De boezemweelde en ontblote armen,
de opschik en het mateloos gebaar
van zelfvergoding en vervalst erbarmen
drukken de roos weg die zich in het zwaar
over de schouders heen willende haar
gedraagt als sneeuw. Niet om zich bij te warmen
dwaalt ook de blik, de ogen in het naar
gezicht doorlicht van kruisende alarmen.
Maar volg de lijn van de geheven keel,
bepaal u tot de ergerlijke mond,
de vleselijke en verveelde lippen.
En pas dan op dat gij niet voor úw deel
in dit door geen gevoel bezwaard verbond
de kus, die Selbstzweck is, u laat ontglippen.
Max de Jong (1917-1951)
———————————–
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter