Gedicht
De weg van de liefde weg naar de liefde.
En hardop. Zijn kardinale waanzin, het
Listig lichaam, de celebratie van zijn
Waarheid. Gaat hij in het verlaten licht.
Duurt de winter de uren van het leeggemaalde
Leven, in dit dal van dood. In dit dal.
Nabootsend de wellust, de korruptie van
Het bloed, aan de stenen van vernietiging.
En, in deze vijver van herkenning, in dit
Gat van het getij, zoekt de dichter naar de
Oude ziekten der seizoenen, de eeuwigheden,
De minachting van minnaars, het kamerbreed
Behang van belachelijke lijven in omarming.
Zodoende, de doodstille ratel ondenkbaar
In de hand, vlucht hij naar zijn naargeestig
Grijs verleden, de bedorven troost van het
Voedzaam verdriet, het heilig heimwee.
Het nachtelijke en nooitse niemandsland.
Zijn warmte is de woordeloze weelde van de
Luister in verdorring. Of, vergelijkenderwijs,
Negatie van begeerte, bloedstollend doodzijn.
Grassen groeien in hem, groen en groots als
Graan. Languit en stapvoets onder de lakens,
Paart hij haar oevers, de machteloze manen.
Haar tweestromenland waarin de adder broedt
Op het ei der eenzaamheid. Bijtend. Bijtend.
Nic van Bruggen (1938-1991)
———————————–
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter