Daniël Heinsius. Uit: Spiegel van de doorluchtige vrouwen.
De dochter die de moeder in de gevangenis met haar borsten onderhouden heeft.
In ijzer ende staal met voeten ende handen,
Ligt gij hier Moeder vast in zo veel zware banden,
Door honger ende dorst gebracht in grote nood,
En eindelijk daardoor gedwongen tot de dood.
Wat zal ik voor u doen? Gij hebt mij opgetogen,
Ik geef u dat weerom: ik heb u eens gezogen,
Kom zuig mij wederom, kom neem hier brood en wijn,
Wij zullen dochter beid’ en beide moeder zijn.
*
De huisvrouw des vissers die om een langdurig gebrek dat zij in haar man merkte, haar ende hem tesamen gebonden in zee heeft gesmeten.
Ik ben altijd bezwaard, bedroefd tot alle tijden,
Niet om mijn eigen pijn, maar om een anders lijden.
Zijn ziekte doet mij zeer, zijn droefheid is de mijn’,
Met hem ben ik in druk, met hem ben ik in pijn.
Om dat gij niet en kon, o lieve man, genezen,
Zo moet ik ook altijd in druk en pijne wezen.
Dus opdat ik mag zijn uit droefheid, gij uit wee,
Zo zullen wij te saam ons werpen in de zee.
Daniël Heinsius (1580-1655)
uit: Spiegel van de doorluchtige vrouwen (1606)
———————————–
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter