De Multatulileescursus (18)
Door Marc van Oostendorp
– Het is toch interessant hoe belangrijk brieven voor Multatuli waren. Als hij een tijdje niet publiceerde, had hij kennelijk altijd wel een correspondentiepartner aan wie hij brieven schreef die zo gedrukt konden worden.
– En die dat natuurlijk ook uiteindelijk zijn. Bijvoorbeeld in dit deel van de Volledige Werken.
– Je vraagt je af wat dat voor de schone letteren in onze tijd betekent. Die manier om een motortje aan te laten slaan is voorgoed verdwenen.
– Je kunt natuurlijk altijd nog brieven schrijven.
– Of lange e-mails.
– Maar dat heeft toch iets onnatuurlijks. Twintig jaar geleden, ja, toen werden er nog lange mails geschreven, maar ik hoor daar nu nooit meer iemand over. Ik vraag me af of mensen nog zulke brieven schrijven zoals deze van Multatuli aan Hotz.
– Ja, daar staan treffende stukken in. Zoals waarin hij klaagt over het geringe niveau van het Nederlandse volk:
Het volk spreekt niet, het wawelt of twist. Het zingt niet, het lolt. (’t is me om ’t even of ik grof schyn in de keus myner woorden, myn hoofddoel is waar te zyn, onverschillig of die waarheid ruw klinkt of liefelyk.) De zaken die ik behandel zyn ook niet fyn.
Het volk wandelt niet, het slendert. Het volk vermaakt zich niet, het zoekt in luidruchtigheid – met of zonder opwinding door drank – een middel ter verdoving.
– Er is sinds 1864 de televisie bij gekomen, en Facebook, maar het patroon blijft wel hetzelfde.
– En dan verderop, waar hij schrijft over een bezoek aan de Amsterdamse kermis;
Men joelde, verdrong zich, en… maakte veel geluid. Dat geluidmaken bestond in ’t vry vervelend herhalen van twee of drie maten zang. Om exact te zyn mag ik niet zeggen dat men ‘liedjes’ zong. Het eentoonig geschreeuw bestond in ééne uitboezeming… de diepzinnige beschouwing der crinoline. Velen noemen het een ‘onzedelyk lied’. Dit is myns inziens onjuist gezegd, in dien zin namelyk, dat de onzedelykheid niet zoozeer is gelegen in de zeer laffe toespeling op geslachtsdeelen, als wel in de verwaarloozing van ’t schoonheidsgevoel. Niemand is slecht omdat hy blyk geeft te weten hoe de mensch gevormd is, vrouw of man om ’t even, maar wèl is ’t een bewys van zedelyke dégradatie, dat onophoudelyk uitschreeuwen van diezelfde waarheid (waarnaar niemand vraagde, en welker herhaling dus vry overbodig was) te maken tot een uitspanning.
– Ik wacht toch nog steeds met spanning op een studie naar de Multatuliaanse tussenzin. Ik begin toch echt steeds meer te geloven dat daar een belangrijk deel van zijn kracht zat. Zoals hier dat ‘waarnaar niemand vraagde, en welker herhaling dus vry overbodig was’, tussen haakjes.
– Ja, vaak vestigt hij de aandacht op iets volkomen onverwachts in zo’n tussenzin. Niemand vraagt zich af als hij een paar dronkenlui ziet schreeuwen wie er nu precies om de met dat schreeuwen geleverde informatie gevraagd heeft.
– Door dat te benadrukken, krijg je dan een absurd effect, inderdaad. Interessant!
– Het is hoe dan ook een scene die je nog steeds op de kermis kunt vinden, of rondom het voetbalveld. Zuipen en dan schunnige liedjes zingen. Er is weinig veranderd.
– Behalve dat nu niemand zich er meer zorgen om lijkt te maken dat het gebeurt Iedereen lijkt inmiddels te aanvaarden dat dit een deel van het leven is, niemand wil nog iets aan die liedjeszangers veranderen of verbeteren.
– Interessant aan die brief is ook de genadeloze analyse van het kapitalisme, en dan met name van het beurskapitalisme. In een paar zinnen laat Multatuli precies zien waar de angel zat, en waar hij nog steeds zit. De trots van de kapitalist op zijn enorme prestaties die meestal uit niet meer bestaan dan handig en onethisch gebruik van het werk van anderen, gemengd met wat gelukkig gokken.
– Hij was een ziener!
– Je kunt zoiets niet meer zonder ironie zeggen, maar hij zag eigenlijk toch wel veel maatschappelijke dingen goed. Juist door zijn geneigdheid steeds tegen de keer in te gaan.
– Opvallend in dat verband is, nog steeds in die brief aan Hotz, dan wel zijn enorme voorkeur voor vlees eten.
– Ja, dat viel mij ook op. Hij was een atheïst, een feminist, een antikapitalist, maar bepaald geen vegetariër.
– Zou dat in die tijd al hebben bestaan?
– Was Tolstoj geen vegetariër?
– Ja, maar dat was toch enkele decennia later? Multatuli keert zich ook niet speciaal tegen vegetariërs, die onttrekken zich aan zijn blikveld. Het gaat hem er vooral om dat Nederlandse boeren en arbeiders maar zo weinig vlees eten. Vlees, dat is voor hem echt het ultimum van voedzaam eten.
– Ja, dat leest echt heel vreemd. Wij zijn toch niet meer geneigd te denken dat een arm volk vooral veel vlees moet eten.
– Even wat anders. Wat ik heel interessant vindt aan dit deel is dat je nu ook regelmatig anderen over Multatuli te lezen krijgt. Hij is nu bekend genoeg dat mensen het de moeite waard vinden om iets over hem te schrijven. Zo houdt zijn uitgever kennelijk een tijdje een soort dagboekje bij waarin hij anekdotes over de schrijver opneemt. Die gaat een keer naar Frascati en komt dan aan een tafeltje te zitten met een man en twee jonge vrouwen:
Eensklaps vroeg hem de man ‘Ik moet u toch eens een vraag doen Mr, u schijnt nog al van veel dingen verstand te hebben, zou u mij ook kunnen zeggen wie toch die Mukkelitukkeli is, over wien ik tegenwoordig zoo dikwijls hoor spreken?’ ‘Ja, was het antwoord, wat zal ik u daarvan zeggen, die man schijnt al een zeer vreemdsoortig wezen te zijn; ook ik heb zeer veel over hem hooren spreken, gewoonlijk niet veel goeds. Ik weet niet wat ik van hem denken moet; ontmoet heb ik hem nooit, en wat men van hem vertelt is zoo vreemd en zoo tegenstrijdig dat men niet weet wat men te gelooven heeft. Er zal deze week een comediestuk gespeeld worden, dat hij gemaakt heeft, dat zult u stellig wel weten, welnu de menschen vertellen, dat het wel 50 of 60 jaar geleden is sedert hij dat ding schreef; men zou dus moeten veronderstellen dat hij op zijn minst een man is van 70 of 80 jaar, en toch heb ik van eene andere kant voor stellig hooren verzekeren dat hij voorleden week twee meisjes heeft geschaakt, met wie hij naar Engeland is gevlugt. Hoe is dat nu met elkaar te rijmen. Maar weet u wat men mij dan trouwens ook voor zuivere waarheid heeft verteld, dat hij zeer goed Hollands spreekt, maar dat hij eigenlijk een verkleedde Engelschman is.
– Ik vind dat nogal studentikoos gedrag. Multatuli was inmiddels al 45.
– Dat vind ik juist een van de charmes van Multatuli, dat hij zich door zijn toevallige leeftijd niet laat weerhouden van een studentikoze grap.
– Ook Everdine komt regelmatig aan het woord in dit deel, omdat ze brieven begon te schrijven aan haar vriendin Stéphanie.
– Die deze brieven, anders dan Multatuli, wél bewaarde.
– Maar die brieven zijn heel ontroerend. Hoeveel ze van haar man hield, hoe moeilijk ze het had, door al zijn strapatsen, en doordat hij niet in staat was haar een beetje te verzorgen in materiële zin.
– Ja, ze houdt zich groot, maar af en toe schrijft ze dan ineens iets hartverscheurends, bijvoorbeeld over haar zoontje:
Sais-tu, je suis très contente que mon Edouard ne sera jamais un génie.
– Ja, haar man was een ‘genie’, daarover waren veel mensen het zich eens. Maar het was ook verschrikkelijk om met een genie getrouwd te zijn.
– Hoe dan ook, voor we verder gaan met het lezen van de brieven uit 1866 in dit deel, stel ik voor dat we nu eerst voor volgende week de tweede bundel van de Ideën op het programma zetten.
Michel Gastkemper zegt
Bijzonder: Er is sinds 1864 de televisie bij gekomen, en Facebook!