Want met een hand van vuur
want met een hoofd van ijs,
en met doorboorde trommelvliezen,
en met een keel van stro, en met een stenen hart,
en met verwarde longen zonder adem,
en dan – nu komt het –
met Boy, mijn hond die was als ik,
en met mijn vriend die is gestorven
en die geen bloemen wenste zonder graf,
en met mijn vrouw, en nog een vrouw, en andere vrouwen
die ik heb liefgehad zonder berouw,
en met een lot streng als een straf,
dus met mijzelf – geheel – één uitgevochten twist,
heb ik mijn toekomst overschreden
en mij – nu niet, maar in ’t verleden –
van graf vergist.
Gaston Burssens (1896-1965)
uit: Adieu (1958)
———————————–
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter