Toewijding
De dag was wit en ging gelijk voorbij;
Er zwierven in ons om veel vlakke stemmen,
Zoo in een vijver laag de visschen zwemmen,
Glad glippen met een tooverig geglij.
Verzonken lag de grond in nevelarij,
Er groeiden raadsels dicht als warre bremmen,
Wij zagen kiemen tot bezinksels stremmen….
De dag was wit en ging gelijk voorbij.
En nu er de avond is, haar gulden waan
Van lamplicht, nu het buitenlijke Niet
Zoo machtig ons met zijne rust begiet,
Zij boven komen met veel blijden ijver,
Zwemmen in kring en welbestuurde baan
Rond deze bloem op onzen diepen vijver.
Jac. van Looy (1855-1930)
uit: De wonderlijke avonturen van Zebedeus (1925)
———————————–
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter