven. Dat dezelfde spelregels van rechtvaardigheid en medemenselijkheid nog steeds golden, ook al was de Grote Spelregelgever er niet meer. Nietzsche zag veel duidelijker dat de dood van God alles anders maakte, en dat we daar ook honderdvijftig jaar later nog steeds niet uit zouden zijn.
– Wat dat betreft leek Douwes Dekker uiteindelijk misschien toch wel meer op Huet en Potgieter dan op Nietzsche. Hij was wel arm en zo, maar hij hield het op een bepaalde manier toch ook knus.
– Ter Braak wijst erop dat Douwes Dekker een voormalig ambtenaar was en Nietzsche een voormalig hoogleraar filologie.
– Ja, maar Nietzsche was toch wel wat radicaler in zijn keuzes. Hij gaf zijn baan op omdat hij die filologie maar gepruts vond, en is daar ook niet op teruggekomen.
– Nou, hij kreeg wel lange tijd een heel behoorlijk pensioen, ook al had hij pas na een paar jaar en op heel jonge leeftijd zelf ontslag genomen.
– Ja, dat is ook wel een verschil, natuurlijk: Nietzsche had zijn belangrijkste werk zo’n beetje al geschreven op een leeftijd dat Multatuli nog moest debuteren. We zetten het werk van een jonge man tegenover dat van een man van middelbare leeftijd.
– Over Huet en Potgieter zegt Ter Braak nog:
Zij waren stellig veel minder onmogelijke menschen dan Douwes Dekker, maar zij konden dat ook betrekkelijk gemakkelijk zijn, omdat zij, sceptisch of traditionalistisch, ontsnapten aan het probleem, waarmee de larmoyante ‘lijder’ het te stellen had.
– Ook daar heeft Ter Braak wel gelijk. Maar tegelijkertijd ontsnapte Multatuli op zijn beurt dan toch ook wel weer de problemen waar Nietzsche echt mee worstelde. Hij zegt wel dingen als ‘misschien is niets geheel waar, en zelfs dat niet’, maar dat lijkt toch vooral een literair spel. De verschrikkingen van die zin – de afgrond die terugstaart als je lang genoeg over zoiets nadenkt – vind je bij hem toch niet echt terug. Zijn problemen zijn vooral praktische problemen, zoals hoe geef ik mijn vrouw en kinderen te eten.
– Multatuli:Huet = Nietzsche:Multatuli
– Ja, zoiets.
[A]lleen door de verschijning van Multatuli zijn wij in staat dat gansche milieu der Huets en Potgieters te relativeeren tot een liberaal spel, waaraan misschien soms het talent niet ontbrak, maar wel de stoutmoedigheid van den inzet.
– Ik vind Multatuli wel beter te lezen dan Nietzsche. Die laatste is vaak wel erg geëxalteerd. Zoiets vreselijk grappigs als Woutertje Pieterse, dat zou die snorremans toch echt nooit schrijven.
– Ja, ik heb nu toch wel zin, inderdaad, om het eerste deel van de Ideën te gaan lezen!
– Ja, Multatuli lezen! Volgende week!
Joke van Overbruggen zegt
Ik heb eerlijk gezegd wel tabak
van de hoofden van Lebak
Multatuli was een “koffieknor”
Maar Nietzsche had een opvallende snor
Marc van Oostendorp zegt
Prudeaux vertelt dat Nietzsche het wel een voordeel vond dat mensen hem door die snor voor een militair aanzagen, want dan lieten ze hem met rust.
Anton zegt
Pruik hoog.
Pruik midden.