De Multatulileescursus (16)
Door Marc van Oostendorp
– Man, ik zou je wel kunnen zoenen!
– Dankjewel.
– En mogen we ook weten waar deze spontane uiting van genegenheid vandaan komt?
– Nou, ik had dit boek van Saskia Pieterse nog nooit gelezen. Het heeft helaas ook niet in grote stapels in de winkel gelegen, toen het tien jaar geleden verscheen. Terwijl het voor mij nu al één van de boeken van 2019 is.
– Vond je? Ik vond het een beetje chaotisch.
– Welnee! Ik heb uit dit boek echt honderd keer meer geleerd dan uit dat vervelende boek van Sötemann dat we onlangs moesten lezen.
– Die man was tenminste methodisch. Hij liet heel precies zien wat hij wilde en hoe hij met strenge methoden kon vaststellen hoe knap Max Havelaar in elkaar zat.
– Tja, maar Pieterse heeft juist veel meer oog voor de open eindjes in het werk van Multatuli. Ze laat juist overtuigend zien dat het niet alleen weinig zin heeft om een springerig, open werk als de Ideën te proberen in een streng kader te vangen, maar dat dit werk zich juist expliciet verzet tegen strenge kaders.
– Ik moet bekennen dat ik het deze week heel ‘drok’ had, zoals Multatuli zou zeggen, en dat ik daardoor niet echt aan lezen toegekomen ben. Wat is dit dan voor boek?
– Pieterse zegt dat ze de eerste is die een boek over de Ideën schrijft, maar tegelijkertijd bespreekt ze allerlei andere werken van Multatuli en ze geeft zelfs een volkomen originele nieuwe interpretatie van Max Havelaar.
– Zo.
– Ze bespreekt in vier hoofdstukken vier belangrijke thema’s in het werk: het ik, de natuur, de geschiedenis en de literatuur. Ze laat zien wat een ingewikkelde gedachten Multatuli juist door zijn brokkelige vorm weet te geven aan ieder van die onderwerpen…
-…Nou, over zijn ik had Douwes Dekker natuurlijk wel het een en ander te zeggen….
– …van die onderwerpen. Pieterses proefschrift bestaat, zou je kunnen zeggen, uit gemengde technieken. Ze gebruikt heel verschillende denkers als Rousseau en Derrida om dingen duidelijk te maken over Multatuli’s werk….
– Derrida! Geef mijn portie maar aan fikkie!
– Doe niet zo onnozel. Er zijn een paar concepten van Derrida die Multatuli precies lijken te passen. Derrida heeft bijvoorbeeld nogal veel werk gemaakt van de verschillen tussen schrijven en spreken. Hij wijst erop dat er in de westerse traditie een lange lijn is van mensen die deze twee tegenover elkaar plaatsen en daarbij het schrijven zien als dood tegenover het levendige spreken, als een verstenende vorm waarin alles verstart,
– En inderdaad zet Multatuli zich in tegen allerlei vormen van verstarring, zoals bijvoorbeeld in de georganiseerde godsdienst, die zich baseert op een heilig boek dat hij juist met liefde herschrijft.
– Het was mij ook al opgevallen, die enorme liefde die Multatuli heeft voor beweging.
– Ja, Pieterse noemt niet eens die tirade in Max Havelaar tegen de stilstand en daarom tegen de schilderkunst, waarin immers alles stilstaat. Terwijl dat haar punt uitstekend illustreert.
– Maar wat heeft ze nu over dat ik te melden?
– Ze wijst er een aantal keer op dat de vraag hoe authentiek je als schrijver kunt zijn, voortdurend onderhuids terugkeert in zijn werk.
– Ja, waar hij zich Multatuli noemt, terwijl iedereen mag weten dat hij natuurlijk eigenlijk Douwes Dekker heet. Hij laat meteen een portret van zichzelf verspreiden.
– En dan een boek schrijft waarin Max Havelaar duidelijk een andere afsplitsing van hem is.
– En vervolgens die Max brieven laat schrijven in Minnebrieven en uiteindelijk zelfs tot tweemaal toe een Brief van Max Havelaar aan Multatuli,
– Ik heb dat altijd een beetje als het uitmelken van eerdere successen gezien.
– Pieterse laat zien hoe hij met die verschillende namen en afsplitsingen speelt om te komen tot een oplossing voor de vraag: hoe eerlijk kun je eigenlijk zijn over jezelf?
– Vandaar die Rousseau die je eerder noemde.
– Precies. Rousseau speelt sowieso een belangrijke rol in deze studie.
– Sorry, maar op zich vind ik dit allemaal niet het interessantst aan dit boek. Ja, Multatuli werkte met allerlei ideeën die eerdere schrijvers ook al hadden aangeraakt.
– En latere!
– En latere. Maar dat kun je natuurlijk van iedere willekeurige schrijver vaststellen. Zo verschrikkelijk oorspronkelijk als denker was Multatuli nu ook weer niet. Hij was eerder een popularistor van ideeën als het atheïsme en het feminisme dan dat je kunt zeggen dat hij zulke dingen nu zelf had bedacht.
– Dat hoeft toch ook niet?
– Nee, maar dat betekent dus ook dat je zijn werk niet per se leest voor de ideeën. Ondanks de titel van een groot deel van dat werk.
– Ik ben het daar niet mee eens. Zoals Pieterse laat zien, wist hij een en ander wel degelijk in een oorspronkelijk verband te brengen.
– Of juist een gebrek aan verband.
– Goed, hoe dat ook zij, toch zou zelfs Saskia Pieterse volgens mij niet zo’n boek over Multatuli hebben geschreven als hij net zo belabberd had geschreven als ik me nu aan het uitdrukken ben.
– Nee, hij is vooral interessant als schrijver. Maar ook wat betreft kom je in dit boek aan je trekken, want die Pieterse is een geweldig lezer, die je voortdurend confronteert met allerlei dingen die je nog niet had gezien. Of in ieder geval ik niet.
– Nou, dat zal mij benieuwen.
– Je herinnert je die scene uit Wouter Pieterse in het eerste deel van de Ideën, waarin hij een rooverslied heeft geschreven bij de poëzie-opdracht op school en dan droomt dat hij daarvoor rijkelijk beloond zal worden, terwijl hij op zijn kop krijgt.
– Nou, en of!
– Pieterse – Saskia, meen ik – wijst er in haar boek op dat dit vrijwel precies het verhaal is van Multatuli en zijn Max Havelaar. Hij schreef een boek en dacht dat hij daardoor op zijn minst Gouverneur-Generaal zou worden, én Tweede Kamerlid:
Multatuli reageerde daarmee niet anders dan Wouter Pieterse, die op basis van enkel zijn ‘rooverslied’ verwacht door de paus te worden aangesteld als hoofdrover.
– Verrek, dat is inderdaad briljant gevonden.
– Nog een voorbeeld. Pieterse wijst erop dat Multatuli in zijn Ideën – dit gaat over latere bundels die we nog niet gelezen hebben – zowel de conservatief Bilderdijk als de liberaal Thorbecke uitgebreid aanvalt, en dat die aanvallen sterk op elkaar lijken. Hij maakt in beider gevallen bijvoorbeeld de stijl uitgebreid belachelijk. Maar vooral verwijt hij hen dat ze te gemakzuchtig met de geschiedenis omgaan. Ze nemen wat er is overgeleverd te veel voor lief en daardoor nemen ze die geschiedenis te weinig serieus:
Rode draad in al die kritieken is de noodzaak van arbeid. De historicus moet veel werk verzetten, zeer intensief en kritisch alle bronnen lezen. Multatuli verwijt Thorbecke en Bilderdijk vooral hun traagheid: ze doorboren hun materiaal niet, ze analyseren niet, maar nemen genoegen met het beschikbare.
– Wat dat betreft betoont Pieterse zich hier dus een ware Multatuliaan, want precies door dit soort vergelijkingen te trekken laat ze zien dat ze dit werk wel degelijk ‘doorboord’ heeft.
– Toch heeft ze allerlei dingen niet gezien…
– Nee, ze heeft ze niet opgeschreven, want dan had ze een boek moeten schrijven dat even dik was als de Ideën. Voor mij is dit boek echt wat een proefschrift hoort te zijn: een meesterstuk. Ik heb het idee dat ik Multatuli daardoor beter heb leren begrijpen.
– En ik ben blij dat me dat een zoen heeft opgeleverd.
– Maar kunnen we nu dan eindelijk aan de brieven in deel 11 van het Volledig Werk beginnen?
Jona Lendering zegt
Dank je wel weer!